De rechter begrijpt de wetenschap niet, maar bepaalt wel het beleid
In een eerdere bijdrage heeft Lucas Bergkamp uitgelegd dat de activistische rechter heerst over de politiek. Ook heeft hij betoogd dat de rechter een slechte ‘wetgever-plaatsvervanger’ is. De rechter is niet bevoegd en niet in staat om algemeen beleid te maken. In de Urgenda klimaatzaak heeft de rechter bovendien pijnlijk duidelijk gemaakt dat hij wetenschap niet begrijpt en gemakkelijk te misleiden is. Maar als een rechter op basis van verkeerd begrepen wetenschappelijke ‘feiten’ beslissingen neemt, kan hij dan wel beleid bepalen? Zou hij zich niet beter van het dicteren van beleidsdoelen onthouden?
Honderduizenden hypothetische doden
In de Urgenda-uitspraken vallen stellingen te lezen die de wenkbrauwen doen fronsen. Daarvoor hoef je niets eens een wetenschapper te zijn; ieder redelijk denkend mens voelt op zijn klompen aan dat er iets niet klopt.
Zo heeft de rechter vastgesteld dat het een feit is dat ‘inadequaat klimaatbeleid in de tweede helft van deze eeuw zal leiden tot honderdduizenden slachtoffers alleen al in West Europa.’ Inadequaat klimaatbeleid is niet gedefinieerd, maar kennelijk ziet dit exclusief op mitigatie, dat wil zeggen het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, met name CO2. Al die slachtoffers zouden vallen door overstromingen door zeespiegelstijging, hitte, droogte, enzovoorts – allemaal zaken waartegen de mens zich kan beschermen.
De rechter miskent bovendien de relevantie van het onderscheid tussen klimaatverandering en de toename van extreem weer. Een doodzonde voor een klimaatbeleidmaker, want er is tot nu toe geen bewijs dat klimaatverandering leidt tot meer of zwaarder extreem weer. Dat er sprake zou zijn van ‘toename van ziekten van de luchtwegen door verslechterde luchtkwaliteit,’ zoals de rechter beweert, heeft met CO2 uiteraard niets van doen, net zo min als er enig bewijs is voor ‘toenemende verspreiding van infectieziekten’ door CO2.
De rechter begrijpt niet dat dit geen feiten zijn, maar ‘outputs’ van scenarios. Een scenario is een gedachte-experiment met hypothetische inputs; een feit is een gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat. Het scenario waarin er ‘honderduizenden doden’ vallen is gebaseerd op allerhande aannames, waaronder de aanname dat de CO2 concentratie zeer sterk zal stijgen en dat zowel het klimaat als extreem weer daarop sterk zullen reageren.
Ongelooflijke zeespiegelstijging
De actiegroep Urgenda sloeg enorm op de trommel van de gevaarlijke zeespiegelstijging die een groot deel van Nederland en vele miljoenen Nederlanders zou bedreigen. Enige consistentie en coherentie in de gestelde feiten was echter ver te zoeken. In de dagvaarding was nog sprake van een zeespiegelstijging van 6 a 7 meter, maar in hoger beroep ging het plotseling over een stijging van 15 meter; de dunne lijn tussen het eigen belang dienen en het misleiden van de rechter komt hier in zicht. Ook verwees Urgenda naar een toekomstscenario van het KNMI, het RCP8.5 scenario, dat ‘we al 20 jaar volgen en tot een zeespiegelstijging van 3 meter in 2100.’ Veel klimaatmodellering is gebaseerd op dit RCP8.5 scenario. Dat staat voor ‘Representative Carbon Pathway 8.5’, een zeer onwaarschijnlijk scenario dat nu al niet overeenstemt met de waarnemingen.
Eerst stapt de rechter over de enorme inconsistentie in de stellingen van Urgenda heen om vervolgens een irrealistisch scenario over zeespiegelstijging aan te zien voor een feit. Zo schiep de rechter een klimaatalarmistisch toekomstbeeld dat niet alleen los staat van de wetenschap, maar ook de rede tart.
Adaptatie zit niet in het scenario van de rechter
Bovendien gaat het scenario waarin ‘honderduizenden slachtoffers’ zouden vallen ervan uit dat er geen adaptatie-maatregelen worden genomen. Adaptatie verwijst naar de aanpassing die plaats kan vinden om de gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan; dus dijken worden verhoogd, hoewel er bij storm overstromingsgevaar dreigt.
Dit klemt des te meer, omdat de rechter mede op grond van dit scenario het argument van de staat verwerpt dat in plaats van aanvullende emissiereductie ook adaptatie mogelijk is. Er wordt dus een scenario gebruikt dat geen adaptatie veronderstelt om adaptatie als optie te verwerpen. We zijn in de wereld van onrede beland.
In plaats van dit scenario als ‘feit’ te aanvaarden, zou een zorgvuldige, niet-activistische rechter het als onbegrijpelijk van de hand wijzen of de motivering van het oordeel van de lagere rechter die erop vertrouwt, als onvoldoende beoordelen. Had de rechter enige kennis gehad van het klimaatdebat, dan zou het verschil tussen scenario en feit tot zijn parate kennis behoren. Nu heeft de rechter op basis van de angst voor irrealistische zeespiegelstijging en hypothetische doden klimaatbeleid gedicteerd.
Negeren van positieve gevolgen
Ook waar het gaat om de positieve gevolgen van de stijging van de CO2-concentratie in de atmosfeer is de rechter misleid. Volgens de rechter zou de opnamemogelijkheid voor CO2 geringer worden ten gevolge van ontbossing. Maar de opwarming veroorzaakt juist vergroening. Het enorme herbebossingsprogramma van de World Economic Forum, dat gesteund wordt door de EU en VS, wijst ook niet op een trend van progressieve ontbossing. Wederom miskent de rechter een aanname voor een feit.
Vergroening is een van de positieve gevolgen van een iets hogere atmosferische CO2-concentratie en de daarmee samenhangende lichte opwarming. Daarnaast leiden deze fenomenen ook tot meer voedselopbrengst, minder energie voor verwarming, minder doden door koude, etc. Ook hier had de rechter verder moeten kijken dan zijn neus lang is. Selectief winkelen in de wetenschap is een probleem, maar selectief winkelen in scenario-wetenschap schept een schijnwereld.
Inadequaat klimaatbeleid van de rechter
Hoe verlammend de rechterlijke angst voor ‘inadequaat’ klimaatbeleid is, toont ook de uitkomst van de subjectieve bespiegelingen van de rechter. Het beleid dat de rechter beveelt, is zelf namelijk ‘inadequaat klimaatbeleid’. De rechter beveelt de staat de emissiereductie op te schroeven tot 25% in 2020. Het is meer van hetzelfde beleid dat de afgelopen drie decennia slechts tot vermeerdering van de atmosferische CO2-concentratie heeft geleid.
Omdat de rechter slechts aan de strijd tegen klimaatverandering bijdraagt op nationaal Nederlands niveau, kan het rechterlijk bevel leiden tot een netto stijging van de globale CO2 uitstoot in 2020. Om aan het bevel van de rechter te voldoen zal de staat immers meer biomassa kunnen gaan verbranden, want de CO2 daarvan telt volgens de EU regels niet mee. Of gewoon meer ‘vieze stroom’ importeren. Het netto resultaat? Waarschijnlijk een nog inadequater klimaatbeleid, maar nu met het imprimatur van de rechterlijke macht.
Gekoppelde, non-lineaire chaotische systemen
Terwijl de klimaatwetenschap wordt gekenmerkt door onzekerheden, meerduidigheden en zeer complexe causale verbanden, doet de rechter alsof die onzekerheden niet bestaan of onbelangrijk zijn. De dynamiek in het klimaatsysteem, met al zijn subsystemen, is, op zijn zachtst gezegd, niet volledig begrepen. Zoals de IPCC stelt, gaat het hier om gekoppelde, non-lineaire chaotische systemen.
Dat heeft gevolgen voor de wetenschap en de mate waarin klimaatmodellen betrouwbare voorspellingen kunnen doen over het toekomstige klimaat, met name over toekomstig extreem weer. In plaats van voorzichtigheid te betrachten bij het doen van stellige beweringen, neemt de rechter de hypothese van ‘tipping points’ over om een nog somberder toekomstbeeld te kunnen schetsen. Dat is de houding van een klimaatactivist, niet van een objectieve rechter.
Het had op de weg van de rechter gelegen zich op dit punt veel beter te informeren. Het is weliswaar voor niet-wetenschappelijk getrainde leken moeilijk om zich een weg te banen door de klimaatwetenschap en daaruit relevante feiten te distilleren, maar met enige zelfstudie kun je een heel eind komen. Dan zou de rechter blijken dat de feiten van algemene bekendheid niet overeenstemmen met de feiten van de partijen.
Wetenschappelijke noodzaak bestaat niet
In veel complexe rechtszaken speelt wetenschap een rol. Omdat de rechter zo weinig wetenschappelijke bagage heeft, is hij niet alleen incapabel om wetenschappelijke rapporten goed te beoordelen, ook zal hij veel eerder geneigd zijn zich achter de wetenschap te verschuilen. Zo kun je namelijk verantwoordelijkheid ontlopen. Want dan heeft de wetenschap bepaald wat er moet gebeuren. Hier komt de dooddoener van de ‘wetenschappelijke noodzaak’ om de hoek kijken.
In het klimaatarrest beroept de Hoge Raad zich inderdaad expliciet op deze drogreden — de imaginaire ‘wetenschappelijke noodzaak’ van de urgente strijd tegen gevaarlijke klimaatverandering. De Hoge Raad stelt dat er ‘in de klimaatwetenschap consensus bestaat dat de opwarming van de aarde beperkt moet blijven tot maximaal 2 graden Celsius, volgens de meest recente inzichten zelfs 1,5 C.’ Dat heeft de wetenschap echter niet bepaald; dat hebben ambtenaren en politici bepaald.
Deze visie van de rechter is gebaseerd op het idee dat de wetenschap beleid dicteert, inclusief de doelen van het klimaatbeleid. Zoals Hume ons leerde, uit een ‘is’ kun je geen ‘moet’ afleiden, dus de wetenschap kan niet zeggen wat het doel van beleid moet zijn.
De rechter denkt dat dit wel kan, maar legt niet uit hoe dat dan zit. De verwijzing naar het vage voorzorgsbeginsel suggereert dat de rechter de wetenschappelijke onzekerheid ziet als een argument voor ambitieuze rechterlijke interventie, in plaats van een reden tot grote terughoudendheid.
Rechterlijke lijdelijkheid
Het beeld dat hierboven is geschetst, zo kan een criticus tegenwerpen, houdt geen rekening met de regels waaraan de rechter in een burgerlijke proces nu eenmaal gebonden is. De rechter is immers passief. De wet eist dat de rechter de feiten waarover partijen het eens zijn, voor waar aanneemt.
Dat is een goed uitgangspunt in gewone burgerlijke gedingen tussen twee burgers; waarom zou een rechter zich over de feiten waarover partijen het eens zijn, een ander oordeel aanmatigen, als alleen de partijen de gevolgen zullen dragen van een oordeel op basis van die feiten?
Maar het klimaatarrest is geen gewoon geding tussen twee burgerlijke partijen – het is een zaak die als inzet heeft het Nederlandse klimaatbeleid dat voor alle burgers geldt. In zo’n zaak kan een rechter niet volstaan met de gemeenplaats van de passitiviteit.
De wet geeft de rechter immers de bevoegdheid bewijs te verlangen, indien de ‘aanvaarding van de stellingen van partijen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat.’ Ook mag (en soms moet) de rechter ‘feiten van algemene bekendheid’ gebruiken en kan hij de motivering van het oordeel van de lagere rechter toetsen.
De passiviteit van de rechter gaat in ieder geval niet zo ver dat hij altijd behoort af te zien van het eisen van bewijs van de wetenschap waarover een actiegroep en een ministerie het eens zijn.
In een zaak die handelt over het Nederlands klimaatbeleid dient de rechter zich bovendien in te spannen om feiten van algemene bekendheid te identificeren die hem toelaten de stellingen van de partijen ten gronde te beoordelen. In de klimaatzaak lieten de rechters dit na. Geen van de rechters heeft zelfs maar consequent geverifieerd of alle stellingen van Urgenda daadwerkelijk steun vinden in de IPCC-rapporten, waarop ze gebaseerd zouden zijn, of in de wetenschap. Zo raakt de werkelijkheid in de klimaatzaak uit zicht.
Een burgerlijke rechter is geen beleidsmaker
Zoals we hebben gezien, is de burgerlijke rechter niet in staat gebleken om de klimaatwetenschap te doorgronden. De lijdelijkheid van de rechter is een excuus dat geen reden tot gerustheid vormt. Want de rechter bepaalt op basis van verkeerd begrepen wetenschap wel het doel van het Nederlandse klimaatbeleid.
Een rechter die wetenschap niet begrijpt en niet kan of wil begrijpen, kan geen beleid maken.
De Nederlandse burger verdient noch rechters die hun wetenschappelijk onbenul verhullen met een zelfbedienend beroep op passiviteit, noch een achterhaald systeem voor de afhandeling van vorderingen tegen de regering ter zake van overheidsbeleid.
De Nederlandse burger verdient een objectieve, deskundige rechter die zich met kritische rede een weg weet te banen door complexe beleidsvraagstukken en pseudowetenschap van echte wetenschap kan onderscheiden.