De idealistische leugen van de pure natuur

NL2120

Hippe, futuristische vooruitzichten met circulaire landbouw en klimaatneutrale steden, een land vol zonneweiden en watervlakten met windmolens zijn eigenlijk een duurzaam geïdealiseerde versie van het heden. Sterker nog: ze leunen op een geromantiseerd verleden, toen de natuur nog onbevlekt heette te zijn. Zelfs dat idee is al eeuwenoud. En hoe natuurlijk zijn die windparken helemaal?

De sciencefictiontrilogie Back to the Future (1985-1990) lijkt over de verre toekomst te gaan, maar met vliegende skateboards en zichzelf strikkende sneakers zie je er vooral de jaren ’80 van de 20ste eeuw in terug. Iets soortgelijks geldt voor de onlangs gepresenteerde kaart van Nederland in 2120, samengesteld door de afdeling Climate Solutions van de Wageningen University & Research. Alleen op het eerste gezicht beschrijft hij ons land in de 22e eeuw. Wie beter kijkt, herkent de obsessies en vooroordelen van het heden.

‘De toekomst wordt schoon en groen,’ kopte de Volkskrant. Een kaart over bijna twee volle krantenpagina’s liet zien hoe dat visioen gerealiseerd moest worden. Via een kleinere veestapel, meer bos en een hele forse energietransitie. De plannen gaan verder waar het klimaatakkoord eindigt. Dus staan er op de landkaart windmolens en zonneweides. Heel. Erg. Veel.

‘Processen die met de natuur meewerken’

Hoe waren de onderzoekers tot hun oplossingen gekomen? Dat lichtten ze als volgt toe aan de krant: ‘Wij gaan uit van processen die met de natuur meewerken, niet daar tegen.’

Een onthullende opmerking, vermoedelijk nog meer dan de onderzoekers zelf beseffen. Niet voor het eerst wordt de natuur ingezet als autoriteit. Verwante termen als ‘biologisch’ en ‘groen’ fungeren op vergelijkbare manier als hefboom voor beleid. Zelden wordt duidelijk wat ze precies betekenen, maar dat is ook niet nodig. Met de prettige associaties die loskomen, is de slag om de beeldvorming al lang gewonnen.

De slagschaduw van De Romantiek

Ziehier de lange slagschaduw van De Romantiek, toen de natuurverheerlijking op stoom kwam. Halverwege de 18e eeuw zei de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau: ‘Alles is goed wat voortkomt uit de handen van de Schepper. Alles raakt verdorven in de handen van de mens.’ Terug naar het onbedorven paradijs ging niet, maar het oordeel over de moderne samenleving was geveld. De mens veranderde in een vernietigende kracht met zijn machines en vieze fabrieken, Moeder Natuur belandde op een voetstuk.

250 jaar later laten we ons nog steeds bedwelmen door de naturalistische drogreden, zoals het officieel heet als de natuur wordt uitgeroepen als richtsnoer voor ons handelen. Wie ‘Les Pains de Boulogne meergranenbrood’ koopt, moet beseffen dat het is bereid met zelf gemaakt voordeeg, wat weer zorgt voor ‘natuurlijke aroma’s’. Zo staat het op borden van de NS: ‘Groene treinen brengen je naar je bestemming.’ En de energietransitie, die premier Mark Rutte qua grootte vergeleek met de wederopbouw, is dus in hetzelfde idioom gesteld. Ook die heeft zich te voegen naar de natuur.

Pijnlijke offers

Of is het de tucht van wat wij voor natuur hóuden? De naturalistische drogreden lijkt aan herziening toe. Er is namelijk helemaal niets natuurlijks aan windmolenparken en zonneweiden.

Allicht trekt de wind zich weinig zich aan van de mens, evenals de zon. Schijnen doet ze toch wel. Bovendien is weinig zo goed voor het humeur als een voorjaarsbriesje met op je huid de eerste zonnestralen van het jaar. Helemaal voor niets. Het lijkt de ultieme reclame voor wind- en zonne-energie.

Niets natuurlijks aan duurzame energie

Hoewel het vaak zo wordt voorgesteld, is er niets natuurlijks aan deze energievormen. Houd maar eens een strijkijzer in de wind, oppert energiefilosoof Alex Epstein in The Moral Case for Fossil Fuels (2014), en kijk of hij warm wordt. Zelfs bij windkracht zeven (‘harde wind’ op de schaal van Beaufort) gebeurt dat niet.

Er is iets nodig tussen de wind en dat strijkijzer: windmolens, en die dingen zijn toch echt mensenwerk. Welbeschouwd is er geen verschil met de raffinaderij die ruwe olie bewerkt totdat er benzine ontstaat voor onze auto’s.

Duurzame ‘parken’ vreten oppervlakte

Evenmin profiteert de natuur van maatregelen die voor natuurlijk moeten doorgaan. Windmolenparken en zonneweides vreten land, grote lappen grond moeten ervoor worden opgeofferd. Een nekslag voor kwetsbare natuur en bodemleven, vrezen natuurbeschermers en ecologen. Als de waarschuwing nu in De Telegraaf had gestaan, maar nee. Ze stond in Trouw (25 juni 2018), de groenste krant van Nederland, en kwam derhalve uit onverdacht gedachte hoek.

Het maakt de rekensommen van Jacques Hagoort, emeritus hoogleraar reservoirtechniek aan de TU Delft, nog onheilspellender dan ze al waren. ‘In 2050 moet het hele Nederlandse energieverbruik vrijwel fossielvrij zijn,’ schreef hij vorige week op deze plaats. Als alle energie uit zon en wind moet komen, dan beslaan de zonneparken ‘een oppervlak bijna zo groot als de provincie Utrecht en de windparken een oppervlak van bijna 30% van het Nederlandse gedeelte van de Noordzee met in totaal bijna 8500 windmolens.’ 

De energietransitie in een notendop: uit naam van een geïdealiseerd natuurbeeld wordt de echte natuur opgeofferd.

Gemiste kans

Niet alleen zet de naturalistische drogreden aan tot beleid dat averechts werkt. Ook veroorzaakt ze een blinde vlek voor oplossingen die wel werken. Minstens zo onthullend aan wat er op de kaart van Nederland 2120 stond, was wat er aan ontbrak: kerncentrales. Dat was bewust, legde de Volkskrant uit, ‘doordat de onderzoekers hebben gezocht naar natuurlijke oplossingen voor de problemen waarmee Nederland wordt geconfronteerd.’

Waarom de stormvloedkering in de Oosterschelde dan wel in de plannen zit, blijft een raadsel. Evenals de beken die maximaal verlengd moeten worden om verdroging van de zandgronden in het oosten tegen te gaan. Harstikke kunstmatig, maar dat vormt dan weer geen enkele belemmering.

Kernenergie, foute energie

De afkeer van kernenergie is geen eenmalige uitglijder, maar symptomatisch voor hoe er wordt gedacht over deze energievorm. We pakken er het Klimaatakkoord bij, afgelopen zomer gepresteerd. Doorzoek de bijna 250 pagina’s op het woordje ‘Wind’ en je krijgt 87 treffers. ‘Zonne’ komt 30 keer voor in de tekst.

Dan kernenergie: de opstellers van het akkoord maken er één opmerking over die even generiek als nietszeggend is, terwijl er bij de productie van atoomstroom (vrijwel) geen CO2 vrijkomt. Bovendien nemen kerncentrales relatief gezien nauwelijks land in beslag. Je zou op zijn minst een opmerking verwachten in de trant van: deze optie verdient het om serieus onderzocht te worden. Niets daarvan.

Hoe bezorgd ben je als je kernenergie afwijst?

Is de nood toch minder groot dan de alarmistische berichtgeving ons wil doen geloven? In elk geval is men selectief in zijn klimaatstress. Of zoals Ronald Plasterk het onlangs zei op Twitter: ‘Als je niet bezorgd genoeg bent over het wereldklimaat om je standpunt over kernenergie te heroverwegen dan ben je niet zo erg bezorgd.’

Een rake typering, maar vermoedelijk ligt het net iets anders. De oprechte bezorgdheid is er wel degelijk. Alleen is de naturalistische drogreden nog net iets krachtiger. Die weerhoudt ons ervan alle energievormen een eerlijke kans te geven. Doodzonde als we de wervende kop in de Volkskrant (‘schoon en groen’) willen realiseren. Met het huidige beleid dreigt het visioen toekomstmuziek te blijven. Of beter nog: sciencefiction.