De pensioenbazen willen geen discussie meer over ‘hun’ nieuwe pensioenstelsel. Toch is dat broodnodig.
Wie hebben er eigenlijk belang bij het veranderen van het Nederlandse pensioenstelsel? Dat zijn zowel de pensioenbazen – de bonden van werkgevers en van werknemers – als het kabinet-Rutte en De Nederlandsche Bank (DNB). Geen wonder dat die van geen wijken willen weten. En daarbij geen drogreden schuwen.
Maar wie worden er slechter van? Dat zijn de tien miljoen gewone Nederlanders die met hun 1500 miljard euro ‘deelnemer’ zijn in de pensioenfondsen.
Econoom Harrie Verbon verklaart waarom de pensioenbazen zo graag hun nieuwe stelsel willen doordrukken en hun deelnemers er buiten proberen te houden.
Het nieuwe pensioenstelsel wordt deelnemers opgedrongen zonder dat ze weten wat ze te wachten staat. NSC (van Pieter Omtzigt) wil daarom dat deelnemers aan collectieve pensioenregelingen zelf moeten kunnen beslissen of zij het nieuwe pensioenstelsel willen ‘invaren’.
We schreven het al eerder in Wynia’s Week: in het nieuwe pensioenstelsel wordt niet langer een belofte gegeven over de hoogte van de pensioenuitkering. Het (toekomstige) pensioeninkomen van de deelnemers zal afhankelijk worden van de ingelegde premie en de daarmee door de pensioenfondsen behaalde rendementen.
In veel collectieve pensioenregelingen, zoals bijvoorbeeld het ambtenarenfonds ABP, kwam het pensioen voorheen neer op ruwweg 70 procent van het gemiddeld verdiende inkomen tijdens het werkzame leven. In het nieuwe stelsel wordt de pensioenhoogte onzeker. Daarom lijkt het alleen maar terecht dat deelnemers zich kunnen uitspreken of zij zich in dat ongewisse avontuur willen storten.
De Nederlandsche Bank vaart er wel bij
Het nieuwe pensioenstelsel maakt wel het leven van pensioenfondsen veel eenvoudiger. Zij hoeven immers geen pensioengarantie meer af te geven aan hun deelnemers. Als de beleggingsrendementen tegenvallen, moeten niet de fondsen, maar hun deelnemers de klappen opvangen.
Ook De Nederlandsche Bank (DNB) vaart wel bij het nieuwe pensioenstelsel. Aangezien het risico is verschoven van de pensioenfondsen naar de deelnemers, hoeft DNB geen ‘strenge’ vermogenseisen aan de fondsen op te leggen. Het toezicht van DNB op de fondsen wordt daardoor een stuk eenvoudiger.
En: wat goed is voor DNB, is ook goed voor de regering. De verantwoordelijke demissionaire minister Carola Schouten (ChristenUnie) voelt er dan ook niets voor om te onderzoeken of deelnemers juridisch in beroep kunnen gaan tegen het verbreken van de oude pensioenbelofte.
Curieus is wellicht dat ook vakbondsbestuurders zich vierkant achter de nieuwe pensionwet hebben opgesteld. Bij de aanvaarding van de nieuwe pensioenwet door de Eerste Kamer zei CNV-voorzitter Piet Fortuin: ‘We maken vandaag een historische stap richting een toekomstbestendig pensioenstelsel. Dit nieuwe stelsel blijft solidair (…) en geeft deelnemers een beter zicht op hun pensioen.’
Misschien begrijpen we de houding van vakbondbestuurders beter als we weten dat zij ook bestuurders van pensioenfondsen zijn. Ze hebben zich kennelijk geheel geïdentificeerd met het belang van de fondsen. Overigens: anders dan Fortuin denkt is er in het nieuwe stelsel juist minder zicht op het latere pensioen. Bovendien is de solidariteit tussen generaties verdwenen.
De ‘pensioeninstituties’ – lees: de pensioenfondsen, vakbondsbestuurders en DNB – beweren nu, samen met minister Schouten, dat het heropenen van de discussie over het nieuwe stelsel, zoals het NSC wil, slecht uit kan pakken voor de deelnemers aan collectieve pensioenregelingen.
Een pensioenbelofte is iets anders dan een salarisverhoging
Zo suggereert de bestuursvoorzitter van het ABP, Harmen van Wijnen, dat de invoering van het nieuwe pensioenstelsel in het belang van de deelnemers is. Immers, zo beweert hij, het ABP kan gebruikmaken van soepeler regels dan onder het oude stelsel. Daardoor hoeven de pensioenen van ambtenaren niet langer gekort te worden.
Voorzitter Ger Jaarsma van de Pensioenfederatie wil evenmin dat deelnemers zich via een referendum uit kunnen spreken of zij wel naar het nieuwe stelsel willen. ‘Het pensioen is een arbeidsvoorwaarde, net zoals salarisverhogingen. Daarover onderhandelen vakbonden en werkgevers en ga je ook geen referenda houden.’ Een slarisverhoging voor volgend jaar lijkt mij overigens van een andere orde dan het verbreken van een pensioenbelofte die decennialang heeft gegolden.
Ook de vakbonden willen het publiek doen geloven dat een hernieuwde discussie over het nieuwe pensioenstelsel een slecht idee is. De vicevoorzitter van het CNV, Patrick Fey, probeert uit alle macht het ‘oude’ pensioenstelsel met slecht gekozen kwalificaties af te serveren: ‘mooi maar krakkemikkig’, ‘vervallen huis’, enzovoorts.
De mogelijkheid van een (gedeeltelijke) terugkeer naar het oude stelsel is schadelijk, volgens Fey, want het doorbreekt de collectiviteit en het leidt tot lagere pensioenen – want die konden in het oude stelsel veertien jaar lang niet verhoogd worden.
Het zijn allemaal halve onwaarheden. De collectiviteit blijft inderdaad bestaan in het nieuwe stelsel. Die collectiviteit wordt echter wel beperkt omdat iedere generatie zijn ‘eigen’ pensioen krijgt. De solidariteit tussen generaties uit het oude stelsel verdwijnt zo. Dat kan een hoger pensioen betekenen dan onder het oude stelsel, maar het is evengoed mogelijk, of misschien wel waarschijnlijker, dat het tot een lager pensioen zal leiden.
Ook betoogt Fey dat de discussie over het nieuwe pensioenstelsel niet opnieuw moet beginnen, want dan strandt de uitvoering ‘door politiek en juridisch gehakketak’. Laat ik even aannemen dat Fey begrijpt dat in het nieuwe stelsel het risico van lage rendementen is verschoven van de pensioenfondsen naar de deelnemers. Dan wil hij die discussie misschien niet heropenen omdat uit zo’n discussie het ‘verraad’ van het CNV-bestuur aan zijn leden alsnog zou kunnen blijken. De deelnemers moeten immers maar afwachten wat voor pensioen ze later zullen krijgen. Het is voor de reputatie van vakbondsbestuurders beter deze kerneigenschap van het nieuwe pensioenstelsel onbesproken te laten.
De angst voor lage rentes was overdreven
Je vraagt je af hoe het zover heeft kunnen komen. Waarom vonden pensioenfondsen, politici en vakbonden dat er niet langer een pensioengarantie kon zijn? Het antwoord is simpel: DNB raakte in paniek door de extreem lage rentestanden van de afgelopen jaren en vreesde dat daardoor de pensioenen niet langer gefinancierd konden worden. Of, als de pensioenen niet gekort zouden worden, dat toekomstige generaties daarvoor de prijs zouden moeten betalen.
Die vrees van DNB was erg overdreven. Natuurlijk waren de rentestanden de afgelopen jaren extreem laag. Maar de rente was, met name in de jaren tachtig, ook weleens extreem hoog. Rentes en rendementen stijgen en dalen nu eenmaal. Inmiddels nadert de rentestand alweer ‘gemiddelde’ waarden.
Van DNB moesten de pensioenfondsen echter uitgaan van een extreem lage rente voor een lange periode om hun toekomstige pensioenverplichtingen uit te rekenen. Dat betekende dat het pensioenvermogen extreem hoog moest zijn. Het feitelijke vermogen van de pensioenfondsen zat daar al gauw onder. Daarom eiste DNB dat de pensioenen werden gekort om de vermogens weer op peil te brengen.
Hogere pensioenen? Dat is niet dankzij het nieuwe stelsel
De pensioeninstituties hebben er belang bij te claimen dat die kortingen van pensioenen het gevolg waren van ‘rigide regels’ die zogenaamd inherent waren aan het oude pensioenstelsel. Maar die regels waren juist in strijd met het oude pensioenstelsel. In het oude pensioenstelsel was er in beginsel solidariteit tussen generaties: ongeacht de rente of het rendement op beleggingen dienden de pensioengarantie – maar ook de pensioenpremie – immers ongewijzigd te blijven. Bij hoge rentes zouden de pensioenpremies niet verlaagd en bij lage rentes zouden de pensioenuitkeringen niet gekort moeten worden.
In beginsel, schreef ik, maar helaas is dat beginsel door DNB geschonden. De solidariteit tussen generaties is aangetast door de eisen die de DNB oplegde aan de hoogte van de pensioenvermogens. De nieuwe pensioenwet heeft die aantasting vervolgens tot wet verheven. Iedere generatie draagt voortaan zelf het risico van fluctuerende rentes en rendementen. De verhoging van de pensioenen die we nu zien is niet te danken aan het nieuwe pensioenstelsel, maar aan de omstandigheid dat de draconische eisen die DNB aan de vermogens van de pensioenfondsen stelde, niet langer nodig zijn.
Harrie Verbon was hoogleraar openbare financiën aan de Universiteit van Tilburg. Zijn artikelen verschijnen regelmatig in Wynia’s Week.
De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. U maakt het als donateur mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER. Alvast hartelijk dank!