CPB moet erkennen dat giftige mix van belastingen en toeslagen de arbeidsmarkt verwoest
Tot 2012 meenden veel economen dat werknemers mopperden over hoge belastingen, maar dat ze er niet minder uren om gingen werken. Aan de ene kant is er een economische logica, dat niemand belasting hoeft te betalen over vrije tijd, terwijl werk wordt belast, zodat hogere belastingen de aantrekkingskracht van vrije tijd versterken. Daar tegenover staat natuurlijk dat als iemand het geld echt heel hard nodig heeft, zij misschien wel gedwongen is om meer uren te gaan werken wanneer de overheid meer belasting afroomt.
Tien jaar geleden schreven de hoogleraren Michael Keane en Richard Rogerson in een invloedrijk overzichtsartikel in het toptijdschrift Journal of Economic Literature (al 360 keer geciteerd) waarom de consensus verkeerd was en werknemers wel degelijk aanzienlijk minder uren gingen werken wanneer ieder uur extra werk goeddeels werd wegbelast.
Carrièreladder of niet
Voor de liefhebbers: ze benadrukten twee punten. Een: statistieken voor gewerkte uren missen dat sommige werknemers (ouders met jonge kinderen?) misschien werk buiten de deur helemaal opgeven wanneer de belasting te hoog is of wanneer ze te veel toeslagen verliezen bij een hoger inkomen. Twee: er is een verschil tussen mijn studenten die gratis stage willen lopen (dat komt neer op 100 procent belasting), omdat ze daarmee hun carrièrekansen verbeteren, en de vooral vrouwelijke werknemers in sectoren waar salarissen niet snel en voorspelbaar toenemen met leeftijd en ervaring.
Een leidster in een kinderdagverblijf gaat niet zoals een management-stagair nog vier of vijf keer promotie maken, en beslist dus op basis van de belasting op haar huidige salaris. Minder uren werken nú beschadigt niet de kansen op promotie later, want de organisatie is te plat om over een carrière-ladder te kunnen spreken.
Rekenmodel voor Prinsjesdag is hier blind voor
Een van de beste economen bij het Centraal Planbureau (CPB), Egbert Jongen, verwerkte de nieuwe inzichten van Keane en Rogerson in een artikel uit 2019, en het CPB deed ook een aanpassing in dezelfde goede richting in versie 2 van het gespecialiseerde partiële rekenmodel MIMSIC. Maar het rekenmodel voor de berekeningen van Prinsjesdag blijft er blind voor. Blind voor hogere belastingen en blind voor alle negatieve effecten wanneer werknemers zien dat meer gewerkte uren of een iets hoger inkomen niks helpen omdat dan al die toeslagen wegvallen waar werknemers alleen voor in aanmerking komen bij een laag inkomen.
Voor de liefhebbers: het rekenmodel voor Prinsjesdag behandelt belastingen, toeslagen en hoeveel uur per week wij werken alleen vanuit het perspectief dat als mensen minder te besteden hebben, dat dan de winkels, de horeca en de KLM daar last van hebben en medewerkers ontslaan of minder laten werken. Dat is correct, maar dekt alleen de zogenaamde ‘vraagkant’ van de economie.
De ‘aanbodkant’ van de arbeidsmarkt – hoeveel uren we willen en kunnen werken – ontbreekt geheel. ‘Close reading’ van de tekst van het Prinsjesdag-model bevestigt dat. Let op de drie ontbrekende letters in: ‘Het kernmodel beschrijft de vraag- en aanbodkant van de markt voor goederen en diensten alsook de arbeidsmarkt.’ Daar had moeten staan: …vraag en aanbodkant …alsook van de arbeidsmarkt.
Noodkreten
Deze blinde vlek is belangrijk, zeker voor Nederland. Een studie van 24 landen in de European Economic Review laat zien dat Nederland en Denemarken kampioen zijn in het toekennen (bij een heel laag inkomen) en weer afbouwen (bij een hoger inkomen) van toeslagen op het inkomen. Twee keer zo scherp omhoog en dan weer omlaag als in andere landen.
Op Twitter lees ik bij voorbeeld de noodkreten hierover van ‘@Wendy’s’ – ‘moeder van drie’. Niet toevallig dat vooral ouders met jonge kinderen aan de bel trekken. Gaan zij meer uren werken, dan verdwijnt niet alleen 80-85 procent van het extra inkomen door de giftige combinatie van meer belasting, meer premies en minder toeslagen, maar wordt de puzzel van de naschoolse opvang ook nog lastiger. Zie ook hier.
Verwoestend
We zitten hier lelijk vast. Werknemers vragen meer loon vanwege de inflatie en de energiekosten, maar hoger loon helpt niet wanneer 80-85 procent weer verdwijnt. Dus moet de overheid wel al die toeslagen hoger maken, terwijl de arbeidsmarkt volgens experts juist het beste werkt voor de werknemers wanneer dat zogenaamde marginale tarief (hoeveel procent we inleveren per euro extra inkomen) voor de lage en midden-inkomens niet veel afwijkt van 35 procent.
Door een serie op zich goedbedoelde toeslagen voor huur, kinderen, opvang en zorgkosten (AHK, AK, ZT, KGB, HT) is het marginale tarief gemiddeld 76 procent voor eenverdieners met een jaarinkomen tussen 23.000 en 50.000 euro. Dat verwoest de arbeidsmarkt nu en in de toekomst, want dertigers die vanwege de kinderen moeilijk buiten de deur kunnen werken missen daardoor werkervaring, training en mogelijke promotie die hen beter zou equipperen voor de arbeidsmarkt van 2050 – wanneer hun generatie nog steeds moet werken.
Crazy
Een lange horizon is niet alleen goed voor nationale beslissingen over het milieu maar is ook nodig voor tarieven en toeslagen op de arbeidsmarkt. Het huidige giftige mengsel van hoge belastingen en wegvallende toeslagen bij een iets hoger inkomen doet mensen afzien van de optie om meer uren te werken en dat is niet alleen jammer voor nu, maar heeft ook de geschetste blijvende gevolgen voor inkomen en loopbaan in de toekomst.
Een CPB, dat de correcte inzichten van de eigen Egbert Jongen over het ‘arbeidsaanbod’ inbouwt in het rekenmodel voor Prinsjesdag zou een steun in de rug kunnen zijn om onze arbeidsmarkt beter te maken. Grote veranderingen in de crazy interactie van belastingen en toeslagen zijn nodig, zodat mensen zelf (en voor hun gezin) de baten kunnen vasthouden van hun meer en harder werken, en niet bijna alles zien verdwijnen in de overheidskas.
Eduard Bomhoff publiceert iedere zaterdag zijn column over economie en politiek in Wynia’s Week. De donateurs maken Wynia’s Week mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!