De natuur is niet heilig maar moet door mensen vruchtbaar worden gemaakt
Naoberschap, subsidiariteit en rentmeesterschap zijn alle drie begrippen die voortkomen uit het gemeenschapsdenken, het communitarisme, de filosofische stroming die benadrukt dat het individu niet op zichzelf staat maar voortgekomen is uit de gemeenschap en daarin ook is ingebed.
Die begrippen behoren tot het sleutelrepertoire van de christendemocratie. Maar het CDA heeft ze verwaarloosd. Ze staan misschien nog wel in het partijprogramma, maar spelen in de praktijk geen rol. Zoals de VVD ons in elk verkiezingsprogramma verzekert dat ze de immigratie stevig gaat aanpakken, maar dat voornemen tot dusver in de coalitieonderhandelingen zonder problemen heeft ingeleverd, zo is het CDA omgegaan met subsidiariteit en rentmeesterschap.
Geen subsidiariteit
In de kabinetten Rutte-3 en Rutte-4, waaraan het CDA deelnam, is van een streven naar subsidiariteit niet veel te merken geweest. Integendeel. De EU is voortgegaan op de weg naar steeds verdere integratie, naar een federale Unie. Ze is zich gaan bemoeien met gebieden die veel beter geregeld kunnen worden door de lidstaten zelf. Een groot deel van die toenemende bemoeienis ligt op het gebied van milieu en klimaat, dus op het gebied van de natuur.
Ik denk natuurlijk aan alle wetgeving in het kader van de Europese Green Deal. Die Green Deal heeft als doel om Europa tegen 2050 klimaatneutraal te maken, en daarmee het eerste klimaatneutrale continent te worden. In 2030 moet de CO2-uitstoot al met 55% verminderd zijn ten opzichte van 1990.
Dit is een uiterst radicaal programma dat waarschijnlijk onhaalbaar is, maar de burger bovendien opzadelt met een hoop ellende. In Nederland worden we gedwongen van het gas te gaan, door dat gas steeds duurder te maken. Ook worden flora en fauna van ons grootste natuurgebied, de Noordzee, ernstig aangetast door windturbines. De paniekzaaiers van de klimaatverandering lijken niet te beseffen dat ze een bedreiging voor het milieu vormen. En dat om een CO2-vermindering te bereiken die op wereldniveau niets voorstelt en geen enkele invloed zal hebben op de wereldtemperatuur (als zoiets al bestaat).
Het zou daarom goed zijn als de EU een andere houding zou aannemen tegenover klimaatverandering. Die houding zou minder paniekerig, minder fanatiek en minder extreem moeten worden. Het zal best zo zijn dat het klimaat verandert, maar het is niet zo dat het ‘vijf voor twaalf’ is of dat we ‘aan de rand van de afgrond staan’.
Ontzag voor de natuur
Daarbij zou het ook helpen een andere kijk te krijgen op de natuur. In onze tijd wordt over de natuur met veel ontzag gesproken en wij worden voortdurend gemaand de natuur te eerbiedigen, niet aan te tasten en, als we dat per ongeluk of opzettelijk, toch hebben gedaan, haar in haar oorspronkelijke, zuivere toestand te herstellen. Daarbij lijkt het alsof de natuur dat deel van de wereld is dat buiten ons staat.
Maar zo is het niet. In werkelijkheid maakt de mens deel uit van de natuur en is het, zeker in Nederland, helemaal niet mogelijk om de natuur niet aan te tasten. Niet alleen boeren, ook instanties als Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer oefenen invloed uit op de natuur. De algemeen aanvaarde opvatting is dat de invloed van boeren op de natuur negatief is, bijvoorbeeld door de uitstoot van stikstof, en die van de natuurbeherende instanties positief. Maar dat is maar hoe je het bekijkt.
Ideaalbeeld
Stikstof is geen stof die, zoals Rob Jetten ooit dacht, verstikkend werkt op de natuur, maar een stof die onontbeerlijk is voor plantengroei. Veel stikstof leidt echter tot een toename van plantensoorten die de natuurgoeroes juist niet willen en tot de verbossing van heide die zij juist willen tegengaan.
De natuurbeherende instanties hebben dus een bepaald beeld van de ideale natuur en ze doen hun uiterste best de werkelijkheid in overeenstemming te brengen met dat ideaalbeeld. Maar ook dat is ingrijpen in de natuur. In de duinen zijn ze vaak bezig stukken duin af te graven en uit te diepen, met de bedoeling dat daardoor bepaalde planten en insecten terugkomen. In het populaire tv-programma BinnensteBuiten zag ik ooit twee boswachters over een heideveld struinen waarbij ze elk beginnend boompje genadeloos uit de grond trokken met een speciaal daarvoor vervaardigd apparaat. Potsierlijk.
Het is niet helemaal duidelijk waar het ideaalbeeld van de natuur op gebaseerd is. Zelf zeggen de natuur beherende instanties dat ze de biodiversiteit willen herstellen. Maar de biodiversiteit van wanneer? Willen ze terug naar de natuur in het Nederland van de 19de eeuw, van de 17de eeuw, van de Middeleeuwen, van de prehistorie?
Hoe dan ook, de natuurbeherende instanties grijpen evengoed in in de natuur als de boeren. Echte natuur, natuur die niet door mensenhanden is aangeraakt, bestaat in Nederland helemaal niet. En op wereldniveau ook steeds minder. Is dat erg? Veel hedendaagse natuurgoeroes vinden van wel, ik vind van niet.
Geen honger meer
Het ligt er maar aan hoe je tegen de natuur aankijkt. Hedendaagse natuurverheerlijkers zien alleen maar de mooie kanten, de bloemetjes en de bijtjes, en niet de kwade kanten. Niet de kat die een vogel vangt, een vleugeltje afbijt en een pootje en vervolgens nog ruim een uur met het diertje speelt voor hij het doodmaakt.
In BinnensteBuiten wordt elke dag de lof van de natuur gezongen en de biologische landbouw, met een minimaal ingrijpen van de mens, de hemel ingeprezen. En niemand die zegt dat de oogsten van die biologische landbouw gemakkelijk mislukken, dat je er heel veel ruimte voor nodig hebt en dat je er nooit de wereldbevolking mee kunt voeden. Het geleidelijk verdwijnen van de honger uit de wereld, ondanks een sterk gegroeide bevolking, is juist te danken aan de niet-biologische landbouw, aan het gebruik van kunstmest en gewasbeschermende middelen.
Moeder Aarde
De hedendaagse verheerlijking van de natuur in de westerse werteld heeft onder meer te maken met het verdwijnen van het christendom, waardoor het heidendom, dat er als een soort grondverf onder zit, weer aan de oppervlakte is gekomen. De adoratie van de natuur die doorklinkt in de spotjes van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, en bij de paniekzaaiers van de klimaatverandering, lijkt op de aanbidding in de voorchristelijke tijd van de natuurgoden. Iemand als Frans Timmermans, tot voor kort in EU-verband de natuurgoeroe bij uitstek, spreekt zonder enige gêne over Moeder Aarde. Dat lijkt mij toch echt een heidense godin.
Er worden nog geen kinder- en mensenoffers gebracht, maar de meest radicalen onder de huidige natuuraanbidders zijn wel degelijk van mening dat de natuur zonder mensen veel beter af zou zijn.
Versteliefde
Een ander probleem van het verdwijnen van het christendom is dat elementen ervan blijven voortbestaan, maar in een onbegrepen vorm. Een belangrijke christelijke deugd is de naastenliefde. De Vlaamse filosoof Paul Moyaert zei ooit tegen mij: ‘Het grote gevaar dat ons bedreigt is dat de naastenliefde volledig wordt losgemaakt van haar religieuze kader, van de grenzen die het christendom eraan gesteld heeft. Als het geloof in God wegvalt, en de naastenliefde blijft bestaan, dan zal die naastenliefde ons uiteindelijk terroriseren.’ Als je ziet hoe de asielimmigratie ons vandaag overweldigt, kun je Moyaert alleen maar gelijk geven. De naastenliefde voor de mensen in ons eigen land heeft plaatsgemaakt voor de liefde voor mensen die ver van ons vandaan leven. Naastenliefde is versteliefde geworden.
Een onderdeel van het christendom, waaraan de gewone gelovigen nauwelijks aandacht besteden, de apocalyps, de ondergang van de wereld, is in onze huidige, postchristelijke tijd verworden tot een voortdurend aanwezige dreiging, waarmee de burgers permanent gechanteerd worden. De westerse elite die allang niet meer gelooft in Christus, gelooft wel in onze plicht tot een mateloze naastenliefde en in de ondergang van de wereld door een klimaatcatastrofe.
Het zou goed zijn om terug te gaan tot wat normalere opvattingen, te beginnen met een wat normaler begrip van de natuur. Daarvoor kunnen we te rade gaan bij de manier waarop in het christendom tegen de natuur wordt aangekeken. Het christelijke gedachtegoed ligt immers als erfenis gewoon voor ons klaar om uit te putten.
Volgens het joods-christelijk geloof is de natuur een waardevolle gift van God aan de mensen, waarmee de mensen als een rentmeester moeten omgaan. De natuur zelf is helemaal niet goddelijk en onaantastbaar. Integendeel. Zij moet door de mens bewerkt en verbeterd worden. De mens heeft de opdracht om van natuur cultuur te maken.
Hou het christelijk gedachtegoed in ere
Deze christelijke opvatting van de natuur heeft vanaf ongeveer de dertiende eeuw geleid tot de ontwikkeling van de wetenschap die de westerse wereld een enorme welvaart heeft opgeleverd. Onder meer door de toepassing van die wetenschap op de landbouw. Het schuldgevoel dat we daarover van de nieuwe heidenen moeten hebben, is volkomen ongegrond en ongepast.
De waarden van naoberschap, subsidiariteit en rentmeesterschap hangen nauw samen met het christelijke gedachtegoed. Ook al hebben veel mensen in West-Europa het christelijk geloof verlaten, dat betekent niet dat we ook dat gedachtegoed achter ons moeten laten. Zeker als het gaat om een goede omgang met de natuur, maar ook voor een goed begrip van naastenliefde, heeft het nog steeds veel te bieden.
Dit is een licht bewerkte versie van de lezing die Chris Rutenfrans op dinsdag 7 mei in Deventer hield voor de Stichting Sociale Christendemocratie.
Wynia’s Week verschijnt twee keer per week, 104 keer per jaar. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!