De Europese Unie een militaire wereldspeler? Gevaarlijk wensdenken.
De Europese Unie is economisch een macht van betekenis, maar politiek en militair onbeduidend. Volgens de Duitse bondskanselier Olaf Scholz laat de Oekraïne-oorlog nieuwe geopolitieke verhoudingen ontstaan. De vraag wordt opgeworpen of de EU niet ook op politiek en militair gebied een (wereld)speler moet worden. De Franse president Emmanuel Macron pleit wederom voor meer ‘strategische autonomie’. ‘Vriend’ Mark Rutte lijkt hier een eind in mee te gaan. Maar is meer ‘strategische autonomie’ voor de Europese Unie wel haalbaar? Is het wel verstandig?
Tijdens zijn recente staatsbezoek aan Nederland hield President Macron zijn tweede ‘strategische autonomie’ speech. In 2017 had hij met zijn Sorbonne-speech al een eerste (vergeefse) poging gedaan om de lidstaten van de EU te bewegen om niet alleen op economisch, maar ook op geopolitiek en militair gebied in de wereld met één stem te spreken. Hoewel niet expliciet genoemd, was het overduidelijk dat dit onder Franse leiding zou zijn. Met de ‘force de frappe’ als atoomparaplu voor een Europese politieke en defensie-unie.
Mark en Macron
Dat Macron Nederland uitkoos voor zijn rede is opvallend. Wellicht dat hij van zijn ‘vriend’ Mark Rutte steun verwacht om met name de Duitsers voor zijn plan te winnen. Die zijn niet bepaald enthousiast voor een geopolitieke en defensie-unie ‘onder Franse leiding’.
Zoals eerder gesteld maakte bondskanselier Scholz dat nog niet zo lang geleden al een keer duidelijk in zijn Praag-rede. Hij sprak daar weliswaar steun uit voor meer defensiesamenwerking in Europa – er was volgens hem sinds de oorlog in Oekraïne sprake van een Zeitenwende – maar niet voor een EU-leger onder Franse leiding. De NAVO moet volgens Scholz het ankerpunt blijven voor de veiligheid in Europa. Scholz pleitte voor een grotere rol van Duitsland in de verdediging van de Oostflank van de NAVO en kondigde een investering in de Duitse defensie van 200 miljard aan. Een grotere defensie-inspanning wel te verstaan ‘binnen’ de NAVO en niet zoals Macron wenst ‘buiten’ de NAVO.
Hoewel de twee grootste lidstaten het dus niet bepaald eens zijn over de wijze waarop meer samenwerking op defensiegebied in de Europese Unie dient plaats te vinden, lijken zij het wel eens te zijn over de vorming van een (geo)politieke unie. De EU-lidstaten zouden in hun visie op buitenlands politiek gebied hun vetorecht moeten opgeven.
Er wordt in de discussie over een eigen EU-buitenlandbeleid vaak gesproken alsof dat slechts een kwestie van politieke wil zou zijn. Maar zo simpel is het niet. Er wordt gemakshalve voorbijgegaan aan het feit dat lidstaten (soms zeer grote) uiteenlopende belangen hebben. Aan drie noodzakelijke voorwaarden voor het spreken met één stem door de Europese Unie wordt niet voldaan. Er is geen gezamenlijk buitenlands beleid, er is geen centraal gezag en een eigen Europese Unie-identiteit ontbreekt.
Geen gezamenlijk buitenlands beleid
Bij de eerste voorwaarde gaat het al mis. Een recent voorbeeld is de deconfiture van de EU-buitenlandchef Josep Borrell. In een paper pleitte hij voor het patrouilleren met Europese marineschepen in de Straat van Taiwan.
Terwijl Macron tijdens zijn recente bezoek aan China had verklaard dat de EU niet ‘caught up in crises [moest geraken] that are not ours, which prevents it from building its strategic autonomy.’ Macron mag dan pleiten dat de EU met één stem spreekt, maar zo makkelijk is dat dus niet. Zelfs op fundamentele zaken als wel of niet solidair met de VS in de verdediging van de ‘vrije wereld’ wordt binnen de EU (zeer) verschillend gedacht.
Maar ook op minder zware instrumenten van buitenlandse politiek zoals het sanctiebeleid verschillen de lidstaten van mening. In de afgelopen tijd zagen we regelmatig dat geen consensus kon worden bereikt. Griekenland (sancties tegen China) en Hongarije (sancties tegen Rusland) torpedeerden de uitvoering van EU-sancties met een veto.
Het is de reden dat Frankrijk en Duitsland, maar ook Nederland voor afschaffing van het vetorecht op het gebied van EU-sanctiebeleid pleiten. En er zijn meer belangentegenstellingen tussen de lidstaten die de vorming van één EU-buitenlandpolitiek tot een onrealistische wensdroom maken. Een saillant voorbeeld van enkele jaren terug is Libië.
Libië: een debacle voor de EU
De rol van de EU in de burgeroorlog in Libië was onbeduidend. Men beperkte zich tot verbale steun aan de VN-bemiddeling en kwam niet verder dan een oproep tot een wapenstilstand. De facto steunde men daarbij het officiële regime van Fayez al-Sarraj in Tripoli en accepteerde dat evenals indertijd in Egypte de Moslimbroederschap in Libië de dienst uitmaakte en het land getransformeerd werd tot een islamitische staat.
Frankrijk is de enige EU-lidstaat die dat gevaar inzag. Het steunde de opstandenleider generaal Haftar, omdat men in hem een garantie zag tegen een dergelijke ontwikkeling. Haftar bezocht Parijs en kreeg de beschikking over uit Frankrijk afkomstige raketten. De Franse regering ontkende dat overigens.
Italië stelde zich formeel neutraal op en deed een vergeefse poging tot bemiddeling. Informeel steunde het land echter de officiële regering, om historische redenen, maar ook omdat de Italiaanse regering een akkoord met Tripoli sloot om de migrantenstroom vanuit Libië naar Italië enigszins in te dammen.
Het resultaat was een machteloze EU. Een situatie waarvan de ijveraars voor een geopolitieke EU zich rekenschap zouden moeten geven.
Geen centraal gezag
Men wordt het derhalve niet of zeer moeizaam eens over de door Macron bepleitte éne stem in de wereld. Daar gaat het nogmaals al mis. Maar er is nog een groter obstakel. Het commando. Wie gaat de EU-buitenlandspolitieke besluiten uitvoeren? Aan EU-verklaringen is meestal wel een mouw te passen. Met wollig taalgebruik waarbij geit en kool worden gespaard kom je een heel eind.
Lastiger wordt het met het uitoefenen van politieke druk op andere landen om EU-belangen veilig te stellen. Gaat de buitenlandchef Borrell dat doen? Gaan de lidstaten akkoord om van hem een Henri Kissinger te maken, die met pendeldiplomatie internationale problemen oplost? https://history.state.gov/milestones/1969-1976/shuttle-diplomacy
Frankrijk noch Duitsland zullen dat toestaan. Die behouden graag hun eigen diplomatieke kanalen. Het is niet voor niets dat de diplomatieke buitenlandse dienst van de EU niet functioneert. De (grote) lidstaten geven daarvoor niet de ruimte.
Von der Leyen opperbevelhebber?
Dreigt een militair conflict, wie is dan de opperbevelhebber? Toch niet de voorzitster van de Europese Commissie hoop ik. Die had ons bijna in een oorlog met Rusland doen belanden.
Wie beslist er over de inzet van Nederlandse militairen? Heeft de Tweede Kamer daar nog iets over te zeggen, zoals in de Nederlandse Grondwet (artikel 100) is vastgelegd?
In tegenstelling tot de Verenigde Staten bestaat er in de Europese Unie geen gevoel van saamhorigheid. Er bestaat geen EU-natie, er heeft nooit ‘nationbuilding’ plaats gevonden. Simpel gezegd, de EU is geen natie, is geen land. Er zijn geen EU-burgers. Een Italiaan heeft niets of weinig gemeen met een Zweed. Een Hongaar helemaal niets met een Fransman. Een Pool nog minder met een Spanjaard.
Verwachten dat een Nederlandse soldaat voor een Hongaars belang zal willen sterven of een Griek voor een Duits belang is niet bepaald realistisch. De EU is geen eenheidsworst, de EU bestaat uit lidstaten met een eigen geschiedenis, cultuur, taal en nationale identiteit.
De EU is met andere woorden heterogeen. Niet een probleem op zichzelf – integendeel, het ‘oude continent’ herbergt een rijkdom aan diversiteit om maar eens een actueel populair begrip te gebruiken – , maar vanuit een oogpunt van gevoel van saamhorigheid bezien onvoldoende voor een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
De NAVO
Aan de drie gestelde noodzakelijke voorwaarden voor een EU-buitenlands en defensiebeleid wordt dus niet voldaan – er is geen gezamenlijk buitenlands beleid, er is geen centraal gezag en een eigen Europese Unie-identiteit ontbreekt. Erger nog, het zou het Atlantisch bondgenootschap, de NAVO, verzwakken. De VS zullen maar al te blij zijn de hoge kosten van VS-troepen in Europa niet meer te hoeven dragen. De EU verliest daarmee echter z’n veiligheidsparaplu. Het gat dat de Amerikanen achterlaten zal niet makkelijk kunnen worden opgevuld. In de tussentijd – als de EU al in staat is om een leger uit de grond te stampen, dat zich kan meten met het Russische leger – is de EU (en dus ook Nederland) kwetsbaar.
Er is geen reëel alternatief voor de NAVO. Europese leiders zullen moeten inzien dat er maar één echte garantie is voor de bescherming van ons continent. De enige machtige, betrouwbare en gelijkgestemde bondgenoot is en blijft de VS.
Als de lidstaten in Europa zich netjes aan de afgesproken 2%-norm houden en zich niet langer afzetten tegen de VS, kan van Amerikaanse kant eenzelfde positieve houding worden verwacht en is er geen enkele reden om te twijfelen aan onze belangrijkste bondgenoot. Willen we niet alleen fysieke veiligheid, maar ook bescherming van onze morele veiligheid, de bescherming van het gedachtegoed van het Vrije Westen, dan kunnen China noch Rusland onze partners zijn.
Nederland
Komt er ondanks het feit dat er niet aan de drie noodzakelijke voorwaarden wordt voldaan toch een Europese geopolitieke en wellicht zelfs defensie-unie, dan is dat niet in het belang van Nederland. Het beleid zal zonder twijfel worden gedicteerd door de Frans-Duitse as. Ook nu is dat al het geval. Moeilijke zaken worden eerst onderling opgelost. Het door beide grote lidstaten gesloten compromis wordt aan de andere lidstaten vervolgens min of meer opgelegd.
Het zou de facto een Frans-Duits bestuur van de EU betekenen. De belangen van kleine(re) landen zullen in een dergelijke situatie ondergeschikt zijn.
De Europese Commissie was oorspronkelijk bedoeld om het belang van kleine lidstaten te beschermen, maar is in de loop der tijd verworden tot een ‘regering’ met eigen ambities. De onbesuisde actie van buitenlandchef Borrell is een typerend voorbeeld daarvan. De Commissie is niet langer de verdediger van de belangen van de kleine(re) lidstaten. Het is een extra reden waarom Nederland op buitenlandspolitiek en zeker op defensiegebied z’n vetorecht niet moet opgeven.
Toen de Britten nog in de EU zaten, was Nederland, vaak in Benelux-verband, de partij die het compromis in de EU vond. De Benelux papers waren regelmatig de basis voor EU-beleid. De 3 grote lidstaten, Duitland, Frankrijk en het VK slaagden er zelden in om tot een compromis te komen met hun uiteenlopende standpunten.
Nu lonkt Nederland naar Frankrijk in de hoop een bemiddelende rol tussen Frankrijk en Duitsland te kunnen spelen. Macron vindt het prachtig, houdt hier zijn ‘strategische autonomie’ speech, maar als het erop aankomt telt alleen het compromis tussen Frankrijk en Duitsland. De rest wordt min of meer gedwongen mee te buigen. En dit wordt alleen maar erger als er een politieke unie komt.
Een belangrijke Nederlandse inbreng in een Europese politieke en defensie-unie is zodoende een illusie. Gelukkig willen middenpartijen als VVD en CDA ook geen Europese defensie-unie. Wel meer militaire samenwerking in de EU, zoals pantserdivisies met Duitsland onder één commando en marinesamenwerking met België. Alleen D66 is voorstander van een EU-leger.
Ten opzichte van een Europese politieke unie is Nederland minder gereserveerd. Het huidige kabinet gaat een eind mee in het wensdenken van Macron. Tijdens zijn recente staatsbezoek aan Nederland parafraseerde premier Rutte de Nederlandse opvatting over EU-strategische autonomie als volgt: ‘Wij hebben ook consequent gezegd dat Europa niet het speelveld moet zijn, maar een speler.’ Niet realistisch en onverstandig, want niet in het Nederlandse belang.
Strategische autonomie
Is er dan helemaal geen ruimte voor strategische autonomie in de Europese Unie? Zeker wel, maar niet op politiek en defensie gebied. Op economisch gebied is de EU een wereldspeler. Met de douaneunie kunnen valsspelende niet-EU landen via importtarieven of anti-dumping maatregelen worden gecorrigeerd. Hun oneerlijk behaalde voordeel kan worden geneutraliseerd.
Als landen zich niet houden aan de WTO-regels (verboden overheidssteun, valutamanipulatie en dumping) kan de EU tegenmaatregelen nemen. Ook kunnen onwelkome buitenlandse investeringen om de markt te domineren worden verboden. De EU kan met andere woorden zorgen voor een gelijk speelveld tussen het eigen bedrijfsleven en dat van derde landen.
Dat is een machtig instrument waarmee strategische autonomie op economisch gebied wordt gecreëerd. En dat instrument wordt ook regelmatig ingezet, bijvoorbeeld in het geval van China. Maar het streven naar meer autonomie op politiek gebied, is onrealistisch en op defensiegebied zelfs gevaarlijk.
Johannes Vervloed was gedurende bijna vier decennia verbonden aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, met als standplaatsen onder meer Jakarta, Sint-Petersburg en Parijs.
Wynia’s Week verschijnt twee keer per week, 104 keer per jaar. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!