De Nederlandse misdaadbestrijding faalt. Hoe kan het beter?
In dit afsluitende artikel ga ik in op de belangrijkste inzichten van mijn serie over de misdaadbestrijding in Nederland. Eerdere artikelen zijn te vinden in Wynia’s Week van 19 (deel 1 en deel 2), 23, 26 en 30 maart en 2, 6, 9, 13, 16 en 20 april.
Een rechtsstaat kan niet functioneren zonder vertrouwen in de kwaliteit van de opsporing, de vervolging door het Openbaar Ministerie, passende wetgeving en bekwame rechters. Pakkans, vervolgingskans en kans op bestraffing moeten op orde zijn. Dat is in Nederland niet het geval. Er gaat heel veel mis in de strafrechtsketen.
In 2019 deed de oud-burgemeester van Eindhoven Rob van Gijzel een oproep aan de leden van de Tweede Kamer. Hij wilde een parlementaire enquête naar de tekortschietende bestrijding van de georganiseerde misdaad. Van Gijzel baseerde zijn oproep op zijn ervaringen als voorzitter van de Brabantse Taskforce tegen drugscriminaliteit. In zijn ogen functioneert de strafrechtsketen dermate slecht dat extra investeringen het verschil niet meer uitmaken. De fractievoorzitters in de Tweede Kamer zijn het met hem eens, maar zij zien geen heil in de inzet van dit zware middel.
Een lage pakkans
In het algemeen is de pakkans bij zaken waarbij geen directe slachtoffers zijn, de zogeheten slachtofferloze delicten, lager dan bij geweldsdelicten. De opsporingsautoriteiten steken weinig tijd en energie in het actief opsporen van minder zichtbare vormen van criminaliteit, zoals fraude, heling, corruptie en witwassen. Doordat de pakkans laag is, blijft veel criminaliteit ondergronds. Een uitzondering hierop zijn de verkeersdelicten. De pakkans bij verkeersovertredingen, waarbij op grote schaal gebruik wordt gemaakt van cameratoezicht, is stukken hoger dan bij andere delicten.
Bij het opsporingsonderzoek naar ernstige geweldsdelicten en opvallende liquidaties worden in de regel veel rechercheurs ingeschakeld. Die beslissing wordt in de driehoek genomen, door de burgemeester, de hoogste politiechef en de hoogste officier van justitie in de regio. Zo worden opvallende aanslagen binnen het criminele milieu, zoals de dubbele liquidatie in de Staatsliedenbuurt in december 2012, meteen opgetuigd met meer dan tachtig rechercheurs. Die rechercheurs worden dan van andere zaken afgehaald.
Deze grootschalige aanpak hoeft de pakkans niet groter te maken, want jarenlang konden politie en recherche geen greep krijgen op de vele moorden in het criminele milieu. Pas door de introductie van de kroongetuige in het strafproces is hierin verandering gekomen. In de megaprocessen tegen zware criminelen – Passage, Marengo en Eris – heeft het Openbaar Ministerie (OM) effectief gebruik gemaakt van kroongetuigen. In de Passagezaak heeft dat geleid tot levenslange celstraffen tegen huurmoordenaar Jesse Remmers (betrokken bij zes liquidaties) alsmede tegen de opdrachtgevers voor liquidaties, in het bijzonder Dino Soerel en Willem Holleeder. Dergelijke hoge straffen hebben ook een afschrikkingseffect. De inzet van een kroongetuige is inmiddels niet meer weg te denken uit het strafproces tegen de georganiseerde misdaad.
Wanneer het geweld niet heeft geleid tot meerdere slachtoffers, is de pakkans geringer. Zo werd in 2018 iets meer dan een kwart van de beschietingen op coffeeshops, woningen en bedrijfspanden op straat opgelost, in 2019 was dat 14 procent en in 2020 12 procent (Haarlems Dagblad, 26 juni 2021). Die pakkans is wel erg klein.
Regionale verschillen in pakkans
De pakkans kan per regio verschillen. In de regio West-Brabant en Zeeland waren in 2015 zeventien moorden te melden, waarvan de helft zich afspeelde in het criminele circuit. Dat was meer dan in de regio Amsterdam, terwijl Amsterdam twee keer zo groot is als politiegebied.
Volgens Rienk de Groot, in die periode recherchechef in de regio, kon 80 procent van de negentig moorden van de afgelopen zes jaar worden opgelost. Volgens De Groot was het kraken van de berichtenservers als EncroChat en Ennetcom, waarmee criminelen met elkaar ongehinderd konden communiceren, de grootste strategische winst en doorbraak van de afgelopen periode. Dat heeft de pakkans zeker vergroot.
In Brabant zijn sinds halverwege de jaren negentig veel pillenboeren actief die zich bezighouden met het produceren van xtc-pillen. Dat is een zeer winstgevende handel. Volgens recente berichten is een nieuwe generatie bezig hun werkterrein te verleggen naar België en Duitsland. Ook wisselen zij sneller van locatie, waardoor de pakkans kleiner wordt.
Als er geen direct aanwijsbare slachtoffers zijn, is de pakkans beduidend geringer. Dat geldt voor milieudelicten, maar ook voor grootschalige drugs-zaken. In een onderzoek naar de Georganiseerde criminaliteit in Nederland (WODC, 2002) staat dat criminelen betrekkelijk lang kunnen doorgaan met het plegen van delicten alvorens een opsporingsonderzoek wordt gestart. De auteurs schrijven: ‘Gelet op de lange pleegperiode is de opsporingskans dus betrekkelijk klein en is het gevoel van onkwetsbaarheid dat sommige daders aan de dag leggen misschien niet onterecht.’ Van de 81 onderzochte zaken waren er 18 zaken waarbij het meer dan 48 maanden duurde voordat de politie een opsporingsonderzoek startte.
Spookpanden
De pakkans per regio wordt groter bij zeer gerichte politieacties, die ondersteund worden door het bevoegd gezag. In 2016 stelde de Gemeente Sittard-Geleen vast dat er in hun gemeente en omgeving negentig panden waren met grote hennepkwekerijen en spookbewoners. Een deel daarvan was gekocht door Albanezen en gefinancierd zonder hypotheek. Mensen uit Albanië werden ingevlogen om de hennepplantjes te verzorgen. Toen de gemeente en de politie alle door het RIEC (Regionale Informatie- en Expertise Centrum) verzamelde informatie bij elkaar legde, is men zich rot geschrokken.
Volgens de toenmalige burgemeester Cox van Sittard-Geleen maken de buitenlandse criminelen gebruik van allerlei zwakke punten in de Nederlandse wet- en regelgeving. Men heeft in 2016 besloten om integraal alle zwakke punten in de regelgeving aan te pakken. Dankzij een grootschalig strafrechtelijk onderzoek werden er negentig spookpanden ontdekt, ook in de buurlanden België en in Duitsland. De hoofdverdachten in deze criminele organisatie waren van Marokkaanse afkomst, terwijl er ook twaalf Albanezen zijn aangehouden.
Lage kans op vervolging
Niettemin blijven er te veel zaken op de plank liggen. Volgens de nationale recherche kan, vanwege een groot tekort aan rechercheurs, slechts één op de vijf zaken (en dat geldt voor alle soorten criminaliteit) worden opgepakt. Van de criminele misdaadgroepen wordt slechts één op de negen aangepakt.
Kennelijk moet je als misdaadgroep eerst bij de recherche in beeld komen, dat kan gemiddeld twee tot vier jaar duren, en dan is de kans dat je wordt aangepakt slechts 11 procent. Dit heeft tot gevolg dat de pakkans en de kans op vervolging voor drugscriminelen, die niet gebruik maken van zwaar geweld, bijzonder laag is. Ze kunnen zo jarenlang onder de radar blijven.
Bij de zaken die daadwerkelijk worden opgepakt is het ophelderingspercentage bijzonder laag, mede als gevolg van het zeer matig functioneren van de recherche. In 2015 verschijnt een zeer kritisch boek over het functioneren van de Nederlandse recherche. De titel is: De gekooide recherche. Het ware verhaal achter de matige prestaties van de Nederlandse opsporing. De auteur, financieel rechercheur Michiel Princen, is van mening dat de kwaliteit van de Nederlandse recherche te laag is om naar behoren de georganiseerde criminaliteit het hoofd te bieden. Naar zijn inzicht werkt de recherche vooral ad hoc, incidentgericht en reactief. Het boek geeft een onthutsende inkijk in het functioneren van de hoofdstedelijke politie.
De politie in Nederland, met 60.000 man/vrouw personeel, is bovendien een in zichzelf gekeerde, naar binnen gerichte organisatie met een ingesleten bedrijfscultuur. ‘Zo doen we het al jaren,’ is veelal de reactie op interne kritiek. Niet een tekort aan geld of een tekort aan personeel is het werkelijke probleem, maar het gebrek aan opleiding en organisatie. Mensen blijken bovendien vast te zitten aan hun baan, al dan niet door de gunstige arbeidsvoorwaarden.
Dialogen over kwaliteitsverbetering komen niet tot stand en leidinggevenden hebben er geen oor voor. De auteur meent dat de ongelijke strijd met de georganiseerde misdaad te vergelijken valt met een voetbalwedstrijd tussen de amateurclub IJsselmeervogels en de profclub Real Madrid. Veel onderzoeken duren ook te lang.
Geringe kans op bestraffing
Wat kan er gezegd worden over de kans op bestraffing? Die kans is hoger wanneer het justitieapparaat op orde is. Immers, een rechter kan alleen straffen opleggen aan verdachten wanneer het gepleegde delict wettelijk en overtuigend wordt bewezen. Daarvoor is de rechter afhankelijk van het aan hem of haar voorgelegde bewijsmateriaal.
Dat bewijsmateriaal, de tenlastelegging, is in Duitsland aanmerkelijk beter van inhoud en samenstelling dan in Nederland. Het Duitse Wetboek van Strafvordering (StPO) eist een omschrijving van de verboden gedraging, de opsomming van de bewijsmiddelen, de weergave van de resultaten van het opsporingsonderzoek, informatie over de persoon van de verdachte en de wijze van uitvoering en het gedrag van de dader na het plegen van delict. De strafrechter wordt in Duitsland veel uitvoeriger en beter geïnformeerd dan in Nederland. Hierdoor is de rechter beter in staat is om een gewogen oordeel uit te spreken. Zogeheten kop-staart vonnissen van meervoudige kamerzaken zijn in Duitsland onbekend.
De rechter is ook gebonden aan de wettelijke regelgeving met betrekking tot de strafmaat. De strafeisen voor bepaalde delicten, zoals afpersing, bedreiging, drugshandel, wapenhandel en het uithalen van drugs uit de containerterminals zijn in Nederland aanmerkelijk lager dan in het buitenland. Sinds 2017 is Nederland bezig met een inhaaloperatie met wetgeving op dit terrein, waardoor de strafeisen hoger zullen uitpakken.
Dat neemt niet weg dat de verschillen binnen de EU-landen nog altijd groot zijn. Wie in Frankrijk in het openbaar een joint opsteekt, riskeert een jaar in de gevangenis of een boete van 3.750 euro. Een drugshandelaar in Frankrijk komt al gauw in aanmerking voor een straf van maximaal tien jaar en een boete tot maximaal 7,5 miljoen euro. Ten voordele van Nederland kan worden opgemerkt dat het drugsgebruik onder jongeren beduidend lager is dan in Frankrijk.
Tegelijkertijd dient te worden geconstateerd dat professionele criminelen in Nederland in staat zijn eindeloos zand in de justitiële machine te gooien waardoor strafzaken tegen witwassen en drugskartels uitlopen op logistieke nachtmerries. Greetje Bos, sinds kort rechter aan het hof in Den Bosch en voorheen officier van justitie, liet zich in het Brabants Dagblad (11 december 2020) als volg uit. ‘Strafzaken kennen vaak een frustrerend verloop en monden niet zelden uit in celstraffen waar de verdachten niet wakker van liggen.’ Ze wijst er bovendien op dat de verdediging eindeloos onderzoekswensen kan formuleren op basis van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarvan de rechter de meeste toewees. Het gevolg is een rechtsgang die jaren kan duren.
Haar bevindingen worden ondersteund door cijfers. In het rapport van de landelijke DSP-groep uit 2021 over de aanpak in Zuid-Nederland van de drugsgerelateerde criminaliteit wordt opgemerkt dat in 2015 in totaal 428 mensen zijn opgepakt, waarvan slechts twaalf personen zijn veroordeeld.
Afpakken van crimineel vermogen
Het afpakken van de verdiensten uit crimineel vermogen is al jaren een beproefd, maar niet erg succesvol middel gebleken in de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Er moet eerst een veroordeling van een strafbaar feit plaatsvinden voordat justitie crimineel vermogen kan afpakken.
De crimineel heeft zich tegen de zogeheten Plukze-wetgeving bewapend door formeel geen vermogen te hebben. Hij maakt gebruik van schijnconstructies, stromannen en adviezen van gespecialiseerde advocaten en juridische dienstverleners om beslaglegging op zijn vermogen te voorkomen. Vaak staat al zijn vermogen op naam van zogeheten katvangers of stichtingen.
Er is ook nieuwe wetgeving in voorbereiding. In 2020 laat de minister van Justitie en Veiligheid Ferd Grapperhaus weten dat hij werkt aan een nieuw wetsvoorstel om crimineel geld, onroerend goed of andere zaken van criminelen af te pakken zonder voorafgaande veroordeling voor een strafbaar feit. Dan gaat het niet alleen om drugsgeld, maar ook om luxe auto’s, fokpaarden en dure horloges. Als de politie een pand binnenvalt op zoek naar illegale wapens en ook een half miljoen aan contanten vindt, is geen langdurig strafproces nodig om dat geld af te pakken als betrokkenen laten weten dat het niet van hen is. Ook trucs met verhullende eigendomsconstructies hebben dan geen zin. In de nieuwe werkwijze staat niet meer de persoon maar het object centraal in het afpakken.
De vraag is ook of de rechter begrip moet tonen voor het feit dat vermogende criminelen juridisch en procedureel worden gefaciliteerd om de rechtsgang aanzienlijk te vertragen en met zware misdrijven op hun kerfstok goed weg te komen. Ook blijkt dat door het OM veel kortdurende onderzoeken – de methode van de ‘korte klappen’ – worden uitgevoerd om een tijdrovende vervolging en rechtsgang te vermijden. Het OM zet in dit soort zaken ook veel meer in op schikkingen met criminelen dan op veroordelingen.
Vergelijking met Duitsland
Uit een vergelijkend onderzoek door de jurist Peter Tak en de criminoloog Jan Fiselier in 2002 blijkt dat het gemiddelde ophelderingspercentage van misdrijven in de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen driemaal zo hoog is als in Nederland. Het verschil kon niet worden herleid tot een verschil in omvang en sterkte van de recherche in beide landen. Ook was de omvang van de criminaliteit die ter kennis komt van de politie in beide landen vergelijkbaar. Beide landen hebben in 2002 ongeveer hetzelfde inwonertal en dezelfde gebiedsgrootte.
In 2008 vergeleek de politie-onderzoeker Caroline Liedenbaum de recherche in Utrecht met die van Münster. Beide steden hebben dezelfde hoeveelheid agenten in dienst, zo’n 400. Zij constateerde dat het algemene ophelderingspercentage in Utrecht (20 procent in 2004) beduidend lager is dan in Münster (43 procent in 2004). In Nederland verdwijnen talloze aangiftes (zo’n 150.000 zaken) ‘op de plank’ omdat er geen capaciteit voor is. In Duitsland kent men geen plankzaken. In geweldszaken is het contrast in opheldering zelfs nog pijnlijker: in Utrecht 37 procent en in Münster 82 procent. De conclusie is dat de Nederlandse politie en recherche in vergelijking met Duitsland zeer matig presteert. Een tweede conclusie is dat het Duitse justitieapparaat beter is georganiseerd en beter presteert dan het gerechtelijk systeem in Nederland. Door het milde strafklimaat is Nederland zeer aantrekkelijk om als buitenlandse crimineel actief te zijn.
Neem driehoeksoverleg op de schop
Wat kunnen we hiervan leren? De eerste les is dat het prestatieniveau van de Nederlandse recherche omhoog moet. Er dient veel meer te worden geïnvesteerd in de opleiding van rechercheurs en er is vers en kritisch bloed nodig binnen de recherche. Dit geldt ook voor de leiding van politie en recherche. Het ontslagrecht moet worden versoepeld.
In Duitsland wordt het vervolgingsbeleid niet gemaakt door het Openbaar Ministerie, maar door het ministerie van de Duitse deelstaat. Het Duitse Openbaar Ministerie kent ook geen driehoeksoverleg, geen adviescommissies en geen beleidsoverleg. Officieren van justitie houden zich alleen bezig met de behandeling en vervolging van strafzaken. Er gaat in Duitsland geen tijd verloren aan een uitgebreid vergadercircuit zoals in Nederland.
Misschien zou het een goede zaak zijn om in Nederland het veel geroemde driehoeksoverleg op de schop te nemen. Dit zou politie en OM meer ruimte en armslag geven om zelf te bepalen hoeveel rechercheurs in bepaalde zaken worden ingezet. Burgemeesters neigen ertoe teveel hun oren te laten hangen naar de publieke opinie.
Hou bij de strafmaat rekening met slachtoffers
Ook kan Nederland leren van de uitvoerige tenlastelegging in Duitsland, waardoor de rechter beter in staat is een gewogen oordeel te vellen over het delict en de achtergronden. Daarnaast zouden rechters, ook in de bepaling van de strafmaat, rekening kunnen en moeten houden met andere geadresseerden dan de dader (slachtoffers en potentiële criminelen), inclusief mogelijke belanghebbenden in het buitenland.
In Nederland is daarvoor al een opening gemaakt door slachtoffers en hun familieleden de mogelijkheid te geven hun verhaal in een rechtszaak te vertellen. De introductie van het spreekrecht, en in het grootschalige Passageproces getuigenverklaringen van familieleden van de hoofdverdachte, ondersteund door op de band vastgelegde conversaties, heeft ertoe geleid dat rechters in moordzaken zwaardere sancties zijn gaan opleggen.
Wat moet er gebeuren?
In 2017, rijkelijk laat, is een begin genaakt met de strijd tegen de georganiseerde misdaad met de notitie Toekomstagenda ondermijning. De overheid maakt een actieve start met de voorbereiding en invoering van nieuwe wetgeving op het terrein van de bestrijding van de georganiseerde misdaad.
Leer van Italië
Er wordt ook hard gewerkt aan het inrichten van een groot landelijk Multidisciplinair Interventieteam (MIT) met meer dan 100 fte’s dat de criminele kopstukken en hun netwerken gaat aanpakken en crimineel vermogen afpakken, aan het versterken van de informatiepositie, het intensiveren van de bewaking en beveiliging van personen en aan het tegengaan van de normalisering van het drugsgebruik. Dat deze inhaaloperatie zo laat op gang is gekomen is naar mijn mening te wijten aan onwetendheid, naïviteit en politieke correctheid. Lange tijd stond onderschatting van de aard, ernst en omvang van de georganiseerde criminaliteit de bestrijding van de misdaad in de weg.
Door de moorden in de bovenwereld, op onder meer advocaat Derk Wiersum en misdaadverslaggever Peter R. de Vries, heeft Nederland te maken gekregen met ‘Italiaanse toestanden’. Van onderschatting is echter geen sprake meer. Nederland kan daarom veel leren van de praktijk met kroongetuigen in Italië.
In Italië is het getuigebeschermingsprogramma met de introductie van kroongetuigen zeer effectief gebleken bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad, in het bijzonder van de machtige Maffia en invloedrijke ‘Ndrangheta. In Italië zitten niet minder dan 6.255 personen in het nationale getuigebeschermingsprogramma, onder wie 1.277 kroongetuigen. De beveiliging van rechters, officieren van justitie, advocaten en familieleden van kroongetuigen is in Italië verplicht. In Italië kunnen kroongetuigen alleen rekenen op vermindering van de straf en een nieuwe identiteit. Zij kunnen niet, zoals in Nederland, ‘leningen’ krijgen om hun eigen veiligheid te regelen en een nieuw leven op te bouwen.
Werk samen met Duitsland en België
De Nederlandse politie en douane werkt ook al intensief samen met de Duitse door in de grensgebieden in het oosten van ons land gezamenlijk te patrouilleren en door samenwerking bij de aanpak van mobiele bendes, die in het grensgebied zeer actief zijn.
Het ligt voor de hand dat Nederland veel meer moet gaan samenwerken met België bij de bestrijding van de drugshandel. Er bestaan immers veel relaties tussen Nederlandse en Belgische criminelen. Op bescheiden schaal wordt al samengewerkt door de burgemeesters van Antwerpen en Rotterdam, die samen een dienstreis hebben gemaakt aan enkele havens in Zuid-Amerika. Doel was om de controle op smokkel door schepen met bestemming Antwerpen en Rotterdam al ter plekke te laten plaatsvinden.
Streef in EU-verband naar stapsgewijze legalisering van drugs
Ook op strafrechtelijk gebied zou Nederland beter en intensiever kunnen samenwerken met onze zuiderburen. Dat geldt in het bijzonder voor het experiment met een gesloten coffeeshopketen, waarbij een veertigtal Neder-landse gemeenten, voor het merendeel grensgemeenten, wil overgaan tot het legaal telen van hennep bestemd voor geselecteerde coffeeshops. Voor zover mij bekend is hiervoor geen overleg gepleegd met de bewindslieden in België. Het experiment is nog steeds niet operationeel.
Tot slot zou Nederland, binnen EU-verband, het initiatief kunnen nemen voor de stapsgewijze legalisering van het gebruik van softdrugs, op termijn ook van harddrugs. Een voor de hand liggende partner zou België kunnen zijn, waar ook steeds meer stemmen opgaan om het drugsgebruik op termijn te legaliseren. De war on drugs valt anders niet te winnen.
Dit is de slotaflevering van een serie van criminoloog Hans Werdmölder over de Nederlandse misdaadbestrijding. Reacties van kritische lezers op zijn artikelen en opbouwende suggesties voor de aanpak van de misdaadbestrijding zijn zeer welkom.
Wynia’s Week stelt de vragen bij het nieuws. Steunt u deze broodnodige, onafhankelijke berichtgeving? Doneren voor Wynia’s Week kan via de bankrekening van Wynia’s Week NL94 INGB 0006 3945 08 of HIER. Hartelijk dank!