De politie zoekt moordenaars nog altijd veel te ver weg
Een groot deel van de dodelijke ongelukken met vooral ouderen gebeurt in en om de woning. Dat gegeven is bijna net zo oud als de weg naar Rome. Het gevaar van moord of doodslag binnen de eigen muren blijkt statistisch gelukkig veel minder groot dan een losliggend kleedje in een bejaardenwoning. Maar het risico bestaat wél.
Natuurlijk, de moderne moordenaar houdt zich tegenwoordig ook bezig met liquidaties die onverhoeds op de openbare weg worden uitgevoerd. Maar de meeste moorden betreffen nog steeds ouderwets huis-tuin-en-keuken-werk. Statistisch gezien is daar geen (moord)mes tussen te krijgen.
De plaats delict kan het onderkomen van het slachtoffer zijn, maar ook de woning van de dader. Vaak, zo blijkt uit de moordstatistieken, is er sprake van onderlinge familie- of vriendschapsbanden. De vraag is waarom politierechercheurs daar zo slecht lering uit trekken.
De verdwijning van Wendela van der Poel
Een bekend voorbeeld, uit 2001:
Jarenlang was het huwelijk van Wendela van der Poel voorbeeldig. Huisje, boompje, beestje én kinderen. Ze woonde met haar man Pieter Hagedoorn, een succesvol architect, in een riante woonboerderij aan de Vissersstraat in Huizen. Dat de verbintenis toch niet helemaal ideaal was, werd duidelijk toen Wendela haar spullen pakte en verhuisde naar een ander onderkomen.
Mevrouw Van der Poel had zo haar eigen bezigheden. Ze gaf rondleidingen in een tentoonstellingsruimte in een naburige gemeente en deed dat met volle overgave. Dat gold ook voor de warme contacten die ze onderhield met familieleden, vrienden en kennissen, in zowel binnen- als buitenland.
Het was dan ook niets voor Wendela om zomaar met de noorderzon te verdwijnen, haar werkafspraken niet na te komen en hoogtijdagen van bekenden voorbij te laten gaan. Ook haar man deed alsof hij dat niet begreep: na een aantal dagen deed hij aangifte van vermissing van de vrouw die al een tijdje niet meer bij hem woonde.
De politie noteerde dat de toen 51-jarige Wendela tegen haar gewoonte in met onbekende bestemming leek te zijn vertrokken. Een paar dagen later werd haar auto gevonden, niet ver van haar werkplek. Ook meldde zich een buurvrouw bij de politie, met het verhaal dat haar kleinkind graafwerkzaamheden had gezien in een aangrenzende tuin: was dat niet verdacht, in combinatie met het nieuws over de vermissing?
Pieter Hagendoorn werd vervolgens uitgebreid door de politie verhoord. Hij gaf toe dat Wendela op de dag van haar verdwijning – 25 januari 2001 – nog bij hem op bezoek was geweest om over de scheiding te praten. Hij wist de recherche ervan te overtuigen dat er verder niets bijzonders aan de hand was en dat zijn echtgenote daarna normaal was vertrokken.
Wandelaars tipten de politie dat ze Wendela meenden te hebben gezien in een heidegebied. Een met speciale camera’s uitgeruste F-16 straaljager probeerde tevergeefs sporen van haar te traceren.
Bemoeienis van Peter R. de Vries
Elf maanden na de vermissing werd Hagedoorn nogmaals aangehouden, maar bij gebrek aan bewijs van betrokkenheid bij de verdwijning van zijn vrouw weer snel vrijgelaten. De familie van Wendela was ondertussen ten einde raad en zocht contact met Peter R. de Vries, destijds boegbeeld van het tv-programma Peter R. de Vries, misdaadverslaggever op RTL4. Op zijn aandringen ging de recherche, nadat er opnieuw een tip was binnengekomen over graafwerkzaamheden, nu wél op onderzoek uit in de tuin. Tegen een muur van het huis werd op 14 februari 2002 op een diepte van een meter een betonstort gevonden met daarin het lijk van Wendela.
Het was de ontknoping van wat ‘de Huizer moordzaak’ is gaan heten. Hagedoorn bleek het te hebben aangelegd met zijn huishoudster. Dat er in zijn leven geen plaats meer was voor zijn vrouw werd rigoureus opgelost. De liefde tussen moordenaar en minnares hield stand tot na het uitzitten van de gevangenisstraf die Hagedoorn kreeg opgelegd. Of ze in 2024 nog altijd een stel zijn, is onbekend.
In de periode 2017-2021 zijn in ons land 215 vrouwen omgebracht. In 96 procent van de gevallen kreeg de politie de vermoedelijke dader in beeld en in de meeste gevallen was dat de partner of ex-partner. De vrouwen werden veelal in de eigen woning gedood, met een steekwapen of door verwurging dan wel ander fysiek geweld.
Een soortgelijke vermissingszaak als die van Wendela speelde in het Noord-Hollandse Heerhugowaard. Inwoner Albert Visser (67) werd daar al sinds januari 2021 niet meer in het openbaar gezien, maar werd pas in oktober van dat jaar door een vriend als vermist opgegeven. Visser werd omschreven als een zonderlinge man met lange grijze haren. Hij was ooit getrouwd en was vader van drie kinderen.
Statistieken hebben gelijk
Visser woonde in bij een van zijn zoons en daar werden onlangs sporen van menselijke resten gevonden en daarna lichaamsdelen. Ze bleken een 100 procent match te hebben met die van Visser. De zoon is aangehouden en wordt verdacht van betrokkenheid bij de dood van zijn vader. De twee zouden een meningsverschil hebben gehad over het eigendomsrecht van de woning. Wat precies de aanleiding voor de politie was om juist nu in actie te komen, nadat de zaak jarenlang de zaak werd gelaten, is nog onduidelijk. Van een gedegen buurtonderzoek tijdens de periode van vermissing lijkt geen sprake te zijn geweest. Toch waren omwonenden goed op de hoogte van de spanningen tussen vader en zoon.
In beide misdrijfzaken, die van Wendela van der Poel en die van Albert Visser, was sprake van vermissingen die te lang – van maanden tot jaren – op de plank bleven liggen. Dat zou niet mogen gebeuren, want hoe langer een vermissing duurt, hoe groter de kans dat er iets ernstigs aan de hand is. Minstens zo relevant: statistieken hebben gelijk. Daders en de lichamen van vermiste personen blijken vaak dichterbij dan wordt verondersteld.
Theo Jongedijk is journalist.
Wynia’s Week verschijnt altijd, drie keer per week. Het zijn de donateurs die dat mogelijk maken. Nog geen donateur? Kijk HIER. Hartelijk dank!