Brussel graait steeds dieper in onze portemonnee. Dat zou een groot verkiezingsthema moeten zijn
Toen onze minister-president in 2020 zijn handtekening zette onder het Europese coronaherstelfonds, bijna 800 miljard euro groot, ging hij voor Nederland verplichtingen aan die op dat moment niet in de pers verschenen.
Nu worden deze duidelijk. De lidstaten moeten vanaf 2028 rente en aflossing van het met eurobonds gefinancierde fonds voor hun rekening nemen. De Nederlandse bijdrage is 5 procent van het totaal op te brengen bedrag. En – eveneens onderbelicht – het aandeel uit het fonds waar Nederland een beroep op kan doen, is aan zware EU-voorwaarden verbonden, eisen waarvoor in Nederland geen parlementaire meerderheid bestaat.
Niet alleen dus een sigaar uit eigen doos – want de bijdrage van Nederland aan het fonds is (veel) groter dan de 5,4 miljard waar het aanspraak op kan maken – maar ook nog eens een Paard van Troje.
Waarom gaat de verkiezingscampagne alleen over binnenlandse zaken?
Het coronaherstelfonds blijkt bovendien een mislukking. Er wordt weinig beroep op gedaan en de lidstaten die er een beroep op doen, besteden het niet zoals bedoeld. Bovenal leidt het niet tot hervormingen in de lidstaten met hoge schulden.
Geld naar de EU blijkt ook meer in het algemeen veelal verkwisting en in het beste geval een slechte besteding van duur verdiend nationaal belastinggeld. De enige echte impact van (meer) geld naar de EU lijkt meer macht voor de Europese Commissie en mutatis mutandis minder voor de lidstaten.
Hoeveel de EU ons kost, wat we er voor terug krijgen en over welke zaken beter Nederlands beleid kan worden gevoerd zou een verkiezingsthema moeten zijn. Ik hoor er echter weinig over. De campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november lijkt vooral over binnenlandse aangelegenheden te gaan.
Dat geld door ‘Brussel’ besteed een beter resultaat zou behalen dan door de nationale overheden, is vanaf het eerste begin een illusie gebleken. Brussels geld (lees: van de nettobetalers aan de EU, zoals Nederland) wordt niet goed besteed. We herinneren ons het luxe leventje van de socialistische partijbonzen van de Griekse Pasok-regering ten tijde van Andreas Papandreou. Privéhuizen aan het strand werden vrolijk met EEG-geld gefinancierd. In de periode 1999-2006 bleek ook geld voor een spoorweg in corrupte Griekse zakken te zijn verdwenen.
Het is er sindsdien niet beter op geworden. Geld van ‘Brussel’ wordt veelal over de balk gegooid of in ieder geval niet besteed aan zaken waarvoor het is bedoeld. Er is geen of weinig controle en gratis geld is sowieso vaak een reden om er niet al te zorgvuldig mee om te gaan.
Er zullen meer positieve uitzonderingen zijn, maar de enige goede besteding die ik ken is infrastructuur in Spanje. Met EU-geld (structuurfonds) zijn snelwegen en hogesnelheidstrajecten aangelegd. De meeste projecten mislukken echter, ze duren te lang, kennen ‘cost overruns’ en een groot deel van het geld verdwijnt in de zakken van corrupte politici.
Gratis zonnepanelen voor Italië
Bij het coronaherstelfonds blijkt het niet veel beter te gaan. Het geld was bedoeld om de gevolgen van de coronacrisis te verzachten en de lidstaten in staat te stellen eindelijk eens werk te maken van hervormingen. Dat was vooral gericht aan Italië, dat er maar niet in slaagt concurrerend te worden op de interne markt en om die reden telkens door de Europese Centrale Bank (ECB) uit de wind moet worden gehouden: door Italiaanse obligaties op te kopen en de rente lager te houden dan voor het bestrijden van de inflatie nodig was.
Het trieste is dat het coronaherstelfonds geen verschil maakt. Hervormingen in Italië komen niet van de grond. Het land, met ruim 190 miljard euro een van de grootste ontvangers uit het fonds, was van plan om Europees geld te besteden aan studentenaccommodaties en voetbalstadions in Florence en Venetië. Niet echt de bedoeling. De Commissie ging er uiteraard niet mee akkoord.
Maar het geld dat wél werd overgemaakt kreeg evenmin een bestemming ter bevordering van de ‘hervorming’ van de Italiaanse economie. Een groot deel ging naar een zogenoemde ‘superbonus’, waarmee huizen en flats gratis kon worden geïsoleerd en voorzien van zonnepanelen. De enigen die daar beter van werden waren de vastgoedbezitters.
Nederland heeft nog geen beroep gedaan op het coronaherstelfonds
Veel lidstaten maken zelfs geen gebruik van het coronaherstelfonds. De voorwaarden worden niet acceptabel gevonden, zolang men nog zelf op de kapitaalmarkt geld kan ophalen.
We zijn inmiddels bijna halfweg de looptijd van het coronaherstelfonds. Van de beschikbare 800 miljard euro is inmiddels rond de twintig procent uitgekeerd: 106,3 miljard euro aan overdrachten en 47,1 miljard euro aan leningen. Als in dit tempo wordt doorgegaan, zal er geld overblijven. De voorwaarden zijn kennelijk zo ’geloofwaardig’ dat het fonds niet als grabbelton met gratis geld fungeert.
De 5,4 miljard euro die Nederland uit het fonds kan krijgen, is tot op heden niet opgevraagd. Een gedetailleerd voorstel daartoe is nog steeds niet ingediend. Hoewel vanuit de optiek van regeringspartij D66 de voorwaarden van ‘Brussel’ mooi passen in het eigen straatje, gaan ze de andere regeringspartijen blijkbaar te ver.
Een sigaar uit eigen doos
Het is ook niet niks wat door ‘Brussel’ wordt gevraagd als voorwaarde om de 5,4 miljard uit te keren. Het betreft nauw omschreven hervormingen met vastgelegde mijlpalen en doelstellingen van het pensioensysteem, de energiebelasting, de autobelasting, de energiewet, windparken op zee, de aanpak van schijnzelfstandigheid en anti-witwasbeleid.
Kortom, voor netto-ontvangers als Italië is het fonds al niet interessant, voor nettobetalers als Nederland nog minder. Behalve dat het een sigaar uit eigen doos is, brengt gebruik van het fonds ook nog eens allerlei ongewenste verplichtingen met zich mee.
De vraag kan worden gesteld waarom het fonds überhaupt in het leven is geroepen. Wel, we kennen de ontstaansgeschiedenis. Het was een Frans-Duits voorstel om de lidstaten die door het coronacrisis waren getroffen te ondersteunen. In de veronderstelling dat zij dat op eigen kracht niet konden. De relatief rijke lidstaten (met een relatief lage staatsschuld als Nederland) hadden voldoende armslag om de kosten die het virus veroorzaakte op te vangen. De relatief arme lidstaten niet. Althans in de redenering van het Frans-Duitse duo.
Nederland ging onder aanvankelijk protest – want RutteVier wilde geen eurobonds – schoorvoetend mee. Het zou een eenmalige actie zijn en onder strenge (hervormings)voorwaarden.
Het liep zoals uiteengezet anders. Het is dan ook een gotspe dat de Nederlandse Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), het adviescollege voor regering en parlement op het gebied van buitenlands beleid, onlangs met het advies kwam om nog meer geld naar ‘Brussel’ over te maken. Geld dat volgens de AIV nodig is om de grote ambities van de EU waar te kunnen maken, met name een internationale rol voor de euro.
Pure illusiepolitiek en dus weggegooid geld, omdat de euro een kunstmatig in leven gehouden munt is, die zonder continue ondersteuning van de ECB snel zou verdwijnen. En zelfs mét deze ondersteuning wordt voorspeld – in 2022 ook door oud-minister van Financiën Hans Hoogervorst (VVD) – dat de euro niet veel langer houdbaar zal blijken.
Onze jaarlijkse afdracht gaat naar 11 miljard euro
Maar ook meer in het algemeen dient de vraag gesteld te worden of (meer) geld naar ‘Brussel’ wel een goed idee is. Nederland gaat vanaf 2028 sowieso al meer aan de EU betalen. De jaarlijkse afdracht aan de EU stijgt van 7,2 naar 11 miljard euro. Volgens de Miljoenennota is die sprong het gevolg van de economische ontwikkeling, een inschatting van de omvang van het nieuwe MFK (Meerjarig Financieel Kader) na 2027, alsmede het feit dat vanaf 2027 aflossing en rente over het coronaherstelfonds moet worden betaald.
En alsof dat nog niet genoeg is komt de Commissie met nog een extra tussentijds verzoek om meer geld. Voor Oekraïne, maar ook vanwege de gestegen rente, de inflatie en een uitdijend ambtenarenapparaat. Nederland wordt vooralsnog voor ruim 3 miljard aangeslagen.
Als het advies van de AIV wordt overgenomen – het kabinet heeft er al positief op gereageerd – zal Nederland nog meer moeten ophoesten. Het zou slechts meer macht aan de Commissie geven, een Commissie die toch al z’n mandaat (ver) te buiten gaat.
Vooral de Fransen willen een federaal Europa
De leden van de AIV zijn stuk voor stuk lid van de PvdA of D66, een partij die onverholen een federalisering van de EU bepleit, waardoor Nederland tot een provincie zou worden gedegradeerd. En D66 staat niet alléén. Vanuit Franse hoek wordt al heel lang aangedrongen op meer geld voor Brussel.
Gepleit wordt voor het permanent maken van EU-fondsen als het coronaherstelfonds. Financiering van die fondsen moet in Franse ogen geschieden met eurobonds, geld dat de Commissie zelf op de kapitaalmarkt mag ophalen, liefst nog aangevuld met eigen belastingen. Een groot pleitbezorger voor een dergelijke federalisering van de EU is de Franse Commissaris Thierry Breton.
Hij is een voormalig minister van economische zaken en wordt naar verluidt door Macron naar voren geschoven als opvolger van de huidige Commissievoorzitter Ursula von der Leyen. Haar termijn loopt volgend jaar juni af, na de verkiezingen voor het Europees parlement.
De vraag is hoe de nieuwe Nederlandse regering in het EU-mijnenveld gaat opereren. Gaat men mee met de Franse wensen richting een federatie en op den duur zelfs een Verenigde Staten van Europa – een kostbare aangelegenheid waarbij de ‘provincie’ Nederland over de besteding van het gefourneerde geld weinig tot niets te zeggen krijgt – of houdt men vast aan het subsidiariteitsbeginsel?
Onder RutteVier was Nederland het beste jongetje van de klas en tekende onze minister-president voortdurend bij het kruisje. Met een nieuwe regering zou dit anders kunnen worden. Besloten zou kunnen worden dat Nederland alléén meedoet met extra geld naar de EU indien dat meerwaarde biedt, dus wanneer op EU-niveau een beter resultaat kan worden behaald dan op nationaal niveau.
Dat is met name op het gebied van de interne markt en grensoverschrijdende zaken. Op alle overige beleidsterreinen is voorzichtigheid geboden. Vanuit een oogpunt van subsidiariteit, maar eveneens als uitvloeisel van onze prudente traditie op financieel-economische terrein.
Waarom zeggen we geen nee?
Dat Nederland geen nee kan zeggen tegen megalomane en overambitieuze projecten is onzin. Dat doen andere lidstaten ook. Als de Fransen bijvoorbeeld met voorstellen komen voor nieuwe EU-fondsen, kan Nederland een opt-out bedingen. Dat wij daarvoor op andere terreinen gestraft zouden worden, is eveneens onzin. Men zal wel gek zijn om de grootste nettobetaler (per hoofd van de bevolking) aan de EU in het strafbankje te zetten.
Johannes Vervloed was gedurende bijna vier decennia verbonden aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, met als standplaatsen onder meer Jakarta, Sint-Petersburg en Parijs.
Wynia’s Week verschijnt twee keer per week, 104 keer per jaar. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!