De kiesdrempel moet niet omhoog, maar omlaag. LONGREAD!
Wat voetbal is voor gewone mensen, is de kiesdrempel voor weldenkende mensen. Iets nieuws hoor je doorgaans niet, maar de emoties zijn er niet minder om.
De ‘kiesdrempelaars’ trekken op dit moment extra aandacht omdat een aantal prominenten van PvdA, CDA, VVD en D66 – de meesten niet meer actief in het openbaar bestuur – een zogeheten burgerinitiatief zijn gestart om de kiesdrempel voor de Tweede Kamer te verhogen. Van de huidige 1 zetel naar 3. (Technisch zit dat iets anders, maar omwille van de leesbaarheid is deze formulering hier goed genoeg.)
Wordt deze verhoging doorgevoerd, dan bestaat bij de volgende verkiezing een fractie minimaal uit 3 personen.
Geen BBB, BIJ1 en 50PLUS
Zou de kiesdrempel bij de vorige verkiezingen al op 3 hebben gestaan, dan waren de huidige eenpersoonsfracties BBB, BIJ1 en 50PLUS niet in de Kamer gekomen. Een ‘winst’ van 3 zetels.
3 op 150 Kamerleden, je kan er blij mee zijn, maar het is niet direct dikke winst.
Het profijt zou nog meer zijn tegengevallen, omdat al snel twee Kamerleden van hun fractie afsplitsten: Omtzigt en Gündogan. Dat wordt door geen kiesdrempel verhinderd.
Eindstand: 1 loslopend Kamerlid minder (onder het voorbehoud dat zich in de komende twee jaar niemand nog afsplitst).
Tja.
Gaan er stemmen verloren?
Stemmen die op een partij worden uitgebracht die niet in de Kamer komt, gaan verloren. Bij de verkiezingen van 2021 waren dat er bij elkaar 200.000. Het ging om partijen als NIDA en Jezus Leeft die buiten de boot vielen.
Zou de kiesdrempel niet 1, maar 3 zetels zijn geweest, dan zouden ook de stemmen op BBB, BIJ1 en 50PLUS verloren zijn gegaan. Bijna 300.000.
Opgeteld een half miljoen. Dat is op 13 miljoen kiesgerechtigden veel.
De stemmen van mensen die überhaupt niet zijn gaan stemmen – in 2021 bijna 3 miljoen – worden ook niet meegeteld. Ze worden als verloren beschouwd.
Dat staat in de Kieswet
De initiatiefnemers van de kiesdrempelverhoging schrijven dat ze voortaan al deze verloren stemmen wel willen meetellen en ze naar rato willen verdelen over de partijen die in de Kamer zijn verkozen. Dat zou in 2021 hebben betekend dat de partijen in de Kamer nog eens 3,5 miljoen stemmen erbij zouden krijgen, boven op de 10 miljoen die ze al hadden geïncasseerd.
De uitleg: ‘Dat hoort bij het systeem waarbij de nadelen van de fragmentatie ver de vermeende voordelen van het realiseren van individuele voorkeuren overtreffen.’
Huh? Worden hier 3,5 miljoen kiezers buiten hun wil om gebruikt om de Kamer extra postuur te geven? Dus je besluit als burger om niet te stemmen omdat je al die politici boeven vindt en dan wordt je niet-uitgebrachte stem opeens toegerekend aan – ik noem maar wat – Forum.
Navraag bij de initiatiefnemers bracht geen duidelijkheid.
Het is in elk geval in strijd met de wet en volkomen ondemocratisch.
Uit respect voor de initiatiefnemers diep ik dit maar niet verder uit en beschouw ik de desbetreffende passages in hun petitie als een heel lange tikfout.
Waarom drie?
De initiatiefnemers lichten niet toe waarom ze de grens bij 3 zetels leggen. We moeten het dus zelf bedenken.
O, u weet het al: omdat de SGP 3 zetels heeft en geen mens in en om Den Haag ook maar een vinger durft te heffen naar de oudste partij van ons land die bovendien nog eens het aura heeft het staatsrechtelijke geweten van ’s lands vergaderzaal te zijn.
Lijkt me een goede veronderstelling.
Dat betekent ook dat de grens op 5 was uitgekomen, als de SGP 5 zetels had gehad. En reken maar dat de initiatiefnemers de Lieve Heer hebben bedankt dat Van der Staaij niet in zijn eentje in de Kamer zit.
Veel bijval
Het burgerinitiatief om de kiesdrempel te verhogen kan op veel bijval rekenen. En hartstocht, want wie zich ertegen kant, krijgt vaak de wind van voren.
In een mum van tijd stond de handtekeningenteller op 36000. Nog 4000 erbij en de Kamer is wettelijk verplicht om het onderwerp op de agenda te zetten. Dat gaat wel lukken.
Hoe de discussie in de Kamer gaat uitpakken, is nog onduidelijk. Je mag van de geroutineerde initiatiefnemers verwachten dat ze de boel met hun partijgenoten hebben afgestemd. Ze zullen er ook wel gehoor hebben gevonden, want het is in de ‘grote’ fracties bon ton om allerhande ongerief in de Kamer aan de kleintjes te wijten.
Tegelijkertijd zullen degenen die wel eens een boek hebben gelezen of in de spiegel hebben gekeken, begrijpen dat het verhogen van de kiesdrempel met een paar zetels misschien wel mediageniek is, maar nauwelijks iets oplost.
Waarom moet de kiesdrempel omhoog?
De initiatiefnemers willen – zo schrijven zij op hun site – de fragmentatie in de Kamer tegengaan en de kwaliteit van het werk van de Kamer verbeteren. Denk bij dat laatste aan het wetgevingsproces en langetermijnkwesties.
Daar kan geen mens op tegen zijn, maar waarom moet dan de kiesdrempel omhoog? Is er een oorzakelijk verband? Het blijft in het ongewisse: we moeten het kennelijk op onze klompen aanvoelen. Opmerkelijk, want er is een heel lange lijst van instrumenten en oplossingen te bedenken die onomstotelijk het functioneren van de Kamer kunnen verbeteren.
Geen woord daarover, de kleintjes moeten eruit.
Het zal best ergerlijk zijn als vergaderingen lang duren omdat er ook nog een paar eenlingen het woord willen voeren. Ook zullen die eenlingen niet steeds een wezenlijke bijdrage leveren aan alle wetsvoorstellen en beleidsplannen die de Kamer bereiken. So what? Komen die resterende 147 Kamerleden door die paar lastpakken niet aan hun werk toe? Is de Kamer daarom een ‘burnoutfabriek’. Zijn de wetten daarom ondermaats?
Mini-fracties zijn van alle tijden
Wie denkt dat heel kleine fracties een teken van onze verloederde tijd zijn, kent zijn parlementaire geschiedenis niet.
In de afgelopen vijftig jaar, vanaf 1971 tot en met 2017, waren er 15 verkiezingen en daarbij werden 41 een- en tweepersoonsfracties in de Kamer verkozen. Soms was het een enkel partijtje, maar 5 tegelijk is ook voorgekomen (1977 en 1982). Gemiddeld bijna 3 per verkiezing, de score van de verkiezingen van 2021.
Sommigen fuseerden met elkaar (ChristenUnie en GroenLinks zijn de nazaten van mini-fracties), anderen groeiden door (SP, Partij voor de Dieren), weer anderen doken als dolfijnen boven en onder het wateroppervlak (SGP) en nog weer anderen verdwenen (DS’70, Leefbaar Nederland bijvoorbeeld).
Grote partijen spraken ook toen al met dedain over de kleintjes, maar het vingerwijzen dat we nu zien, kwam niet voor, deels omdat er – behalve bij Janmaat – niet zo werd gepolariseerd als nu, maar vooral omdat er veel meer grote partijen waren dan nu. Echt groot, bedoel ik dan. Ik kom daar later op terug.
De kiesdrempel is steeds hoger geworden
Kijken we ook even naar de ontwikkeling van de kiesdrempel in de voorbije 50 jaar.
Formeel kennen we in ons land geen kiesdrempel, wel een kiesdeler. De kiesdeler is het aantal geldig uitgebrachte stemmen gedeeld door 150 Kamerzetels. Wie de kiesdeler haalt, heeft een zetel.
Je zou dus kunnen zeggen dat de kiesdeler ook de kiesdrempel is. En die is dus gelijk aan de kiesdeler = 1 zetel. (Omwille van de leesbaarheid gebruik ik hierna de termen als synoniemen, tenzij onderscheid technisch noodzakelijk is.)
Deze kiesdeler is indertijd met opzet gekozen: het zou nieuwe stromingen een snelle toegang geven tot het centrum van de macht in plaats van dat ze – zoals in andere landen waar de kiesdrempelaars graag naar verwijzen – eindeloos door de status quo buiten de deur kunnen worden gehouden.
Tussen het verkiezingsjaar 1971 en nu groeide het aantal kiesgerechtigden van 8 miljoen naar ruim 13 miljoen. Uitgaande van een gemiddeld opkomstpercentage van 80% en navenant geldig uitgebrachte stemmen, steeg de kiesdeler, want het aantal Kamerzetels bleef 150.
En zo ging de kiesdeler alias kiesdrempel in de afgelopen 50 jaar van 42.000 in 1971 naar bijna 70.000 kiezers. Omhoog dus! En niet zo weinig ook, met 80%.
Dat betekent dat het voor nieuwkomers stukken moeilijker dan vroeger is om toe te treden tot het centrum van de macht.
En dan zou die kiesdrempel nog eens drie keer zo hoog moeten worden.
De pot verwijt de ketel
De kiesdrempelaars kijken niet naar het verleden, maar naar de dag vandaag en wat ze nu dwars zit.
Ze verwijten de kleine partijen niet meer te zijn dan de megafoon op de keeltjes van hun ontevreden achterbannetjes. Dat zou leiden tot heftige polarisatie, eindeloos interrumperen en het indienen van de ene na de andere motie.
De pot verwijt de ketel dat die zwart ziet (als deze uitdrukking woke-technisch nog is toegestaan). Of erger: de pot blijkt vaak veel zwarter dan de ketel.
Silvana Simons van BIJ1 scoort bij menigeen hoog op de polarisatie-hitparade, maar tegelijkertijd wordt ze door journalisten en insiders gezien als een van de beste debaters in de Kamer. De top van de polarisatielijst wordt verder uitsluitend bevolkt door figuren uit grote(re) fracties: PVV, Forum en ja zeker, het o zo fatsoenlijke D66, op de voet gevolgd door leden van GroenLinks en DENK en vele anderen die hun geprovoceer verwarren met discussiëren ‘op het scherp van de snede’.
Er is geen enkele aanwijzing dat ook maar iemand zich de komende tijd zal matigen, kiesdrempel of niet.
Interrupties en moties
Interrumperen doen de eenling-Kamerleden zeker, vaak en lang. In samenzang met menige andere collega. Dat de voorzitter dit niet onder controle krijgt, lijkt me geen reden voor een hogere kiesdrempel, wel voor – mede om veel andere redenen – een betere voorzitter.
Dan die moties. Inderdaad, 5000 moties in 2022, een krankzinnig getal. De mini-fracties hebben zich zeker niet onbetuigd gelaten, maar het ongeremd indienen van moties is een kwaal waaraan alle fracties lijden. De oppositie voorop. Niet onbegrijpelijk, want tegen de door fractiediscipline beheerste coalitie rest vaak weinig anders dan het indienen van moties. De coalitiepartijen weten trouwens ook van wanten.
Hoe het ook zij, een hogere kiesdrempel levert hier nauwelijks iets op.
De Kamer is hardleers
Eenling-Kamerleden hebben uiteraard grote moeite om aan alle werkzaamheden in de Kamer volwaardig mee te doen. Zeker bij wetgevingsarbeid geldt dit, maar ook bij andere complexe kwesties. Alleen al de enorm overladen agenda is een probleem.
Wanneer de minimum-omvang van een fractie op 3 Kamerleden wordt gezet, verandert er nauwelijks iets. Vraag maar eens na bij de SGP, Denk of JA21, allemaal driemansfracties. Of, doe ’s gek, en vraag bij de fracties van VVD, D66 en CDA na of ze een beetje aan hun werk toekomen.
Het antwoord zal geen verrassing zijn: nauwelijks. Dat heeft met een veelheid van factoren te maken, niet het laatst met de legendarische hardleersheid van Kamer en partijen om alles wat hen zelf betreft te ontkennen of te negeren.
Een deprimerende opsomming ter illustratie:
- maatschappelijk onervaren Kamerleden
- te hoge doorstroomsnelheid van Kamerleden
- te veel focus op de waan van de dag
- te weinig interesse voor en kennis van wetgeving, want moeilijk en niet sexy
- te weinig zicht op uitvoering van beleid
- te weinig ondersteuning
- onwil om samen te werken met andere fracties (al komt het wel voor)
- fractiediscipline waardoor een vrij inhoudelijk debat vaak op voorhand wordt gesmoord
- in het verlengde daarvan: een veel te strak regeerakkoord.
Tja en dan denken dat een kiesdrempel van 3 zetels gaat helpen.
Er zijn geen grote partijen
Het probleem van de Tweede Kamer is niet dat er teveel heel kleine fracties zijn, maar veel te weinig grote fracties. Groot als in 40 tot 50 zetels.
Er is geen substantieel midden meer. Waar voorheen partijen als PvdA en CDA, met de kleinere VVD in het kielzog, voor stabiliteit konden zorgen, is het nu een pandemonium van middelgrote en kleinere fracties die moeten proberen te overleven, zich te profileren en met elkaar zaken te doen.
Hoe slecht dat gaat, bleek bij de regeringsvorming in 2021. Dat duurde bijna een jaar, niet door BBB, BIJ1 en 50Plus, maar door een stuurse en rigide Kaag en het onwrikbaar span Rutte/Hoekstra. Ze moesten wel met elkaar, want alternatieven waren er niet of werden uitgesloten. Niet één partij kon een kwantitatief overwicht in de strijd gooien.
Niet alleen bij de regeringsvorming, maar ook in de lopende activiteiten van de Kamer worden die paar echt grote spelers gemist. Alleen met een ijzeren fractiediscipline (die bange en kleurloze wezels van Kamerleden kweekt) is stabiliteit te bereiken. Stabiliteit, geen kwaliteit, want die legt als eerste het loodje als het om het behoud van de macht gaat.
Wie denkt in alle ernst dat dit probleem met een kiesdrempel van 3 zetel kan worden aangepakt?
Kiesdrempel maakt bestaande partijen niet groter
Hoe krijg je weer een paar grote partijen, echt groot? Disclaimer: een kiesdrempel van 3 zetels heeft nul invloed, positief noch negatief.
De voormalige volkspartijen CDA en PvdA kunnen we vergeten. Het CDA heeft zijn sterspeler Omtzigt gecanceld en wacht nu nog op de dag dat de laatste kiezers zijn verscheiden of vertrokken. Het gaat hard: in de peilingen staan ze op 5 zetels, gevaarlijk dicht bij de afgrond van 3 die hun eigen partijprominent in het burgerinitiatief heeft gegraven.
De PvdA heeft willens en wetens de arbeiders en kwetsbaren afgestoten: eerst in de jaren ’90 met die beruchte ideologische veren en recent door een fusie met GL te willen uitproberen. De liefde voor deze elitaire grotestadspartij is kennelijk groter dan voor de arbeiders. Als de fusie al doorgaat, wordt deze nieuwe partij op zijn best een subtopper, want er is geen enkele indicatie dat de slogan 1+1=3 zal worden bewaarheid. Dat gebeurt bij vrijwel geen enkele fusie.
En dan te bedenken dat een keuze voor het Deense model de sociaaldemocratie in één klap weer op de kaart zou hebben gezet.
Ze zitten nu op 9 zetels. Gaat de fusie niet door, dan gaan ze het CDA achterna. Dag PvdA.
De VVD zal niet snel weer groter worden dan ze ooit was in de hoogtijdagen van Rutte. Die dagen zijn voorbij en de partij zal na het vertrek van Rutte in een diepe afgrond vallen. Alleen Edith Schippers kan die val vertragen, maar vallen zullen ze.
En D66? Dat is toch vooral de fietspomp van het electoraat: er gaat lucht in en er gaat lucht uit. De score in de peilingen nu is een halvering: 12 zetels. Zoiets als de PvdA of GL.
PVV dan? Zit klem tussen de woedende retoriek van Wilders en zijn onmisbaarheid om als partij te overleven. 20 zetels, dat is het wel.
Hogere kiesdrempel houdt vernieuwing tegen
De noodzakelijke vernieuwing van het partijenlandschap zal van buiten de bestaande kaders moeten komen. En zie hier, daarom is indertijd de kiesdrempel gesteld op 1 zetel, zodat nieuwe stromingen snel toegang kunnen krijgen tot de macht. Misschien was het achterliggende motief in het begin defensief (beter aan de borst gedrukt dan in de rug gestoken), maar allengs kwam ook de idee op dat een lage drempel het stelsel zou kunnen vernieuwen.
Dat geldt zeker in het huidige tijdsgewricht waar de verhoudingen zo zijn vastgelopen. Niet voor niets wordt verwachtingsvol gekeken naar de twee nieuwkomers, BBB en JA21, en afsplitser Omtzigt. Die moeten dan wel uit de bestaande denkkaders stappen en boven zichzelf uit durven stijgen. Als ze een alliantie vormen die de volgende verkiezingen ingaat, zouden ze wel eens een monsterzege kunnen behalen en uit kunnen komen op 40 tot 45 zetels. Een mildrechtse alliantie die in één keer het bestel vernieuwt.
Met dank aan de lage kiesdrempel.
Hebben de initiatiefnemers van die hogere kiesdrempel dit voordeel over het hoofd gezien of kwam het ze niet uit?
150 Kamerleden is te weinig
We hebben veel te weinig Kamerleden. Het huidige getal van 150 is in 1956 bepaald. Inmiddels is de bevolking gegroeid van een kleine 11 miljoen naar ruim 17 miljoen. De samenleving is vele malen complexer geworden, de internationalisering heeft ons land in een heel andere context geplaatst enz. enz.
Ondertussen doen we alsof de huidige staatsinrichting, het Huis van Thorbecke, van medio 19e eeuw nog op alle punten voldoet. Dat deed het toen al niet!
Regering en Kamer weten dit, maar lopen jaar na jaar om de hete brij heen. Ik bepleit zeker niet een totale herinrichting, maar als zelfs de ‘normaalste’ voorstellen van de staatscommissie Parlementair Stelsel van 2018 worden geparkeerd en de zeer lichte plannetjes van de werkgroep-Van der Staaij al vastlopen, dan moet je niet klagen.
Dat serieuze veranderingen een grondwetswijziging vergen, kan toch nauwelijks (meer) als verweer worden opgevoerd. Toch hoor je dat vaak en ook de mensen achter het burgerinitiatief houden er rekening mee: als een pluspunt van hun voorstel voeren ze op dat er geen grondwetswijziging nodig is om de kiesdrempel te verhogen.
Het is een beetje pover.
Organisatie van het Kamerwerk veranderen
Regering en parlement moeten maar even doorbijten. En de Tweede Kamer uitbreiden tot bijvoorbeeld 225 zetels. Als dan direct wordt besloten om de Kamer op te splitsen in een afdeling wetgeving en een afdeling controle en beleid, dan kan de Eerste Kamer worden afgeschaft. Die speelt sinds de verbrokkeling van de Tweede Kamer niet meer de rol van bewaker van de kwaliteit van de wetgeving.
Dat er ook heel veel valt te verbeteren aan het functioneren van de Kamer zonder dat er ook maar een wetsartikel veranderd hoeft te worden, zal iedereen wel willen aannemen. Ik zou maar eens beginnen met een aanzienlijke upgrading van de werving en selectie van kandidaat-Kamerleden en met het moderniseren van de archaïsche werkorganisatie, procedures en ondersteuning van de Kamer.
De kiesdrempel omlaag
Wanneer de Kamer wordt uitgebreid naar 225 zetels, daalt de kiesdeler alias kiesdrempel. Naar 46.000 om precies te zijn. Ongeveer het getal dat gold in 1956, toen de Kamer op 150 zetels werd gezet. Een mooie nieuwe start voor een frisse, dynamische volksvertegenwoordiging.
Misschien dat ooit een hogere kiesdrempel zinnig wordt. Dat blijkt dan wel. In elk geval heeft het burgerinitiatief om de kiesdrempel nu naar 3 te verhogen geen enkel voordeel.
Paul Verburgt schrijft wekelijks voor Wynia’s Week over politiek en samenleving.
De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. Zij maken het mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt – ook nu weer, in 2023. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER. Hartelijk dank!