De VVD was van de strenge begrotingen en tegen Brusselse staatsleningen. Nu verkondigt de VVD samen met premier Schoof het omgekeerde. Wat is daar toch gebeurd?

WW Spruyt 15 maart 2025
Premier Dick Schoof en VVD-fractievoorzitter Dilan Yeşilgöz in de Tweede Kamer. Foto: ANP/Hollandse Hoogte, Peter Hilz.

De volksvertegenwoordiging stuurt de minister-president met een mandaat naar een Europese Raad, maar die minister-president acht zichzelf als regeringsleider niet aan dat mandaat gehouden. Het conflict werd met een bezweringsformule beslecht. Met als opvallende bijzonderheid dat de VVD, die eerder bij uitstek tegen Brusselse staatsleningen en voor een strakke inperking van Brusselse begrotingsregels was, nu, net als de partijloze premier Dick Schoof, als enige coalitiepartij dat beide geen probleem meer vindt. Hoe is dat te verklaren?

Na afloop van zijn gesprek met Donald Trump, afgelopen donderdag in Washington, was NAVO-baas Mark Rutte één en al begrip voor de Amerikaanse positie. Ja, het is fair dat de Verenigde Staten de Europese landen tot verhoging van hun defensie-uitgaven dwingen, want Europa heeft zich wat dat betreft gewoon niet aan de afspraken gehouden. Trump is bovendien gecommitteerd aan de NAVO, inclusief het vijfde artikel van het NAVO-verdrag (dat bepaalt dat een aanval op één lidstaat wordt beschouwd als een aanval op alle lidstaten). En Trump verdient lof omdat zijn beleid een doorbraak in de gesprekken met Rusland heeft geleid, waardoor een begin van vrede nu voor het eerst in zicht komt.

800 miljard ‘vredesdividend’

Ondertussen heeft Europa en heeft vooral Nederland het moeilijk met die extra uitgaven. Voorzitter Ursula von der Leyen van de Europese Commissie kwam vorige week dinsdag met een ReArm Europe-plan ter waarde van 800 miljard euro voor de komende vier jaar. Om dat op te brengen mogen EU-landen de teugels van de begrotingsregels laten vieren en gaan zij voor 150 miljard euro gezamenlijke leningen aan.

800 miljard. Zo hoog is het zogeheten ‘vredesdividend’ (een term van Jan Pronk) in Europa blijkbaar opgelopen. Sinds het einde van de Koude Oorlog hebben Europese NAVO-landen alleen maar op hun defensie-uitgaven bezuinigd, en zich zeker gewaand onder de bescherming van de Amerikaanse paraplu – als vegetariërs in een wereld van carnivoren, zoals de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken van Duitsland, Sigmar Gabriel, zes jaar geleden al zei. De 2-procentsnorm haalden de meeste lidstaten zelden tot nooit, en Nederland bespaarde tussen 1994 en 2024 ruim 113 miljard euro (11,2 procent van het bbp in 2023) door zich niet aan de norm te houden. Tegen de consequenties van dat onverantwoordelijke gedrag loopt Europa nu keihard op.

In de Nederlandse politiek doet zich ondertussen het feit voor dat premier Schoof nogal onhandig omgaat met de beleidskeuzes die uit deze feiten volgen. Vorige week was er gedoe over het besluit om ook volgend jaar 3,5 miljard euro aan steun aan Oekraïne te geven. Vlak voor het debat in de Tweede Kamer hadden de meest betrokken ministers – behalve Schoof waren dat de minister van Defensie, Brekelmans (VVD), en de minister van Buitenlandse Zaken, Veldkamp (NSC) – dit bedrag in een vooroverlegje met elkaar vastgesteld, tot verrassing van BBB en PVV. En deze week brak er gedoe uit over de steun die Schoof eerder in Brussel heeft toegezegd aan de Europese herbewapeningsplannen.

Vorige week was al duidelijk dat een Kamermeerderheid (inclusief de coalitiepartijen PVV, BBB en NSC) tegen de ReArm-plannen was, en dan vooral tegen de wijze waarop die plannen gefinancierd moeten gaan worden. Bij een stemming over een motie om deze plannen niet te steunen en een opt-out voor Nederland te bedingen, staakten de stemmen, maar dat kwam omdat de indiener van de motie, Joost Eerdmans (JA21), in de file stond en daarom niet bij de stemming aanwezig was. Maar hoe de kaarten er in de Tweede Kamer bij lagen, had Schoof toen al kunnen weten. Desondanks zegde hij in Brussel de Nederlandse steun voor de plannen toe. Hij nam ruimte zonder een mandaat, en in die ruimte die hij voor zichzelf opeiste, maakte hij tegenover zijn Europese collega’s geen voorbehoud.

Toen de motie-Eerdmans deze week opnieuw in stemming kwam, kreeg deze alsnog een meerderheid (inclusief drie van de vier coalitiefracties) en was daarmee natuurlijk een politiek probleem ontstaan. Als Schoof de motie zou uitvoeren, zou hij tegenover zijn Europese collega’s de Nederlandse steun moeten intrekken, en dat weigerde hij. Er volgde crisisoverleg, afgelopen donderdag op het ministerie van Algemene Zaken, en na een dag van vergaderen bleek er iets van een compromis, een ‘bezweringsformule’, te zijn gevonden (de gezamenlijke leningen, eurobonds, zijn ‘geen echte eurobonds’). De drie dwarsliggende fracties kunnen hun pleidooi voor financiële degelijkheid volhouden, en Schoof, opzichtig in de wind gezet door de meerderheid van zijn coalitie, hoeft zichzelf niet te vernederen in de Europese Raad.

Geen ‘primus inter pares’ meer

Er spelen hier tal van zaken, maar een van de meest in het oog springende is de positie van de Nederlandse minister-president in de Europese Raad. In de Nederlandse traditie was de minister-president formeel niet meer dan de eerste onder zijn gelijken in de ministerraad. De ruimte die hij heeft werd bepaald door de grenzen die de volksvertegenwoordiging trekt. En hij was al helemaal niet het staatshoofd, dat is immers de koning. In Europa gaat het er op z’n Frans aan toe. De heren en dames die in de Europese Raad om de tafel zitten, worden heel presidentieel als regeringsleiders gezien, met een eigen mandaat.

Te beginnen met Lubbers is de positie van de minister-president steeds meer versterkt, met name als gevolg van zijn deelname aan de Europese toppen. En een verandering in het reglement van orde van de ministerraad uit 1994 heeft ervoor gezorgd dat de minister-president weliswaar niet formeel maar wel materieel het niveau van de primus inter pares is ontstegen. Hij mag sinds 1994 onderwerpen agenderen buiten de verantwoordelijke minister om en heeft sindsdien ook de expliciete taak om toe te zien op de samenhang in het regeringsbeleid. En in het jaar 2000 stuurde premier Wim Kok een notitie aan de Tweede Kamer over het koningschap, waarin hij terloops ook even meldde dat internationaal het begrip ‘regeringsleider’ opgeld aan het doen was en dat dit in Nederland de minister-president was. Waarmee de – voorheen – eerste onder zijn gelijken in één moeite mee gepromoveerd was tot regeringsleider, net als de Duitse bondskanselier, bijvoorbeeld. Ook al kan die bondskanselier met zijn of haar ‘aanwijzingsbevoegdheid’ opdrachten geven aan de andere bewindslieden, wat de Nederlandse premier – althans formeel – nog steeds niet kan.

Bezweringsformule

We zijn dus getuige van een hiaat in het staatsrecht, zou je kunnen zeggen. Formeel is het nog steeds zo dat de minister-president door de Tweede Kamer na een voorafgaand debat met een mandaat naar een Europese Raad wordt gestuurd. Maar eenmaal in Brussel is de premier een regeringsleider die daar moet inspelen op wat er gaande is, en daar steun kan toezeggen voor plannen die een meerderheid van de volksvertegenwoordiging (wellicht) onverstandig vindt. Het hiaat wordt gedicht met een bezweringsformule.

En wonderlijk genoeg wordt uitgerekend zo met steun van de op papier meest zuinige partij, de VVD, afscheid genomen van het beleid van de VVD-coryfeeën Frits Bolkestein, Gerrit Zalm en Hans Hoogervorst en van de eerste kabinetten-Rutte, geleid door de tot dusver enige VVD-premier, om strak vast te houden aan de Europese begrotingsregels en geen Brusselse staatsleningen (‘eurobonds’) toe te staan.

De VVD is nu juist vóór Brusselse staatsleningen en het gedeeltelijk loslaten van de begrotingsregels voor EU-lidstaten – eigenlijk om het Oekraïnebeleid en het defensiebeleid van het laatste anderhalve jaar van het laatste kabinet-Rutte voort te kunnen zetten. Maar toen was VVD-leider Mark Rutte dan ook begonnen aan zijn sollicitatiecampagne voor de functie van secretaris-generaal van de NAVO. En nu willen Ruttes opvolgers bij de VVD in Den Haag de secretaris-generaal van de NAVO kennelijk niet in de weg zitten, terwijl hij zowel bij de Amerikaanse president als bij de Europese NAVO-landen in het gevlei probeert te blijven. Als Dick Schoof was afgegaan in Brussel was dat immers ook een afgang voor Rutte geweest.

Bart Jan Spruyt is historicus en journalist. Zijn columns over politiek en samenleving verschijnen iedere zaterdag in Wynia’s Week.    

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!