De AIVD gebruikt veel te grote woorden voor critici van overheidsbeleid
Aanvankelijk maakte de overheid zich druk over maatschappelijke onrust. Later werd dat maatschappelijk ongenoegen. De afgelopen jaren werd gesproken over ‘anti-overheidsextremisme’ en de nieuwste term is ‘anti-institutioneel extremisme’. Waar komt dit fenomeen vandaan?
Het is in elk geval geen Nederlandse uitvinding. Anti-overheidsextremisme of anti-institutioneel extremisme staat sinds het coronavirus – of specifieker: de protesten tegen het coronabeleid – internationaal op de veiligheidsagenda’s, zowel in de Verenigde Staten als in Europa. Nederland volgt op dit punt de internationale trend.
Onmiddellijk dringt zich de vraag op in hoeverre het focussen op deze vorm van extremisme een manier is (geweest) om coronaprotesten te kunnen beteugelen. Hoewel die vraag moeilijk is te beantwoorden, roepen ook de termen zelf vragen op. Mag je geen kritiek uiten op de overheid of op instituties? Mag je niet uitspreken dat je er verminderd vertrouwen in hebt? Mag je niet zeggen dat de regering moet aftreden? Of gaat het om mensen die in zijn algemeenheid tegen het bestaan van een overheid of instituties zijn, zoals anarchisten? Wat wordt met anti-institutioneel extremisme precies bedoeld?
Ben je een extremist wanneer je de covidvaccins onveilig vond?
De AIVD schreef deze week op Twitter dat experts bij elkaar kwamen om kennis uit te wisselen over anti-institutioneel extremisme: ‘Waar ging dit ook alweer over?’ Daarbij plaatst de dienst een foto van een brug met daarop de leuzen: ‘Covid Hoax’ en ‘Vaccinatie Covid Vergif’. Bedoelt de AIVD dat wie het coronavirus als minder gevaarlijk dan de overheid classificeerde of wie de covidvaccins onveilig achtte, een extremist is? Waarschijnlijk is de foto ongelukkig gekozen, maar dit is wel de beeldvorming die blijft hangen.
Over dat anti-institutioneel extremisme schrijft de AIVD: ‘Sinds het begin van de coronapandemie zijn meer Nederlanders kritisch op o.a. overheid, wetenschap, media, rechtspraak en politie. Ook is er ernstige kritiek op hoe de overheid dossiers als de toeslagenaffaire en aardbevingsschade afwikkelt.’
Volgens de dienst ‘hoort’ dit bij een democratie, maar wellicht is het beter om te stellen dat zulke kritiek positief is omdat het de instituties scherp houdt. Vervolgens lijkt de dienst deze kritiek echter extremisme te noemen; ook hier waarschijnlijk een ongelukkige formulering.
Maar wat is dan anti-institutioneel extremisme? De AIVD geeft de volgende definitie:
‘Anti-institutioneel extremisme is een fenomeen waarbij personen en groepen zich vanuit ideologisch motief specifiek richten tegen democratische instituties en processen, en daarbij bereid zijn om (niet-)gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen.’
Jihadisme lijkt het meest toonaangevende voorbeeld te zijn. De jihadi’s willen de democratie en al onze instituties vernietigen, onze rechtsstaat als geheel, en de samenleving herinrichten naar de wensen van een vermeende godheid. Toch lijkt de overheid het jihadisme te excluderen van deze vorm van extremisme. De definitie is echter dermate breed dat elke vorm van extremisme of terrorisme eronder zou kunnen vallen.
De AIVD wil dat de samenleving weerbaarder wordt tegen anti-institutioneel gedachtengoed. Op haar website schrijft ze:
‘Doordat het vertrouwen in de overheid en instituties laag is en er vaak veel terechte kritiek is vanuit de samenleving, kan dit een voedingsbodem zijn voor anti-institutioneel-extremisme. Strafrechtelijk optreden is vaak onwenselijk, omdat vrijheid van meningsuiting en demonstreren belangrijke democratische waarden zijn. Het vergroten van de weerbaarheid vraagt vooral ook om betrouwbaarheid en eerlijk communiceren van instituties.’
Is gebrek aan vertrouwen een voedingsbodem voor extremisme?
De AIVD zegt veel in deze drie zinnen. In de eerste plaats stelt de dienst dat veel kritiek op de overheid en instituties terecht is, waarmee lijkt te worden gesuggereerd dat zij niet goed functioneren. De AIVD wijst erop dat de weerbaarheid van de samenleving zal groeien als de betrouwbaarheid en eerlijkheid van de instituties groter wordt; kennelijk is dat nu van onvoldoende niveau.
In de tweede plaats stelt de dienst dat het gebrek aan vertrouwen een voedingsbodem is voor anti-institutioneel extremisme. Maar is dat zo? Dat impliceert dat deze vorm van extremisme er sowieso al was – en dat de beweging dus tegen instituties is zonder dat er problemen met die instituties zijn – maar slechts wordt gevoed door dergelijk disfunctioneren.
In de derde plaats impliceert de quote van de AIVD dat er meestal geen wetsovertredingen worden gepleegd bij dit type ‘extremisme’. Maar om wat voor gedragingen gaat het dan wel? Om het uiten van gevoelens of ideeën. In haar rapport Anti-institutioneel-extremisme in Nederland schrijft de AIVD echter dat ook ‘acties waar de grenzen van de wet worden opgezocht (…) tenslotte essentieel [zijn] voor het functioneren van de democratische rechtsorde.’
Een ‘kwaadaardige elite’ als vijand
In datzelfde rapport zegt de dienst te vrezen dat de democratische rechtsorde door het anti-institutionele gedachtengoed ‘op de lange termijn waarschijnlijk ernstig wordt ondermijnd’ en ‘mogelijk op de kortere termijn ook een geweldsdreiging vormt’ doordat een ‘kwaadaardige elite’ als vijand wordt geframed.
De AIVD legt uit waarom wordt gesproken van extremisme: ‘Dit narratief is extremistisch van aard omdat dit de democratische rechtsorde kan ondermijnen als een substantieel deel van de samenleving erin gaat geloven.’ Waarom kan dit narratief onze rechtsorde ondermijnen? ‘Doordat het een feitelijk onjuist wereldbeeld is, ondermijnt dit narratief de democratische rechtsorde door onder andere haat te zaaien, angst te verspreiden, aan te zetten tot demonisering en intimidatie ten aanzien van de instituties van de rechtsstaat.’
Concrete voorbeelden worden niet gegeven en later in het rapport wordt een nuancering. Dan stelt de dienst namelijk dat de verspreiders van dit gedachtegoed niet expliciet aanzetten tot gewelddadig handelen of strafbare feiten plegen. Maar: ‘doordat ze voorzien in een frame dat er een vijand is in de vorm van de ‘kwaadaardige elite’ waarmee men in feite in een staat van oorlog verkeert, wordt gewelddadig extremistisch handelen tegen diverse vertegenwoordigers van de zogenaamde elite wel gelegitimeerd en kan indirect tot een dergelijk handelen worden aangezet.’
Aan de ene kant is deze redenering te volgen. Door de overheid weg te zetten als een corrupte bende zakkenvullers die het volk probeert te ondermijnen en te onderdrukken, wordt wellicht een vijandbeeld gecreëerd, en daarmee een al dan niet fictieve conflictsituatie.
Maar dat is nog niet antidemocratisch. Deze mensen zouden ervoor kunnen kiezen om de regering weg te stemmen bij de volgende verkiezingen. Desondanks zou het zo kunnen zijn dat enkele individuen er een legitimering voor geweld in zien. De uitspraak dat daarmee indirect wordt ‘aangezet’ tot dergelijk handelen is vergezocht en werkt mogelijk stigmatiserend en polariserend.
Het is een redenering in de trant van: in orthodox-islamitische kringen wordt benoemd dat niet-moslims je van het pad van Allah kunnen houden of afleiden – wat zo is. Het zou zo kunnen zijn dat moslims daarom geen contact willen hebben met ongelovigen of andersgelovigen. En het zou zelfs zo kunnen zijn dat een enkeling hier een legitimering voor geweld in ziet, om de wereld te zuiveren van niet-islamitische invloeden.
De analyses van de AIVD zijn vaak onduidelijk
Maar is het advies om je zoveel mogelijk te omringen met moslims of islamitische invloeden daardoor een indirecte aanzet tot geweld? Die redenering lijkt in ieder geval niet te worden gevolgd voor wat betreft het jihadisme. Sterker nog, de dienst schrijft: ‘Kerkelijke, rabbinale rechtbanken of sharia-adviesorganen zijn wel legitiem zolang het bredere rechtssysteem van ‘buiten’ wordt geaccepteerd.’
De AIVD rondt overigens af door te stellen dat zij inschat dat anti-institutioneel extremisme doorgaans geweldloos zal zijn, omdat velen die tot deze beweging behoren ‘oproepen tot geweld veroordelen’.
‘Kijkende naar het aantal volgers, kijkers en reacties op belangrijke anti-institutionele aanjagers en kanalen, schat de AIVD in dat er waarschijnlijk meer dan honderdduizend personen in meer of mindere mate geloven in het narratief over een “kwaadaardige elite”.’ Wat is in mindere mate geloven in dat narratief? Geloven zij wellicht niet in een kwaadaardig vooropgezet plan, maar wel dat er in Den Haag gelogen wordt om het eigen hachje te redden, of gaat het veel verder dan dat? Het blijft onduidelijk.
Onderwerpen waarmee anti-institutionele extremisten zich bezighouden zijn daarnaast ook de stikstofmaatregelen, de oorlog in Oekraïne, de situatie op de woningmarkt en de gaswinning in Groningen, aldus de dienst. Kritiek op de coronamaatregelen wordt, wanneer wordt gesteld dat deze maatregelen niet altijd werden ingevoerd in het kader van de volksgezondheid, weggezet als problematisch.
De AIVD betoogt dat het met de publicatie van haar rapport Anti-institutioneel-extremisme in Nederland wil voorkomen dat kritiek op instituties ‘zondermeer als extremistisch wordt bestempeld’. Ze nuanceert het beeld van het rapport in de laatste paragraaf ook aanzienlijk. Anti-institutioneel extremisme in Nederland is primair geweldloos en ‘het is onwaarschijnlijk dat [de democratische rechtsorde] zomaar uit elkaar zal vallen’.
De AIVD dient te acteren op mensen die onze democratische rechtsorde willen ontwrichten. Gewelddadige extremistische complotdenkers dienen te worden aangepakt. Ogenschijnlijk blinkt de AIVD daarin uit, mede gelet op het lage aantal terroristische aanslagen in ons land.
Framing ligt op de loer
Ook is het lovenswaardig dat de dienst – onder het zelfgekozen motto ‘open waar het kan, gesloten waar het moet’- regelmatig rapporten publiceert waarin ze het publiek informeert. De kwaliteit van die rapporten kan echter beter, zoals ook nu weer blijkt. Sommige formuleringen zijn ongelukkig en wellicht ondoordacht.
Zoals de dienst terecht stelt, is de democratische rechtsorde behoorlijk weerbaar en bestand tegen frequente kritiek. Daarom zijn de termen ‘anti-overheidsextremisme’ of het nog bredere ‘anti-institutionele extremisme’ ongelukkig gekozen. Die termen zouden moeten verdwijnen of nader en specifieker moeten worden uitgelegd.
Onterecht kan worden gedacht dat ook kritiek op het beleid of het functioneren van de overheid eronder vallen. Daarmee is het plakken van het label ‘anti-institutioneel extremisme’ een potentieel wapen tegen opposanten van regeringsbeleid; framing ligt op de loer. Daarnaast geldt: kritiek op de overheid kan beter worden beschouwd als het tegenovergestelde van ‘anti-overheid’: zulke kritiek vormt het wezen van onze democratische rechtsorde. Kritiek helpt de samenleving, en ook de overheid als instituut, vooruit.
Bart Collard is criminoloog en publiceert regelmatig in Wynia’s Week.
De donateurs maken Wynia’s Week mogelijk. Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!