Coalitiebesprekingen over het ‘waarborgen’ van de Grondwet zijn een hilarische vertoning
Zoals bekend was Nederland eeuwenlang een door en door godsdienstig land. De gegevens over onze kerkelijke gezindheid die werden verzameld tijdens de periodieke volkstellingen spreken boekdelen. Nog maar honderd jaar geleden, bij de volkstelling van 1920, was maar liefst 92,2 procent van de Nederlanders lid van een kerkgenootschap. Bijna 55 procent was protestants (meestal hervormd of gereformeerd); ruim 35 procent was rooms-katholiek.
Daar kwam bij dat het geloof uiterst serieus werd beleefd. Het Nederlandse protestantisme, althans de hoofdstroom daarvan, was sterk beïnvloed door de leer van Johannes Calvijn, de meest rechtzinnige van de zestiende-eeuwse kerkhervormers. De Nederlandse katholieken op hun beurt, stonden tot de jaren zestig van de vorige eeuw wereldwijd bekend om hun grote offervaardigheid, hun geloofsrigorisme en hun loyaliteit aan het Vaticaan.
Grondwet is de hedendaagse heilige tekst
Een niet onbelangrijk bijproduct van ons religieuze verleden is dat veel Nederlanders vertrouwd zijn met het fenomeen heilige teksten. Onbetwiste nummer één was natuurlijk heel lang de Bijbel, alias de Heilige Schrift: het eeuwige en onveranderlijke Woord van God.
In het Nederland van 2023 lijkt die sacrale rol te zijn overgenomen door onze Grondwet. Vooral liberale en linkse politici doen graag alsof het een tekst betreft die uit de hemel is nedergedaald en waaraan bijgevolg geen tittel of jota mag worden veranderd. Heeft u een idee, plan of voorstel van rechtse snit? Dan is dat al gauw ‘in strijd met de Grondwet’ en staan overal moderne versies van meneer pastoor klaar om u met opgeheven vinger te attenderen op uw zondige inborst.
Toch is dat helemaal nergens voor nodig. Want uiteraard is onze Grondwet mensenwerk en kan de tekst ervan dus ook door mensen worden veranderd. De procedure die daarvoor bestaat, maakt nota bene deel uit van de Grondwet en wordt in de artikelen 137 tot en met 142 uit de doeken gedaan. Onder het niet mis te verstane opschrift ‘Herziening van de Grondwet’.
Kort samengevat komt het erop neer dat een grondwetsherziening tweemaal (in twee ‘lezingen’) door beide kamers van de Staten-Generaal moet worden behandeld. Daartussen worden verkiezingen voor de Tweede Kamer gehouden. In tweede lezing is het de bedoeling dat de in eerste lezing aanvaarde voorstellen ongewijzigd en met ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen worden aangenomen.
Grondwetsherzieningen zijn schering en inslag
Is het dan misschien zo dat onze Grondwet in theorie weliswaar gewijzigd kan worden, maar dat zoiets in de praktijk nog nooit is gebeurd? Nee, of beter gezegd: integendeel. Grondwetsherzieningen zijn in Nederland schering en inslag.
De basistekst van onze huidige Grondwet stamt uit 1814 en werd al een jaar later voor het eerst gewijzigd. Daarna volgden nog vele tientallen andere aanpassingen, niet zelden van wezenlijk belang. Zo werd in 1840 de afscheiding van België in de Grondwet vastgelegd en zijn we sinds de herziening van 1848 bekend met ministeriële verantwoordelijkheid en een rechtstreeks gekozen Tweede Kamer.
Sociale grondrechten
Cruciaal waren ook de grondwetswijzigingen van 1917 (financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, algemeen kiesrecht voor mannen, evenredige vertegenwoordiging) en 1948 (diverse bepalingen in verband met de aanstaande soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië, introductie van het instituut staatssecretaris).
Minstens zo fundamenteel was de herziening van de Grondwet die in 1983 in werking trad. Voor het eerst werden ‘sociale grondrechten’ aan de tekst toegevoegd. Als ‘voorwerp van zorg der overheid’ golden voortaan ‘bevordering van voldoende werkgelegenheid’ (artikel 19), ‘spreiding van welvaart’ (artikel 20) en ‘verbetering van het leefmilieu’ (artikel 21). Ook diende de overheid ‘voldoende woongelegenheid’ te stimuleren en ‘voorwaarden’ te scheppen voor ‘maatschappelijke en culturele ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding’ (artikel 22).
Gij zult niet discrimineren!
Grondrechten worden traditioneel vastgelegd om de burger tegen de staat te beschermen en desnoods tegen andere burgers. Met die gewoonte, zo stelden critici vast, werd in 1983 gebroken: grondrechten waren er voortaan vooral om overheidshandelen te legitimeren.
Ook artikel 1 van de herziene grondwet, waarin ‘gelijke behandeling’ werd geproclameerd, baarde opzien. De eminente historicus E.H. Kossmann schreef dat hem geen andere Europese grondwet bekend was waarin de burger al in het eerste artikel met een verbodsbepaling om de oren wordt geslagen: gij zult niet discrimineren!
Voor die tijd luidde de bepaling dat allen die zich op het grondgebied van het Rijk bevinden, gelijke aanspraak hebben op bescherming van persoon en goederen. Vanaf 1815 had die formulering in de Grondwet gestaan. Niet als artikel 1, maar afwisselend als artikel 3 en 4.
Ook na de grote herziening van 1983 is onze Grondwet nog diverse keren aangepast. Zo werd de vervanging van zieke en zwangere volksvertegenwoordigers in de tekst opgenomen (2005) en sneuvelde de Kroonbenoeming van burgemeesters en commissarissen van de Koning (2018). Nog in februari van dit jaar werden ‘handicap’ en ‘seksuele gerichtheid’ toegevoegd aan de discriminatieverboden in artikel 1.
Het is dus ronduit bizar om te doen alsof onze Grondwet onaantastbaar is – of ooit is geweest. Het wordt allemaal nog veel gekker als we bedenken dat juist de liberale en linkse politici die dat keer op keer insinueren, zelf voor nieuwe grondwetsherzieningen allesbehalve beducht zijn.
Pittige grondwetsherzieningen
Wat lezen we bijvoorbeeld in het jongste verkiezingsprogramma van de VVD? ‘Iedereen is welkom op school. We wijzigen artikel 23 van de Grondwet zodat de vrijheid van onderwijs niet het gelijkheidsbeginsel mag ondermijnen. Er komt een acceptatieplicht van leerlingen in het bijzonder onderwijs. Identiteitsverklaringen schaffen we af, want iedereen moet veilig zichzelf kunnen zijn.’
In het programma waarmee D66 de Tweede Kamerverkiezingen inging, staat dat rechters wetten aan de Grondwet moeten gaan toetsen. Volgens artikel 120 van de huidige Grondwet (‘De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen’) is dat verboden. Ook wil D66 de Eerste Kamer afschaffen en vindt de partij dat de koning geen onderdeel hoort te zijn ‘van de regering noch van de Raad van State’. Daar zijn eveneens pittige grondwetsherzieningen voor nodig.
PvdA en GroenLinks willen een republiek
De PvdA en GroenLinks maken het nog veel bonter. In hun gezamenlijke verkiezingsprogramma wordt er onder meer voor gepleit om ‘behoorlijk bestuur’ en ‘de rechten voor de natuur’ in de Grondwet te verankeren. Ook willen beide partijen grondwettelijke toetsing (net als D66) en aanpassing van artikel 23 (net als de VVD). Als klap op de vuurpijl is er het voorstel om van het Koninkrijk der Nederlanden een ‘parlementaire republiek’ te maken. Het is niet overdreven om te concluderen dat deze PvdA-GroenLinks-plannen een grondwetsherziening impliceren van een omvang die we sinds 1814 niet hebben beleefd.
Onder leiding van informateur en prominent PvdA-lid Ronald Plasterk zijn PVV, VVD, NSC en BBB momenteel aan het nagaan of ze overeenstemming kunnen bereiken over onder meer ‘het waarborgen van de Grondwet’. In het licht van het voorgaande mag dat getypeerd worden als misschien wel de meest hilarische vertoning uit onze parlementaire geschiedenis.
Roelof Bouwman is historicus en journalist. Hij werkte onder meer mee aan het onthullende boek De Linkse Kerk, over ooit conservatieve protestanten met een hedendaagse afwijking naar progressiviteit.
Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!