De toekomst zou best eens prachtig kunnen worden
Omtrent de toekomst valt een zekere somberheid, ja zelfs angst te bespeuren. Hoewel de gedachte achter democratie toch is dat zo nu en dan de andere partij aan de macht komt, horen we na iedere verkiezing waar links verlies lijdt steevast dat de democratie in gevaar komt.
En dan zijn er nog de mensen met klimatofobie, zoals Chris Julien, ‘de denker van Extinction Rebellion’. Die zei laatst: ‘Ik sta hartstikke positief in het leven. Ik geniet van literatuur, luister naar mooie muziek. Ik heb mijn vrienden en mijn partner lief. Maar ik heb ook landschapspijn als ik door de fucking maisvelden fiets in Limburg en ik bedenk dat zo’n groot deel van ons land gebruikt wordt voor carnivorisme. Ik zwom in de Maas en daarna voelde ik de PFAS aan me kleven. Het is verschrikkelijk, je leeft in zo’n vergiftigde wereld. Hoop is een drug, het maakt passief. Ik zal het de mensen niet afpakken; maar ik denk dat het beter is om te accepteren dat de wereld best wel naar de klote is…’
Politieke onvrijheid
Moeten we inderdaad alle hoop voor de toekomst laten varen?
De lijn in de geschiedenis ontwarren uit de spinsels van het dagelijkse nieuws lukt alleen als we naar de langere termijn kijken. Ik denk dan aan een eeuw of twee. Vooruitblikken kunnen we niet. Achteromkijkend kunnen we onze huidige situatie vergelijken met die van vroeger. Tweehonderd jaar geleden was de wereld iets kouder, een stuk minder welvarend en bestonden democratie en rechtsstaat nog niet.
Op het Europese continent waren in 1824 de keizer van Oostenrijk, de koning van Pruisen en de tsaar aller Russen de baas. Die stelden – samen met de door hen gerestaureerde Franse monarchie – alles in het werk om de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap de kop in te drukken en hun autoritaire macht in stand te houden. De heren waren er heilig van overtuigd dat God hen daartoe had aangesteld.
In dat kader schonk de Franse koning Charles X in 1824 de adel een miljard franc ter compensatie van schade aan hun kastelen door de revolutie van 1789. In Rusland verbande tsaar Nicholas I dat jaar alle jonge legerofficieren die pleitten voor afschaffing van slavernij naar Siberië.
In hun afwijzing van nieuwerwetse idealen stonden de absolute heersers niet alleen. In Nederland formuleerde Isaäc da Costa zijn Bezwaren tegen den Geest der Eeuw (1823) als onderdeel van het Réveil, een beweging die de samenleving wilde terugbrengen onder de heerschappij van Christus en zich daartoe verzette tegen Verlichting en liberalisme.
Waar nodig grepen de heersers in. Toen het liberalen in Spanje lukte om de reactionaire koning Ferdinand VII te verdrijven, viel Frankrijk het land binnen en plaatste Ferdinand weer terug op de troon. De keizer van Oostenrijk suggereerde vervolgens dat de Europese koningshuizen Spanje ook moesten helpen bij de herovering van Mexico (waar Texas en Californië toen bij hoorden). Maar daar werd een stokje voor gestoken.
In 1823 had de Amerikaanse minister John Quincy Adams de Monroe-doctrine geformuleerd. Voortaan zouden de Verenigde Staten iedere poging van een Europese staat om te interveniëren in de nieuwe onafhankelijke landen in Zuid-Amerika opvatten als een daad van agressie. Zo bleven de oude autocraten uit de Nieuwe Wereld geweerd.
Nieuwe verbindingen
In de Verenigde Staten vond ook een ingrijpende infrastructurele vernieuwing plaats. In 1825 ging na acht jaar graven het Erie-kanaal open dat het Middenwesten verbond met New York. Dankzij de muildieren die de trekschuiten door het kanaal trokken, daalden transportkosten met 90 procent. Landbouwproducten uit het Middenwesten konden nu verhandeld worden tegen textiel, wapens en andere industriële producten uit New England waar men overstapte van ambachtelijke naar fabrieksmatige productie. Een economische grootmacht ontstond.
In Nederland kwam in 1824 het Noordhollandsch Kanaal gereed. Dat zou de nieuwe scheepvaart snelweg worden tussen de haven van Amsterdam en Den Helder worden. Maar dat bleek niet het geval.
De stoommachine werd behalve voor fabrieken ook ingezet op schepen. De eerste stoomboten hadden nog de vervelende gewoonte om zichzelf op te blazen, maar toen die kinderziekte was overwonnen, werd reizen op de Mississippi en de Ohio een stuk comfortabeler. In Rotterdam werd de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij opgericht om een stoomvaartverbinding tussen Rotterdam en Antwerpen te onderhouden, iets wat de Kamer van Koophandel ‘ten enenmale onnoodzakelijk, onnut en schadelijk voor alle bizondere personen en voor het algemeen’ achtte.
Toch werd het eerste (geheel houten) stoomschip (‘De Nederlander’) gebouwd in Capelle en voorzien van een uit Engeland geïmporteerde stoommachine. Het tweede schip (‘De Zeeuw’) kreeg in 1824 een machine die was gebouwd door John Cockerill in Seraing. Nederland had meer nodig. In maart 1824 werd in Nederland op initiatief van koning Willem I de N.V. Nederlandsche Handel-Maatschappij opgericht met als doelstelling ‘bevordering van handel, scheepvaart, scheepsbouw, visserij, landbouw en het fabriekswezen.’ Maar die zou vooral ‘ons’ Indië plunderen.
Kwaliteit van leven
In deze tijd werd de was schoner: blauwsel als witmaker voor textiel was al langer in gebruik. De grondstof smalt werd in Saksen gevonden en in Nederland in blauwselmolens vermalen. Rond 1824 werd ontdekt hoe dit kunstmatig te vervaardigen en even later kregen we ‘wasmiddel’. De kwaliteit van leven verbeterde ook doordat Charles Mackintosh in 1824 de waterdichte regenjas uitvond en door de uitvinding van de lucifer in 1826. Het was geen ramp meer als je het vuur liet uitgaan.
Maar de grote uitvinding van twee eeuwen geleden was natuurlijk het repetitiemechaniek (mechanisme à double échappement) voor de piano door Sébastien Érard. Dat deed de hamer na de aanslag niet in de rusttoestand terugvallen, maar ving hem halverwege op.
Nu kon sneller achtereen op dezelfde toets worden gespeeld en dat deed men dan ook. Op 13 april 1823 gaf het 11-jarige Hongaarse wonderkind Ference Liszt in Wenen een recital. Ludwig van Beethoven was dusdanig onder de indruk dat hij de jongen na afloop op het voorhoofd kuste. In september verhuisde het gezin Liszt naar Parijs, maar daar werd de jonge Ference niet toegelaten tot het conservatorium. De directeur had een hekel aan wonderkinderen. Het stond de verdere carrière van Liszt niet in de weg. Gelijk een moderne popster zette hij meerdere vleugels op het podium, zodat hij verder kon op een volgende als hij een eerste kapot had gespeeld. Pianomuziek begeleidde de industriële revolutie.
En ook toen werd de jeugd gegrepen door een nieuw medium. In 1824 werden in Nederland voor het eerst meer dan tien nieuwe romans per jaar uitgegeven. Die werden ‘beschouwd als middel tot verpozing en dan nog bovenal verpozing voor vrouwen en jongeren,’ aldus literatuurhistorica Toos Streng. ‘De belangrijkste eis was negatief: een roman mocht geen kwaad doen.’
Internationale politiek en religie
Op 22 januari 1824, werd in de slag bij Nsamankow een Brits leger van 3000 man volledig in de pan gehakt door de gevreesde Ashanti’s, de slavenmakers van West-Afrika. Een van hun nazaten zou twee eeuwen later Zwarte Piet nog Nederland uitschoppen.
Het jaar daarop riep Diponegoro, de vorst van Jogjakarta en Soerakarta, een jihad uit tegen de Hollanders. Deze ‘Java-oorlog’ was nog gruwelijker dan de huidige strijd in Gaza. Er sneuvelden 200.000 mensen onder wie 23.000 Europeanen. Generaal Hendrik de Kock wist Diponegoro uiteindelijk gevangen te nemen en kreeg als dank de titel ‘baron’.
Vernieuwing in religie kwam uit de staat New York waar een engel aan ene Joseph Smith in 1823 de plek wees waar een boek vol gouden platen verborgen lag. Zeven jaar later zou Smith een Engelse vertaling ervan publiceren onder de titel Het Boek van Mormon. Het origineel is kwijtgeraakt.
De gevestigde godsdienst bleef zoals altijd tegen verandering. Op 15 augustus 1832 publiceerde paus Gregorius XVI zijn encycliek Mirari Vos waarin hij de ‘absurde en onjuiste veronderstelling dat vrijheid van geweten overal voor iedereen gehandhaafd moet zijn’ veroordeelt. Vrijheid van meningsuiting en vernieuwingsdrang brachten volgens de paus juist onheil over de mensen.
Cultuuroverdracht is beslissend
Datzelfde jaar kwam het onheil echter uit een heel andere hoek. Europa kreeg voor het eerst te maken met de cholera. De helft van de mensen die besmet raakten stierf, wat een aanleiding zou vormen om de leefomstandigheden van de armen in de steden te verbeteren.
Wie twee eeuwen geleden leefde had zich de wereld van vandaag niet voor kunnen stellen. Maar resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Zij die na ons komen zullen moeten leren omgaan met wat verandert. Wij kunnen hen helpen door opvoeding en onderwijs. De kwaliteit van leven in de toekomst zal vooral worden bepaald door hoe goed wij ons kwijten van deze twee taken, oftewel van de overdracht van onze cultuur.
Paul Frentrop was achtereenvolgens journalist, bankier, ondernemer, pensioenbeheerder, hoogleraar en lid van de Eerste Kamer.
Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!