‘De PvdA moet ophouden gedoogsteun te geven aan het kabinet-Rutte. Het is niet uit leggen.’
De PvdA (1946) en GroenLinks (1990) trekken steeds meer samen op. De nieuwe fracties in de Eerste Kamer worden al samengesmolten en de partijen als geheel bewegen zich ook naar een fusie.
Bert Middel werd in 1952 in Groningen geboren in een PvdA-nest, is zelf al sinds zijn 17e PvdA-lid en was afdelingsvoorzitter, gemeenteraadslid, Statenlid, lid van zowel de Eerste als de Tweede Kamer, burgemeester en dijkgraaf.
Middel studeerde sociologie en publiceerde veel over (sociaaldemocratische) politiek. Hij ziet er niets in, in de fusie van zijn partij met GroenLinks. ‘De huidige vrijerij van de partijleiders van PvdA en GroenLinks lijkt mij een zwaktebod.’
TIEN VRAGEN voor Bert Middel, PvdA-veteraan
1 U publiceerde een artikel waarin u stelt dat PvdA en GroenLinks elkaar als een reddingsboei zien, zonder te beseffen dat twee keer zwak onvermijdelijk zwak blijft. Waarom weet u dat zo zeker?
‘Zeker weten is niet hetzelfde als ergens van overtuigd zijn. Ik kan me natuurlijk vergissen. Wel ben ik al tijden fervent voorstander van een brede samenwerking van progressief Nederland, over bestaande partijgrenzen heen. Dit dient de duidelijkheid in de politiek en draagt bij aan een gezonde bestuurlijke balans tussen (centrum-)rechts en (centrum-)links die op dit moment ontbreekt.
Nu is er versnippering alom en viert vooral op de rechterflank het populisme hoogtij. Kenmerken daarvan zijn ageren, verongelijktheid tonen en daarbij anderen de schuld geven zonder zelf ook maar enigszins bij te dragen aan concrete oplossingen. Rond Forum voor Democratie en in mindere mate bij de daarvan afgescheiden clubs van Haga en Eerdmans, is ook nog een onwelriekende geur van complotdenken, samenzweringstheorieën en crypto-fascisme waarneembaar.
De huidige vrijerij van de partijleiders van PvdA en GroenLinks lijkt mij een zwaktebod. Beide partijen zijn vooral door eigen toedoen ingestort en een kentering ten goede is voorlopig nog uit zicht. Om dan vervolgens de blik uitsluitend op de korte termijn te richten en een oneigenlijke samenwerking aan te gaan met als voornaamste doel groter te worden dan de VVD, getuigt van weinig realisme en evenmin van strategisch inzicht.
De Eerste Kamer wordt gekozen door Statenleden en alleen in Zeeland vormen PvdA en GroenLinks een gezamenlijke lijst. In de overige elf provincies worden Statenleden nu feitelijk gedwongen mee te werken aan een van bovenaf opgelegde vorming van een gezamenlijke Senaatsfractie. Los van andere bezwaren is dit alleen al staatsrechtelijk gezien oneigenlijk. Ook Statenleden functioneren volgens de Grondwet ‘zonder last’ en de vraag is of hier impliciet niet aan wordt getornd.
Daar komt bij dat de PvdA en GroenLinks weliswaar tal van politieke standpunten delen, toch zijn beide partijen wat betreft hun cultuur, identiteit, achterban, ideologie, toonzetting, retoriek, historie en bestuurlijke traditie zeer verschillend. Deze verschillen worden niet zomaar weggenomen door de flikflooierij van hun landelijke partijleiders, die formeel gezien ook nog eens niets met de Statenverkiezingen van doen hebben. Weliswaar hebben de partijcongressen – dus de hoogste bestuurlijke organen – van PvdA en GroenLinks hun fiat gegeven aan deze vrijage, maar congressen hebben in de waan van de dag en in blinde gehoorzaamheid aan de partijleiding wel vaker besluiten genomen die achteraf zeer te betreuren vielen.
Verder toont onze politieke geschiedenis dat samenwerkingen en fusies van bestaande partijen in structureel opzicht electoraal weinig of geen succes hebben. De PvdA ontstond in 1946 als fusie- en ‘Doorbraak’-partij en behaalde bij de eerste verkiezingen na de oorlog minder zetels dan haar samenstellende delen bij de laatste vooroorlogse verkiezingen. De decentrale Progressieve Akkoorden in de jaren zeventig (PvdA, PPR, PSP) leidden vrijwel nergens tot het beoogde resultaat. In dezelfde periode kwam landelijk de beoogde Progressieve Volkspartij van PvdA, D’66 en PPR evenmin van de grond. GroenLinks behaalde als fusiepartij van PPR, EVP, PSP en CPN zeer wisselende verkiezingsresultaten. Het CDA werd als fusiepartij amper groter dan voorheen de KVP in haar eentje. Ook de ChristenUnie is als samensmelting van GPV en RPF geen daverend electoraal succes gebleken.
Bestaande partijstructuren brokkelen af, de kiezersgunst fluctueert en ideologische uitgangspunten vervagen. Het valt geenszins uit te sluiten dat bestaande ‘bestuurspartijen’ als CDA, PvdA en ook de VVD verdwijnen of zich gedwongen voelen om op te gaan in nieuwe verbanden. Het ontstaan van een geheel nieuw palet is zeker denkbaar. Met daarbij als respectieve vertrekpunten eigentijdse noties van vrijzinnigheid, religieuze inspiratie, sociaaldemocratie, neoliberalisme, activisme, cultureel conservatisme en populisme.’
2 Paul Verburgt schreef in Wynia’s Week dat PvdA en GroenLinks ogenschijnlijk wel veel gemeen hebben, maar toch echt hele andere partijen zijn. Hij verwees ook naar een GroenLinks-politica die flirtte met gewelddadige klimaatactie. Wat zegt u daar van?
‘Deze deel ik. Bij tijd en wijle manifesteerde de PvdA zich als ‘actiepartij’ (huurdersacties, demonstraties tegen kernwapens, betogingen tegen het beleid van ‘rechtse kabinetten’ en nog zowat). Daarbij dienden de buitenparlementaire acties altijd als aanvulling op of ondersteuning van het werk van de eigen volksvertegenwoordigers en bestuurders. Nooit werd daarbij buiten wettelijke kaders getreden. Geweld en intimidatie – of dreiging daarmee – dienen geen enkel politiek doel en kennen ook achteraf geen enkele rechtvaardiging.
Daar komt bij dat GroenLinks nog altijd een zweem van misplaatste morele superioriteit uitstraalt, zoals we die vroeger – en eigenlijk nog steeds een beetje – konden waarnemen bij christelijk geïnspireerde partijen. Met altijd het gelijk aan hun zijde en wie dat niet zag begreep het gewoon niet.’
3 U ziet ‘herstel van vertrouwen’ als de remedie van de PvdA. Wanneer verloor de PvdA vertrouwen? Bij wie? Hoe? En hoe denkt u dat te herstellen?
‘Het breekpunt ligt in de jaren tachtig van de vorige eeuw, waarbij allerlei ontwikkelingen samenkwamen, zowel wereldwijd als bij ons. Denk aan de individualisering, de opkomst van het neoliberalisme dat gepaard ging aan een nietsontziend kapitalisme (Reagan, Thatcher, Friedman), het bevriezen van inkomens en uitkeringen om dreigende massawerkloosheid te voorkomen.
De PvdA wilde er na het leiderschap van de door haar bewierookte Joop den Uyl alles aan doen om weer te kunnen regeren. Daarom ‘vernieuwde’ zij zich, met een deels tegengesteld effect.
Eenmaal weer regeringsverantwoordelijkheid dragend volgde in 1991 de voorgestelde ingreep in de hoogte en duur van de WAO-uitkeringen, terwijl de PvdA-Kamerfractie juist pleitte voor een ‘volumebeleid’ om het te sterk stijgende aantal arbeidsongeschikten terug te dringen. De PvdA viel haar leider Wim Kok niet openlijk af, maar de partij verloor daarmee veel van haar geloofwaardigheid en meer dan een derde van haar ledental.
Vervolgens nam de PvdA helaas een zelfgenoegzame houding aan, waarna zij geen antwoord had op de Fortuyn-revolte van 2002 en evenmin op de daaropvolgende bestendiging en opkomst van radicaal-rechts (Wilders, later Baudet, Eerdmans en na hen zullen anderen ongetwijfeld volgen), waaraan het structureel een deel van haar traditionele aanhang verloor.
De nekslag kwam in 2012 toen na een felle campagne van de elkaar bestrijdende VVD en PvdA deze partijen in een vloek en een zucht een kabinet vormden. ‘Je verantwoordelijkheid durven nemen’ werd het adagium van de PvdA. Dit betekende vooral dat de overheidsfinanciën weer gezond gemaakt moesten worden. Om dit te realiseren werd fors ingegrepen op voorzieningen die onze Verzorgingsstaat vormden. Om deze Verzorgingsstaat te redden werd hij deels afgebroken, met als tragisch dieptepunt het op termijn afschaffen van de sociale werkvoorziening. Een lastig uit te leggen handelwijze van een voor velen onherkenbare PvdA. Triest dat het zover is gekomen.
Lokaal en provinciaal kunnen PvdA en VVD uitstekend samenwerken, ook al omdat deze partijen elkaar in de kern – anders dan bijvoorbeeld het CDA – vertrouwen. Maar landelijk speelt het verdelingsvraagstuk, waardoor vruchtbaar samenwerken zo goed als onmogelijk is. Althans, zolang beide partijen hun geloofwaardigheid willen behouden, wat de PvdA jammer genoeg niet gelukt is. Want waar het om de verdeling van schaarse middelen gaat, blijven zowel PvdA als VVD de erfgenamen van de ‘klassenvijanden van weleer’.
Dramatisch was vervolgens de messteek in de rug die toenmalig PvdA-vicepremier Asscher toebracht aan PvdA-leider Samsom. Asscher zou het volgens zichzelf allemaal veel beter doen dan Samsom. Bij de eerstvolgende Kamerverkiezingen verloor lijsttrekker Asscher meer dan driekwart van de PvdA-zetels, waarna hij gewoon bleef zitten. In 2002 verloor lijsttrekker Ad Melkert de helft van het PvdA-zeteltal, waarna hij kon vertrekken.
Kiezers hebben een hekel aan gedoe binnen partijen. Denk aan de tweestrijd tussen Rutte en Verdonk van 2006 in de VVD of aan de laatste lijsttrekkersverkiezing binnen het CDA (in 2021), waaraan onmiskenbaar een beeld van manipulatie en bederf is blijven hangen.
Herstel van vertrouwen bereik je door je vooral te richten op de eigen en voor anderen herkenbare wezenskenmerken: sociale rechtvaardigheid, armoedebestrijding, opheffen van achterstanden en tegengaan van achterstelling. Niet alleen met de mond belijden, maar in de praktijk tonen dat het je ernst is. Dan bereik je de groepen voor wie de sociaaldemocratie ooit is opgericht: de laagstbetaalden en de middengroepen die zich met elkaar verbinden, als ook een culturele voorhoede die mede de aanzet tot verandering kan geven.
Velen in ons land voelen zich aangesproken door sociaaldemocratische waarden, maar hebben het vertrouwen in de partijpolitieke belichaming hiervan verloren. Dat moet dus anders.
Natuurlijk moeten compromissen worden gesloten om met anderen te kunnen samenwerken, maar deze compromissen moet de PvdA niet vooraf met zichzelf sluiten. Dan word je onherkenbaar en oog je onbetrouwbaar.’
4 Is de PvdA niet te veel meegegaan in de hippe hypes (duurzaamheid en diversiteit, woke, asiel, klimaat en stikstof) uit de universiteitssteden?
‘Deze vraagstelling is wellicht provocerend bedoeld, maar is daarnaast ronduit tendentieus. Het is maar wat je een hype noemt. ‘Woke’ misschien, maar de rest zeker niet. Duurzaamheid, klimaat en stikstof hebben alles met een leefbare toekomst voor onze kinderen te maken. Asiel verlenen aan degenen die daar met recht en reden een beroep op doen is een uiting van medemenselijkheid en solidariteit, waar niets mis mee is. Wat wel tientallen jaren faalde is het landelijk asielbeleid, dat smoorde in bureaucratie en ad hoc-maatregelen.
Diversiteit krijgt misschien disproportioneel veel aandacht, maar is voor de direct-betrokken zeer wezenlijk. Het beschavingspeil van een land valt ook af te meten aan de wijze waarop men omgaat met hen die afwijken van de ‘mainstream’.’
5 Onder de vroegere aanhang heet het dat de PvdA er eerst voor de arbeiders was, daarna voor de allochtonen en vervolgens voor het klimaat. De eerste twee zijn weggelopen en het klimaat heeft geen stemrecht. Zo is het toch ongeveer?
‘Op deze vraag ben ik onder vraag 4 al ingegaan, met hier als aanvulling dat deze ‘framing’ eerder van ‘de krant van wakker Nederland’ afkomstig lijkt dan van ‘de vroegere aanhang’ van de PvdA.’
6 U was er als Kamerlid zelf bij, toen de PvdA ten tijde van Wim Kok de ideologische veren afschudde. Hoe kijkt u daarop terug?
‘Met enige spijt en lichte schaamte. Spijt omdat Kok met zijn uitspraak dat het afschudden van ideologische veren in zeker opzicht ook als een bevrijding gezien kan worden, niet openlijk is tegengesproken. PvdA-minister Bram Peper, die destijds met VVD-coryfee Neelie Kroes het leven deelde, is de geestelijke vader van deze tekst. De partij zelf – bestuur, fracties, partijkader, leden – had er part noch deel aan. Schaamte omdat we ons erbij voorbaat bij neerlegden dat we de ‘Partij van Kok’ waren. De ‘Wil van Wim’ was wet, hij had de partij immers weer op het regeringspluche gebracht. Dualisme werd alleen met de mond beleden.
Dit laatste is overigens al bijna vijftig jaar schering en inslag: de achtereenvolgende premiers Van Agt, Lubbers, Kok, Balkenende en Rutte kregen en krijgen van hun ‘eigen’ coalitiefracties nauwelijks of in het geheel geen tegenspel. Voormalig VVD-leider Ed Nijpels sprak in dit verband verhullend van ‘strategisch monisme’.’
7 Kan het ook zijn dat ook uw PvdA te veel om het thema immigratie en integratie heen is gelopen? De Deense sociaaldemocraten hebben hun schroom overwonnen: die stellen dat ze in hun land onmogelijk de wereld kunnen redden en dat ze voorrang geven aan de eigen verzorgingsstaat. Hoelang duurt het nog voor de PvdA ook tot die slotsom komt?
‘In een wereld met open grenzen is migratie een gegeven. Asiel vormt daarvan slechts een klein deel. Ons land zou door de eeuwen heen zonder migratie nooit de voorspoed en welvaart van nu bereikt hebben. Als beschaafde samenleving hebben we ons terecht verbonden aan internationale verdragen.
Iets anders betreft de integratie, waarmee we ondanks alle goede bedoelingen behoorlijk de mist in zijn gegaan. Wil je in ons land kunnen functioneren en gebruik maken van collectieve voorzieningen, dan heb je je te richten naar de heersende westerse normen en waarden, die niet zomaar uit de lucht zijn komen vallen.
Dit betekent onder meer dat je zo mogelijk zelf in je onderhoud voorziet, dat je een zeer strikte scheiding tussen overheid en religie accepteert, dat je de Nederlandse taal beheerst en dat je je conformeert aan de beginselen van zowel onze rechtsstaat als de bestaande rechtsorde. Doe je dat niet, dan moet je je afvragen wat je hier te zoeken hebt. Intrekken van een verblijfsvergunning kan een gepaste sanctie zijn.’
8 U hebt zelf in dat verband ook fouten toegegeven. Als directeur van een vormingscentrum deed u mee aan cursussen eigen taal en cultuur voor immigranten, terwijl die mensen beter hadden kunnen integreren in Nederland. Hoe kijkt u daarop terug?
‘Achteraf bezien was dit een goedbedoelde en door naïviteit ingegeven vergissing. De context biedt wel enige verzachting: het was in het midden van de jaren tachtig en het ging om een groep Tamil-vluchtelingen uit Sri Lanka, die zonder enige begeleiding of voorziening in de provincie Drenthe waren opgevangen. Voor hen gold slechts wat later een ‘bed-bad-broodregeling’ heette. Enige medemenselijkheid ter aanvulling daarop leek mij geenszins ongewenst.
Ook kunnen met de kennis en ervaringen van nu kritische kanttekeningen geplaatst worden bij destijds door mij gepropageerde cursussen in ‘biculturaliteit’ voor Zuid-Molukkers. We hielden hiermee ongewild de illusie levend dat er voor hen ooit een vrije republiek zou komen, de leugen waarmee zij indertijd door de Nederlandse regering naar ons land zijn verscheept.’
9 U komt zelf, hoewel hoog opgeleid, uit een arbeidersmilieu en hebt daar nooit afstand van genomen. Het moet u aan het hart gaan hoe er nu door academici, zelf vaak sociale stijgers, die van zichzelf nota bene vinden dat ze links dan wel progressief zijn, massaal en opzichtig wordt neergekeken op mensen met minder opleiding?
‘Voor zover dat inderdaad het geval is, is dit stuitend en verwerpelijk. Het is juist de sociaaldemocratie geweest die via scholing, vorming en kennisverwerving de arbeidersklasse wilde verheffen en daartoe ook de instrumenten aanreikte. En daar vervolgens voor een groot deel in geslaagd is. Dit is voor mij een van de redenen om een leven lang loyaal te blijven aan de sociaaldemocratie en nooit te vergeten waar mijn wieg stond. D66-voorman Hans van Mierlo zei niet voor niets dat voor hem ‘de sociaaldemocratie de beste Europese uitvinding ooit’ is.
Arbeiderskinderen die ‘mochten doorleren’ reikten vroeger niet verder dan de ‘kweekschool voor onderwijzers’, terwijl het hoger onderwijs gelukkig intussen voor grote groepen toegankelijker is geworden. Maar nog altijd zijn afkomst en sociaal milieu medebepalend voor de onderwijskeuze na de basisschool en daarmee indirect en op termijn ook voor de toegang tot hoger onderwijs.
Het probleem zit veel dieper: we leven in een gefragmenteerde en zelfs gespleten samenleving, met onder meer een maatschappelijke kloof tussen hoger opgeleiden en praktisch geschoolden. Deze kloof is vrijwel onoverbrugbaar en manifesteert zich op velerlei terreinen. De Vlaamse socioloog Mark Elchardus spreekt in dit verband van ‘verschillende smaakculturen’.’
10 De grote kladderadatsch van de PvdA vond plaats vanaf 2012 toen partijleider Diederik Samsom en vicepremier Lodewijk Asscher gingen regeren met Mark Rutte. Toch heeft de PvdA ook nadien de kabinetten-Rutte van gedoogsteun voorzien. Hoe verstandig is dat?
‘Dit is pure politieke koehandel, waarmee Rutte c.s. voortdurend hun voordeel doen. Is het niet via links, dan wel over rechts. Opportunisme pur sang. ‘Je verantwoordelijkheid nemen’ wordt dit in linkse kringen nog steeds genoemd. Onverstandig en zeker onnodig.
Gedoogsteun verlenen aan een kabinet waartegen je oppositie voert is moeilijk uit te leggen. Je krijgt er hier en daar iets voor terug, maar het door jou ongewenste kabinet vaart er intussen wel bij.
Oppositievoeren vereist een duidelijke aanpak, die altijd voor iedereen uitlegbaar moet zijn. Door op onderdelen een beetje mee te willen regeren in ruil voor wat spiegeltjes en kralen wordt de politiek voor velen onbegrijpelijk en zelfs afstotelijk. Daarmee stoppen dus. Gewoon een alternatief bieden, zodat gekozen kan worden tussen het een en het ander. Schroom niet om de verschillen zichtbaar te maken. Politiek is niet één pot nat.’
Wynia’s Week bestaat dankzij de donateurs. Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!