De Rijksschaduwencanon van Fatah-Black
Minister Ingrid van Engelshoven wil de Nederlandse geschiedenis laten herschrijven. Er moeten meer ‘schaduwkanten’ in, zoals die van de slavernij, want de ‘zwarte’ geschiedenis van Nederland is nog niet zwart genoeg. De samenstelling van de commissie voor de nieuwe ‘canon’ belooft weinig goeds. Maar er is nog een noodrem, betoogt professor Piet Emmer. Scholen kunnen de straks door Van Engelshoven herschreven geschiedenis immers ook nog gaan boycotten.
Wat is geschiedenis? Alles wat in het verleden is gebeurd. Tegen dat antwoord is weinig in te brengen, maar het helpt ons nauwelijks verder. Het is namelijk ondoenlijk om alles, wat ooit op aarde heeft plaats gevonden, weer terug in onze herinnering te roepen. We moeten dus een keuze maken. Soms gebeurt dat onbewust.
Denk u zelfs eens aan dat gedeelte van uw leven, dat achter u ligt. Wat weet u daar nog van? Een aantal mooie hoogtepunten misschien en – als u eerlijk bent tegen uzelf – ook een aantal mislukkingen. Maar een groot deel van uw persoonlijke verleden bent u vergeten. Grosso modo gaat de geschiedwetenschap op dezelfde wijze te werk als uw persoonlijke geheugen.
Historici maken een keuze uit de gebeurtenissen uit het verleden, analyseren die en leggen het resultaat vast. Die keuze noch de analyse zijn overigens in steen gehouwen. Elke generatie maakt weer een andere selectie en nieuwe analyses. Enerzijds is dat het gevolg van het feit dat elk jaar nieuwe archieven ter beschikking komen en documenten opduiken met informatie, die onbekend was.
Anderzijds zijn we in de loop der jaren in andere onderwerpen geïnteresseerd geraakt. Was er vroeger veel belangstelling voor de bijzondere positie van ons land als een republikeins, tolerant eiland in een wereld vol autoritair geregeerde monarchieën, tegenwoordig staan het oorlogsgeweld en het kolonialisme met de daarmee verbonden slavernij in de schijnwerpers. En over tien, twintig jaar zullen dat weer andere onderwerpen uit ons verleden zijn.
Op zich lijkt het dus een goed idee om de canon van de Nederlandse geschiedenis, die in 2005 is samengesteld, nog eens kritisch tegen het licht te houden. Maakt nieuw onderzoek het noodzakelijk om de teksten hier en daar aan te passen? Overigens moeten we ons van dat laatste geen overdreven voorstelling maken.
Er wordt wel veel over allerlei historische onderwerpen gepubliceerd, maar dat wil niet zeggen dat al die nieuwe informatie meteen in de canon terecht moet komen. Zo zijn er de laatste tijd veel publicaties verschenen over het geweld tijdens de dekolonisatieoorlog in Nederlands-Indië. Daar wordt in de tekst van het desbetreffende ‘venster’ van de bestaande canon in algemene zin melding van gemaakt, maar in zo’n groot overzicht is er geen ruimte om in detail te treden. Hoogstens zullen een of meer van die nieuwe publicaties een plaats krijgen in de literatuurlijst.
De huidige minister van Onderwijs wil echter meer dan het up to date brengen van de bestaande canon. Ze heeft de nieuwe canoncommissie uitdrukkelijk verzocht om de bestaande vensters uit te breiden of (deels?) te vervangen door onderwerpen, die vooral de ‘schaduwkanten’ van de Nederlandse geschiedenis belichten.
Anders dan de oude canoncommissie kunnen de leden van de nieuwe commissie dus niet vrij beslissen welke onderwerpen ze opnemen. Met de aanvaarding van hun lidmaatschap hebben zij hun wetenschappelijke onafhankelijkheid opgegeven. Geen wonder dat de voorzitter van de oude commissie, de gerenommeerde literatuurhistoricus Frits van Oostrom, in een interview liet weten dat hij zo’n opdracht nooit zou hebben aanvaard.
We moeten overigens wel meer dan een halve eeuw teruggaan om een precedent te vinden van zulke ministeriële voorschriften voor het vak geschiedenis, om precies te zijn naar de Duitse Bezetting. Ook toen stelde het toenmalige Ministerie van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming een commissie in met een opdracht, die volstrekt tegengesteld was aan de huidige instructie.
Toen diende de commissie een nieuwe lesmethode te schrijven, die de liefde tot het vaderland en de trots op het kolonialisme zou aanwakkeren, met veel – Arische – helden en met de nadruk op Germaanse oorsprong en de ‘volkse’ samenhorigheid van Nederland. Vooral geen schaduwkanten dus.
Zitten er dan geen zwarte bladzijden in de huidige canon? Is die te veel een aaneenschakeling van Nederlandse heldendaden, overwinningen en andere successen? Geen sprake van. Het venster ‘beeldenstorm’ laat de godsdienstige verdeeldheid zien en het daarbij behorende ellende, terwijl in de vensters over de VOC en over de slavernij de nadelen van de Nederlandse expansie overzee nadrukkelijk aan de orde komen.
Ook het onderwerp ‘verzet tegen de kinderarbeid’ geeft een realistisch beeld van de armoede, die een groot deel van de Nederlandse bevolking eeuwenlang heeft geteisterd en ook het echec van de Nederlandse deelname aan de vredesmissie in Joegoslavië is met het venster Srebrenica in de canon opgenomen.
Slavenhandel en slavernij
Maar misschien vindt de minister deze ‘zwarte’ vensters niet zwart genoeg. Dat vermoeden wordt bevestigd door de benoeming van Karwan Fatah-Black als lid van de nieuwe canoncommissie. Als universitair docent heeft hij een aantal publicaties over de Nederlandse slavenhandel en slavernij op zijn naam staan en het ligt voor de hand te veronderstellen dat hij de tekst van het venster ‘slavernij’ in de oude canon gaat herschrijven.
De publicaties van Fatah-Black geven een idee hoe het in zijn werk zal gaan. Ongetwijfeld zal het woord ‘slaven’ vervangen worden door het politiek-correcte ‘tot slaaf gemaakten’ en ‘slavenhandel’ door ‘deportaties’. Deze veranderingen zijn echter geen verbeteringen.
‘Tot slaaf gemaakten’ kan alleen betrekking hebben op die groepen, die pas na hun geboorte in Afrika tot slaaf zijn gemaakt zoals krijgsgevangen en gestraften. De Afrikaanse en Europese slavenhandelaren verkochten en kochten echter ook Afrikanen, die als slaaf waren geboren. Dat verschil gaat bij het gebruik van deze politiek-correcte term verloren.
Ook het woord ‘deportatie’ is een leugen en heeft zelfs een racistische bijsmaak. Het wekt immers de indruk dat de Afrikanen niet eens handel konden drijven en dat de Europeanen alles voor het zeggen hadden. In werkelijkheid hadden de Europeanen niets te zeggen.
In Afrika bepaalden de Afrikanen hoeveel slaven ze wilden verkopen, waar ze die verkochten, van welk geslacht en van welke leeftijd. De Europese slavenhandelaren kochten het liefst krachtige jonge mannen, maar de Afrikanen boden ook grote aantallen vrouwen aan en op de duur ook steeds meer kinderen.
Waarschijnlijk zal ook de analyse veranderen, want op de ‘linkste website van Nederland’ van de Internationale Socialisten publiceert Fatah-Black regelmatig bijdragen, waarin hij onder meer beweert dat aan de koloniale slavernij een einde is gekomen door het verzet van de slaven en dat de afschaffing van de slavernij ‘op de agenda is geduwd’ door ‘sociale strijd’. Dat mag onder de trotskistische lezers van deze website goed vallen, maar zo’n tekst degradeert de nieuwe canon tot een fabeltjeskrant.
In talloze publicaties wordt er immers op gewezen dat de afschaffing van de slavernij een complexe zaak was en dat het slavenverzet slechts één van de oorzaken was. Hoe is het anders te verklaren dat Engeland de slavernij in zijn Caribische koloniën al in 1833 afschafte en Brazilië pas in 1888?
Als alleen het slavenverzet een einde kon maken aan de slavernij, dan waren de Braziliaanse slaven blijkbaar laffe collaborateurs en dat gelooft niemand. Ook de ‘sociale strijd’ in Nederland voor de afschaffing van de slavernij is uit de duim gezogen. De Nederlandse vereniging, die ijverde voor afschaffing van de slavernij, telde slechts een paar honderd leden en dat waren voornamelijk dominees en professoren. Van een breed gedragen volksbeweging was geen sprake.
Boycot
Hoe is het eigenlijk afgelopen met de commissie, die tijdens de Bezetting een nieuw geschiedenisboek voor het onderwijs zou schrijven? Daar is niets meer van vernomen, want de toenmalige commissieleden wilden hun wetenschappelijke onafhankelijkheid niet opgeven.
Bovendien zou zo’n nieuw, door het Ministerie verplicht schoolboek alleen voor de rijksscholen kunnen worden voorgeschreven en niet voor de gemeentelijke en bijzondere scholen, want die beslisten zelf over het lesmateriaal en zouden de nieuwe methode ongetwijfeld hebben geboycot. Die mogelijkheid bestaat nog steeds.