‘Bestuurskundige’ mag nooit je eerste baan zijn

WW Bomhoff 6 juli 2024
Juist voor een vak als bestuurskunde is uitwisseling van eigen ervaringen en leren van medestudenten uit andere landen zo belangrijk. Maar dat gebeurt in Nederland niet. Foto: Pexels

Opleiding nummer één wereldwijd voor bestuurskunde is de Harvard Kennedy School – officieel John F. Kennedy School of Government – in Cambridge (Massachusetts). Die neemt alleen studenten aan die al een eerdere studie hebben afgerond, en ook kunnen aantonen dat ze statistiek en calculus kunnen toepassen.

Voor de master aan de Kennedy School kunnen studenten dus ook van elkáár leren, want een antropoloog weet wat geduldig kwalitatief onderzoek is, een historicus kan waarschuwen tegen clichés dat vroeger alles beter of slechter was, een psychologiestudent heeft professionele empathie met bezorgde en teleurgestelde mensen, een socioloog weet van klassentegenstellingen en een econoom wil graag kijken naar kosten en baten. Professoren kunnen mooi werken met al die diverse competenties in de collegezaal en bij de werkstukken.

Dat alles ontbreekt in Nederland, waar achttienjarigen direct na de middelbare school in de collegezaal mogen zitten om in vier jaar master in de bestuurskunde te worden. Voor de universiteit een goedkope opleiding, want er zijn geen kosten voor laboratoria en dergelijke. Bij de achttienjarigen enorm populair, want je maakt iedere acht weken kennis met weer nieuwe, interessante vakken, ook al is er één ‘zwaar’ onderdeel: statistiek in het eerste jaar. Maar daar kom je dan doorheen met een multiple-choice-toets, desnoods na betaling van een paar euro aan een ouderejaars, die de vragen van vorig jaar verkoopt. Leer het correcte antwoord uit je hoofd, of schrijf het op je hand, en vertrouw erop dat veel dezelfde vragen terugkomen.

Na drie jaar bachelor ga je dan direct, nog steeds zonder enige werkervaring, door naar de eenjarige master. Zelfs daarbij mag je niet leren van medestudenten in economie, geschiedenis of rechten, want de toelating staat alleen open voor wie al een bachelor bestuurskunde heeft. Precies het omgekeerde dus van Harvard. En dan vervolgens opgewekt solliciteren op de vele overheidsvacatures voor ‘senior beleidsmedewerkers’.  

Zo is er bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) momenteel een vacature voor een ‘senior beleidsmedewerker infectieziektebeleid’. Er is heel veel misgegaan tijdens de Covid-pandemie, dus de teams bij VWS krijgen versterking. Maar dan de belangrijkste functie-eis: ‘Je hebt een bepaalde overtuigende kracht richting je omgeving. Het is daarom belangrijk dat je je schriftelijk en mondeling duidelijk en gemakkelijk uitdrukt.’ Dat klinkt op maat geschreven voor zo’n verse bestuurskundige. Kennis van biologie, farmacie of geneeskunde is kennelijk niet van belang. Denkt men bij VWS echt dat Marion Koopmans met haar foute uitspraken over de Chinese bron van Covid bij de volgende pandemie eerlijker zal zijn vanwege de ‘overtuigende kracht’ van zo’n bestuurskundige die zelf van niks weet?

Geen kennis van ervaringen in het buitenland

Ook is er een vacature voor ‘senior beleidsmedewerker geneesmiddelen’. Kennis van farmacie en van de sector is niet nodig; ‘interesse’ is voldoende. Je wordt mede verantwoordelijk voor de ‘leveringszekerheid van medische producten (zoals geneesmiddelentekorten)’, want ‘jij bent in staat om zaken zelfstandig en voortvarend op te pakken’. En: ‘Je bent goed in staat om jouw boodschap af te stemmen op de ontvanger’. Kortom: we zoeken een vlotte collega die nergens verstand van hoeft te hebben, maar zich prettig gedraagt aan de vergadertafels met de farmaceutische industrie, de apothekers en de zorgverzekeraars. En als de patiënten doodziek worden door tekort aan medicijnen, dan kun je vast en zeker adviseren om een commissie in te stellen onder voorzitterschap van een oud-Kamerlid, zodat de verantwoordelijke minister tijd kan winnen.

Wat zo griezelig vaak ontbreekt bij de ministeries is kennis van hoe andere landen omgaan met een pandemie, een medicijntekort, en al die andere problemen. Toch is leren van anderen beter dan de fouten eerst zelf te willen maken en daarna extra bestuurskundigen aan te trekken die zo beperkt zijn opgeleid. Veel docenten bij bestuurskunde aan de Universiteit Leiden geven les uit hun eigen leerboek en voor zover ik die ken, gaan die boeken vooral over Nederland. Ik zie geen training in hoe te leren van het buitenland. De Leidse bestuurskundigen blijven – ben ik bang – steken op het niveau van elkaar vertellen dat Italië moet bezuinigen, of dat Engeland beter in de EU had kunnen blijven.

Misschien nog beter dan de Harvard Kennedy School is daarom de formule van de Lee Kuan Yew School of Public Policy aan de Universiteit van Singapore. Minstens twee jaar ervaring in een verantwoordelijke functie is daar een toelatingseis voor de studie bestuurskunde. Studenten komen uit veertig verschillende landen naar Singapore voor de tweejarige masteropleiding. Mijn twintig jaar ervaring als hoogleraar bij zo’n Executive Master – zij het niet voor de overheid, maar voor het bedrijfsleven – is dat studenten en docenten dan meer leren van elkaar. Bekende hoogleraren aan de EUR gingen soms af bij onze Executive Master, omdat ze best duidelijk konden uitleggen, maar niet het talent en het inlevingsvermogen hadden om de ervaringen van de deelnemers mee te nemen in de discussie. En juist voor een vak als bestuurskunde is uitwisseling van eigen ervaringen en leren van medestudenten uit andere landen zo belangrijk. Maar de studenten in Leiden hebben nog nauwelijks enige ervaring. ‘Bestuurskundige’ moet hun eerste baan worden.

De formule van Harvard en, nog beter, die van Singapore creëren meer kwaliteit dan de formule van Leiden. En wat is een recente pijnlijke aanwijzing voor de foute Nederlandse aanpak bij bestuurskunde? Deze week meldde het Algemeen Dagblad dat de komst van het nieuwe kabinet maakt dat mensen een stuk minder bezorgd zijn over het klimaat. Maar dat is natuurlijk helemaal fout in de ogen van de honderden bestuurskundigen die zo hard adviseerden over de ‘transitie’ en lieten weten hoe bezorgd ze zijn over een regering met PVV en BBB.

Liever meer kwaliteit

Klimaatminister Rob Jetten (de man van 0,000036 graden minder opwarming) en stikstofminister Christianne van der Wal (26 miljard euro te besteden, maar de noodzaak bleef nog steeds een slag in de lucht want er zijn geen bruikbare metingen) wisten zelf van niks toen zij aantraden, maar dat hoeft bij goede steun uit de ambtenarij niet zo erg te zijn. Ze leerden als minister helaas maar weinig van al die ‘senior beleidsmedewerkers’. Anders hadden ze na twee jaar wel beter kunnen uitleggen wat bij CO2 de beste taakverdeling is tussen Nederland en andere landen, en waarom stikstof alleen in Nederland verlammend is voor de bouw en de agrarische sector.

Daarom liever minder bestuurskundigen, maar meer kwaliteit. Gaat het over een mogelijke toekomstige pandemie, ruil dan een doos beleidsmedewerkers liever in voor één eerlijke bioloog of medicus die stand houdt tegen een Marion Koopmans. Zijn er te weinig medicijnen, benoem dan liever één farmaceutisch econoom die misschien niet zo aardig is aan de vergadertafels, maar wel de boetes kan uitrekenen om de zorgverzekeraars aan hun wettelijke plicht te houden. En laat Leiden vakken als ‘topmanagement’ en ‘bestuurskunde’ voortaan alleen aanbieden aan volwassenen met vakexpertise en ervaring.

Eduard Bomhoff is oud-hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, Nyenrode en Monash University. In 2002 was hij vicepremier in het eerste kabinet-Balkenende.   

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER . Hartelijk dank!