Criminoloog Cyrille Fijnaut maakt de balans op: korpsleidingen zijn bij misdaadbestrijding de zwakke plek
Onder de titel ‘Over grenzen’ publiceerde Cyrille Fijnaut onlangs zijn memoires. De vermaarde criminoloog heeft heel wat te vertellen, merkte Hans Werdmölder, maar doet er soms ook het zwijgen toe.
Het werkzame leven van Cyrille Fijnaut bewoog zich op het snijvlak van politie, beleid en wetenschap. Niet alleen in Nederland maar ook in België: als gevierd politieman en wetenschapper pendelde Fijnaut tussen Leuven, Den Haag, Rotterdam en Tilburg.
Fijnaut zegt in Over grenzen inzicht te willen geven in het bedrijven van wetenschap. Dat doet hij met een terugblik op zijn leven, dat in 1946 begon als zoon van een hardwerkende en ambitieuze politieman in Zuid-Limburg. Fijnaut doorliep het gymnasium op een internaat in Deurne. Dat was een kwestie van afzien en volhouden, een eigenschap die hem later goed van pas zou komen.
Een old boys network met wortels in Hilversum
De volgende stap was het Rijksinstituut tot Opleiding van Hogere Politieambtenaren in Hilversum, een voorloper van de huidige Politieacademie. Een gymnasiast die koos voor de politie was bijzonder. Maar Fijnaut voelde er niet veel voor om voortdurend tussen de boeken te zitten. Hij wilde ook actie.
In Hilversum maakte hij kennis met het vak criminologie, en ook leerde hij er praktische zaken: hoe je een verdachte moet fouilleren, hoe je een proces-verbaal maakt en hoe je een huiszoeking moet doen.
De opleiding was ook gericht op kameraadschap en karaktervorming. Hier werd de basis gelegd voor een old boys network. Eric Nordholt, Jelle Kuiper, Kees Sietsma, Henk Janssen, Joop van Riessen, Nol Monster, Joop de Wijs: veel belangrijke politiefunctionarissen begonnen hun loopbaan in Hilversum.
‘Iedere afgestudeerde kende dus op z’n minst zo’n honderdvijftig andere politieofficieren en beschikte op zijn niveau onwillekeurig over een groot netwerk dwars door de Nederlandse politie,’ schrijft Fijnaut. In zijn werkzame leven heeft hij daar dankbaar gebruik van gemaakt.
Op 11 mei 2002 kreeg Fijnaut de prestigieuze opdracht om het onderzoek te leiden naar de veiligheid en beveiliging van de vermoorde politicus Pim Fortuyn. Toen Kees Sietsma, die werkzaam was bij de Control Risks Group in Londen, daarvan lucht kreeg, was een telefoontje naar zijn oude schoolmakker voldoende om ook in de commissie te worden opgenomen. Zijn naam stond in eerste instantie niet op het lijstje.
Eén woord was genoeg
Politiechefs zijn in het algemeen authentieke en onafhankelijke individuen. Ze gedragen zich als opperbaas, maar formeel is de korpschef loyaal aan de burgemeester. Fijnaut maakte voor het eerst kennis met macht en bevoegd gezag door het optreden van zijn eerste baas, korpsbeheerder Van Rijen in Tilburg. Die kende hij nog uit Hilversum, als docent criminele tactiek.
Fijnaut vertelt het verhaal van een verwarde man in die in een Tilburgs café alle stamgasten met een vuurwapen naar buiten jaagt en niet reageert wanneer hij door de politie wordt gesommeerd om met zijn handen omhoog naar buiten te komen.
Van Rijen werd op de hoogte gesteld en vroeg de situatie te bevriezen tot hij zelf ter plekke was. Onder het toeziend oog van adjunct-inspecteur Fijnaut, de aanwezige agenten en een massa toeschouwers liep Van Rijen het café binnen en zei met enige stemverheffing slechts één ding: ‘Hoofdcommissaris’.
Meer was niet nodig. Verbluft legde de man het wapen neer en gaf zich over. Ook dat was vakmanschap.
In 1987 schreef Fijnaut een lijvig rapport over de toelating van raadslieden tot het politiële verdachtenverhoor. Mede op grond van Amerikaans onderzoek is hij voorstander: ‘Omdat niet hoeft te worden gevreesd voor de negatieve gevolgen voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van de strafrechtspleging.’ Agenten willen veel te snel een bekentenis horen uit de mond van een verdachte, terwijl de verdachte soms bekent om er maar vanaf te zijn. Een bekentenis is echter nog geen bewijs.
Gezien de negatieve ervaringen met raadslieden in grote liquidatiezaken, had ik in Over grenzen ook graag kennis willen nemen van Fijnauts huidige opvattingen. Een gemiste kans.
In de jaren 1996-1998 was Fijnaut deskundige bij een commissie die zich verdiepte in het strafrechtelijk onderzoek naar de ‘Bende van Nijvel’. Daarover bestonden in België veel grieven. Het hele dossier werd – kaft na kaft, proces-verbaal na proces-verbaal – doorgenomen. Dat vond plaats op een onverwarmd kamertje op de derde verdieping, onder de hanenbalken van het parlement.
’s Avonds laat kreeg Fijnaut een acute pijnaanval in zijn onderrug. Een chiropracter met wonderlijke, genezende handen hielp hem er weer bovenop. Op naar het volgende onderzoek, naar de Dutroux-crisis in België.
Een bijlage met gevolgen
In 1995 deed Fijnaut in opdracht van de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden – naar haar voorzitter ook bekend als de Commissie-Van Traa – onderzoek naar de georganiseerde misdaad in Nederland. Voor Fijnaut en zijn collega-onderzoekers Frank Bovenkerk, Gerben Bruinsma en Henk van de Bunt was het een uitgelezen kans om geheime informatie over criminelen in te zien.
Namen van criminelen werden in het eindrapport van het viertal niet genoemd. Toch kwam Van de Bunt in het nauw. In een bijlage van het rapport met een ‘inventarisatie van verwijtbare betrokkenheid’ van advocaten bij drugsgerelateerde criminaliteit, veegde hij een anonieme raadsman de mantel uit vanwege zijn rol bij de beruchte Text Lite-affaire. Het was iedereen duidelijk dat het hier ging om mr. F. Salomonson, die meteen een forse schadeverdoeding eiste.
Vreemd genoeg laat Fijnaut deze pikante kwestie in zijn memoires onvermeld. Overigens werd Van de Bunt in 1999 door de Nederlandse staat volledig schadeloos gesteld.
Korpsleidingen genieten te weinig gezag
Fijnaut staat bekend als een ‘werkbeest’ en als leverancier van de ene na de andere beschrijvende studie. Ook zijn memoires munten uit in uitvoerige beschrijvingen. Toch had ik in zijn terugblik wat meer diepgravende noties willen lezen over het nut en de aard van het politiële werk en ook over de continue wisselwerking tussen waakzaam en dienstbaar.
Bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad, schrijft Fijnaut, is de korpsleiding nog steeds het grootste probleem. ‘Bij gebrek aan een eenvormig opleidings- en benoemingsbeleid is zelfs niet meer duidelijk wie waarom op belangrijke strategische, operationele en ondersteunende posities in het korps worden benoemd. Met alle negatieve gevolgen van dien. (-) Hierom genieten zij weinig of geen gezag, noch bij bestuur en justitie noch bij hun eigen mensen.’ Een niet mis te verstane boodschap.
Cyrille Fijnaut: Over grenzen. Een leven tussen wetenschap, beleid en actie. Uitgeverij Prometheus, Amsterdam 2023, ISBN 9789044652680, prijs 60 euro.
Hans Werdmölder is criminoloog en antropoloog. Hij is onder meer de biograaf van prof A.N.J. den Hollander: Den Hollander – Dwars boegbeeld van de Nederlandse sociologie. Het boek is een uitgave van Uitgeverij Blauwburgwal en HIER te koop.
Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!