Dankzij minder leeftijdsdiscriminatie gaan ouderen floreren

ww 26-09
De Staatsinjectie: de pas verschenen roman van Tinie Kardol. Beeld: Wynia’s Week.

In zijn onlangs verschenen roman ‘De Staatsinjectie’ schetst Tinie Kardol het beeld van een samenleving die vindt dat ouderen te duur zijn geworden. Zorgkosten en pensioengelden rijzen de pan uit en leiden tot economische malaise. Door een limiet te stellen aan de levensduur van mensen wordt het tij gekeerd. Hoe futuristisch is dat beeld? Hoe is het gesteld met het imago en het zelfbeeld van ouderen? En hoe zit het met de sluimerende taboes rond ‘ageism’ en ouderendiscriminatie? Kardol, emeritus hoogleraar vergrijzingsvraagstukken, zet de feiten op een rijtje.  

Hoe de samenleving naar ouderen kijkt en hoe ouderen naar zichzelf kijken, kan hand in hand gaan. Tegen hardnekkige, breed gedragen stereotyperingen is het immers moeilijk opboksen. Naast De Staatsinjectie geeft nog andere literatuur hier indringende voorbeelden van. Zo wordt in The Ballad of Narayama (1956) van de Japanse auteur Shichirō Fukazawa een nog vitale zeventigjarige vrouw, die naar haar gevoel sociaal overbodig is geworden, door haar zoon naar een berg gebracht om daar te sterven.  

In de werkelijkheid van vandaag bereidt D66 een wetsontwerp voor om mensen van 75 jaar en ouder hun leven te helpen beëindigen als zij van mening zijn dat hun leven is voltooid. Dit kan als een verbreding worden gezien van hedendaagse wettelijke mogelijkheden voor euthanasie en als een tegemoetkoming aan de wensen van oudere mensen, maar zeker ook als een vorm van leeftijdsdiscriminatie. Waarom op 75-jarige leeftijd? Is dat het moment waarop de vraag moet worden gesteld of het leven je nog wat te bieden heeft?

Voor degenen die voornamelijk met een economische blik naar de wereld kijken, biedt het wetsontwerp mogelijkheden om zorgkosten en uitkeringen van pensioenen te beteugelen. Het ontvallen van grote groepen ouderen is, ontegenzeggelijk, het financieel ontlasten van jongeren, zeker als aan het maatschappelijk rendement van oudere mensen in onze samenleving voorbij wordt gegaan. Maar is een wetsontwerp waarin wordt verordonneerd dat, ongeacht de leeftijd van mensen, voorwaarden moeten worden geschapen om het leven voor eenieder tot de laatste snik waardevol te laten blijven, niet verkieslijker?     

Hoogtijdagen van ageism

Voor het systematisch op een stereotype en overwegend negatieve manier wegzetten van mensen op basis van hun leeftijd is in 1969 door de Amerikaanse gerontoloog en psychiater Robert N. Butler de term ‘ageism’ geïntroduceerd. Maar in de praktijk kan ageism ook positief zijn. Als een jonge persoon in een overvolle bus van zijn plek opstaat en die ter beschikking stelt aan een ouder iemand, zien we dat doorgaans als een hoffelijke en respectvolle daad, zeker niet als minachting voor de ouderdom. Ook niet als er de vooronderstelling aan ten grondslag ligt dat een staanplaats voor ouderen niet comfortabel is. En als ouderdom wordt vereenzelvigd met wijsheid, komt geen oudere daartegen in het geweer.

In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog tierde het ageism welig. Het was aan de jongere generatie om het land weer op te bouwen, en niet aan ‘verzwakte’ ouderen. De technologische vooruitgang ging – in de ogen van velen – aan het bevattingsvermogen van veel ouderen voorbij, woningtekorten voor jongeren dreven ouderen naar institutionele woonvormen in de periferie van steden of dorpen, jeugdwerkeloosheid werd aangepakt door ouderen te pushen eerder met werken te stoppen.

Kortom: van ouderen werd geen actieve rol in de samenleving meer verwacht, maar een disengagement, een zich terugtrekken uit de samenleving, omdat men niet meer van betekenis is. Dit sentiment heerste overigens niet alleen in West-Europese landen en blijkt een taai fenomeen. Een onderzoek uit 2004 wees uit dat maar liefst 91 procent van Canadese ouderen en 85 procent van hun leeftijdgenoten uit Amerika ageism ervaren: ze worden betutteld, genegeerd of behandeld alsof ze incompetent zijn.

Op het moment dat ook de oudere zelf gaat geloven dat ageism bij zijn sociale positie in de samenleving hoort, wordt het gevaarlijk. Het werkt een risico op verhoogde morbiditeit en mortaliteit in de hand. De psychologische gevoeligheid van ouderen voor reacties van de omgeving op de kalenderleeftijd is onderzocht onder leiding van de Israëlische hoogleraar en ageism-expert Liat Ayalon. Positieve reacties van de omgeving, zo bleek, leiden tot een positieve beleving van de gezondheid en bewerkstelligt dat men zich jonger voelt dan de kalenderleeftijd. Ook het omgekeerde is het geval.

Meetinstrumenten

Het traceren van ageism door middel van een daartoe ontworpen meetinstrument is pas iets van de laatste decennia. Sommige schalen meten enkel de negatieve aspecten en andere zowel de negatieve als positieve stereotyperingen. In de Ambivalent Ageism Scale (AAS) worden uitspraken gedaan waarin wordt beweerd dat ouderen om cognitieve hulp en fysieke bescherming vragen: ‘Het is goed om langzaam te praten tegen ouderen, want het duurt een tijdje voordat hij/zij begrijpt wat je bedoelt’, is een van de stellingen. Daarnaast worden uitspraken gedaan over het negeren van hulp: ‘Ook al zeggen ouderen geen hulp te willen, je moet ze altijd helpen.’ De derde groep uitspraken gaat over de woonsituatie van ouderen: ‘Het is goed dat ouderen in zorgcomplexen wonen, zodat ze zich geen zorgen hoeven hoeven maken over het vinden van een geschikte woning.’

Ayalon, maar ook andere onderzoekers, plaatsen kanttekeningen bij de bestaande meetinstrumenten. Overeenstemming is er over de componenten die moeten worden onderzocht, namelijk de cognitieve, de emotionele en de gedragscomponent. Denk aan stellingen als ‘Ik denk dat ouderen een last zijn voor de samenleving’, ‘Ik houd niet van gesprekken met ouderen’ en ‘Ik probeer contact met ouderen te vermijden’. Het probleem van de instrumenten zit onder meer bij de vraag wanneer iemand oud is en hoe zwaar de items van de verschillende componenten wegen.     

Naast de vraag hoe de samenleving over ouderen denkt, is de vraag interessant hoe de oudere zelf naar zijn plaats in de samenleving kijkt.

In ruim twintig Nederlandse gemeenten is in 2018 onderzoek gedaan naar het maatschappelijk beeld van ouderen, meer in het bijzonder naar de relatie tussen het maatschappelijk beeld dat thuiswonende ouderen zelf hebben, en bepaalde sociaal-demografische determinanten. Voor dit onderzoek hebben 5401 ouderen van 60 jaar en ouder een vragenlijst ingevuld.

Terugkerend beeld

De determinanten die significant bleken voor de ageism-score waren opleiding, inkomen en sociale participatie. Leeftijd en geslacht spelen geen dominante rol. Naarmate de respondent meer verdiende, hoger opgeleid was, of sociaal participeerde door middel van vrijwilligerswerk of door op de arbeidsmarkt actief te blijven, was de score op de ageism-schaal lager, wat betekent dat het als minder aanwezig werd verondersteld.

In De Staatsinjectie zien we dit beeld terug. Een vermogende, actieve oudere haalt juridisch verhaal, omdat hij vindt dat hij niet voldoet aan de kwalificaties om voor de Wet verplichte levensbeëindiging in aanmerking te komen. Het antwoord of hij in het gelijk wordt gesteld, wordt in het boek gegeven. 

Tinie Kardol publiceerde in september 2024 ‘De Staatsinjectie’, een zowel beklemmende als hilarische roman waarin ouderen in toenemende mate als kostenpost worden geschetst. Het boek is een uitgave van Uitgeverij Blauwburgwal, kost 15 euro en is overal verkrijgbaar, ook in de winkel van Wynia’s Week . Media en de boekhandel: info@blauwburgwal.nl

Tinie Kardol werd voor Wynia’s Week TV (annex podcast) uitvoerig geïnterviewd door Bart Collard.

Tinie Kardol was hoogleraar vergrijzingsvraagstukken aan de Vrije Universiteit Brussel en bestuurder in de ouderenzorg. Hij is gastdocent en verzorgt lezingen in binnen- en buitenland.