Besteed meer aandacht aan de verwerking dan aan de doorwerking van het slavernijverleden
In december 2022 bood Nederland, bij monde van premier Rutte, excuses aan voor de eeuwenlange vernedering van Afro-Antilliaanse en -Surinaamse voorouders in slavernij. De excuses resoneren nog na en recentelijk vernamen we dat Sint-Maarten hedendaagse vormen van slavernij geen strobreed in de weg legt. De Raad van de Rechtshandhaving sprak er zijn ernstige zorgen over uit. Mensenhandel en gedwongen prostitutie zijn misdrijven aan de bestrijding waarvan de voormalige kolonie geen prioriteit schenkt. Is deze verwaarlozing misschien een element van ‘doorwerking’ van het koloniale slavernijverleden?
De excuses hebben een lawine aan verschijnselen van veronderstelde doorwerking opgeleverd. Onlangs verscheen een zogeheten ‘kennisagenda’ voor de jaren 2025-2035. Die agenda verlangt een overrompelende hoeveelheid aan onderzoek naar – zo wil de titel – ‘Het Nederlandse koloniale slavernijverleden en zijn doorwerkingen’. Het fundament voor dit verlanglijstje werd gestort in een omvangrijke publicatie onder de titel Staat en slavernij (2023).
‘Witte’ kennis
We behoeven een bataljon aan onderzoekers en veel meer dan tien jaar om de doorwerking op allerhande terreinen onder de loep te nemen, zo maakt de agenda duidelijk. Denk aan sociale, culturele, medische, (religieus-) ideologische, economische, klimatologische, linguïstische, psychologische velden en wat al niet meer. Er lijkt weinig aan de aandacht van de opstellers van de verlanglijst – Rose Mary Allen, Esther Captain, Matthias van Rossum en Urwin Vyent – te zijn ontsnapt. Opmerkelijk genoeg ontbreken verlangens om onderzoek te verrichten op het criminele, justitiële en politiële vlak.
Enfin, het zou allemaal nog grotendeels onontgonnen terrein zijn. Ook waar wel al onderzoek heeft plaatsgevonden naar slavernijverleden, kolonialisme en doorwerken, is dit per definitie ontoereikend. De vergaarde kennis is in principe ‘witte’ kennis, ook al was de onderzoeker ‘van kleur’. De kennis die tot nu toe werd vergaard, voedt en versterkt de (over)heersende westerse, mannelijke, blanke macht. Dát is niet de werkelijkheid van de slaven en hun nazaten. Díe werkelijkheid zou nog grotendeels ontbreken en dient opgegraven te worden.
De man die het mogelijk maakte om de overrompelende hoeveelheid onderzoek van de afgelopen halve eeuw praktisch te diskwalificeren is de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984). Foucault – blank en ook nog man – blijft onvermeld door Allen, Captain, Van Rossum en Vyent, maar hij is alom aanwezig in de kennisagenda. Zo opent het rapport met een citaat van de Nigeriaanse auteur Chimamanda Ngozi Adichie, die haar opleiding genoot in de Verenigde Staten waar Foucault furore maakte. ‘It is not that Europe has denied its colonial history. It is instead that Europe has developed a way of telling the story of its colonial history that ultimately seeks to erase that history. […] It frees Europe of responsibility, of a significant and traceable connection to the African present and it allows Europe the glow of charity. […] We cannot pick and choose which histories and which points of view still matter, because to do this would be an exercise of brute power.’
De wijze waarop geschiedschrijving tot nu toe heeft plaatsgevonden resulteert in een eenzijdig verhaal – ‘narratief’ of ‘discours’ geheten – dat uiteindelijk de westerse wereld vrijpleit, zo wil de overtuging. Het is aan kritische wetenschappers om dit narratief te ontrafelen – ‘deconstrueren’ genoemd – en er een waarachtig narratief tegenover te plaatsen. Dat valt niet mee want de kritische wetenschapper – ook al is die ‘van kleur’ – staat onder invloed van die onderdrukkende macht van blanken en de ideologie die die macht rechtvaardigt (‘doxa’ is het woord om te gebruiken voor het dominante discours).
Perspectief van slachtoffers
Van belang is dat het bestaande dominante verhaal van die witte wetenschap wordt ondermijnd en opzij gezet. Hiervoor in de plaats dienen het perspectief van onderdrukten en de structuren waarin zij vastzaten en -zitten, blootgelegd te worden. Slaven en hun nazaten ogen als alleszins welvoeglijke slachtoffers van onderdrukkende systemen en het dominante witte discours.
De kennisagenda is een symptoom van dit foucaultiaanse gedachtegoed. Dit staat feitelijk haaks op de idealen uit de (radicale) Verlichting die Spinoza (1632-1677) inzette, waaronder gelijkheid, vrijheden én rationele waarheidsvinding (in plaats van religieus-ideologisch gezag). Niemand kan echter nog aanspraak maken op enige waarheid, zo wist Foucault, maar het perspectief van slachtoffers – bij voorkeur van kleur – is inmiddels wel van meer waarde dan dat van de dominante witte macht.
Een en ander hoeft ook nauwelijks of niet meer verantwoord te worden. Het voorgestelde onderzoek over het slavernijverleden en zijn doorwerkingen is ‘relevant voor de overheid zelf en voor de wetenschap, maar ook voor onderwijs, de erfgoedsector en educatie’. (Terzijde, ‘educatie’ zal iets anders zijn dan ‘onderwijs’). Hier zullen we het mee moeten doen ter verantwoording van het waarom van al het verlangde onderzoek.
Ook een kritische historicus van kleur zal uiteindelijk een verhaal (narratief, discours) produceren dat er een is te midden van andere en in principe niet waarheidsgetrouwer. Zo dienen we met Foucault te concluderen, maar daar horen we de postmoderne kritische wetenschappers niet over. Enkele jaren geleden merkte de Vlaamse filosoof Tinneke Beeckman in haar studie Macht en onmacht (2015) al op: ‘De historicus vermengt feiten met morele oordelen, en is blind voor de subjectiviteit van zijn eigen positie (…)’
Emancipatie
Zou het onderzoek misschien van enig belang moeten kunnen zijn voor de uitbouw van de emancipatie van de nazaten van slaven én van slavenhouders (of welke blanken dan ook)? Het woord ‘emancipatie’ ben ik niet tegengekomen in de kennisagenda. Het ligt zeer voor de hand van het onderzoek naar emancipatie een kernelement van studie te maken. Emancipatie betreft dan bovenal ‘verwerking’ van het slavernijverleden (in plaats van ‘doorwerking’) en zou wel eens een veel krachtiger bijdrage kunnen leveren aan verdere emancipatie dan de genoemde drie aandachtspunten.
‘In het onderzoek naar het koloniale slavernijverleden zijn drie belangrijke elementen aan te wijzen: 1) de geschiedenis van de koloniale slavernij; 2) de doorwerkingen daarvan in de manier waarop koloniale slavernij invloed heeft uitgeoefend op mens en samenleving gedurende de periode van wettelijk toegestane slavernij en daarna; 3) en de hedendaagse omgang met dit koloniale slavernijverleden, de langdurige gevolgen en voortdurende effecten ervan.’
Met deze instelling begrijpen we waarom Rutte en Willem Alexander zeggen dat ‘na de komma’ het herstel, de emancipatie, de verbinding beginnen, dat wil zeggen ná de excuses en ná het jarenlange onderzoek. Toch spijtig dat er zo naar wordt gekeken. Zo plaatsen Allen cum suis belangwekkend onderzoek buiten de ring. Even terug naar de opening van deze bespreking. Is de opmerkelijke deelname van nazaten van slaven in crimineel handelen – bijvoorbeeld in mensenhandel en gedwongen prostitutie – een doorwerking van de slavernij? Of is er juist sprake van optimaal geëmancipeerd zijn?
Hoe het ook zij, de witte geschiedschrijving deugt niet. Het perspectief van de slachtoffers dient bestudeerd te worden. Dat perspectief is niet zo gemakkelijk te pakken te krijgen, want slaven waren grotendeels analfabeet. Ook de gealfabetiseerde slaven en hun nazaten hebben verhoudingsgewijs niet veel geschreven bronnen nagelaten, al ontbreken ze niet helemaal. Het schrift van vrijgemaakte en gevluchte slaven is meestal weer sterk beïnvloed door het ‘discours’ en de vooroordelen (‘bias’ in het Nederlands) van koloniale machthebbers. Hiertoe behoorden ook de lobbyisten voor de afschaffing van de slavernij die de inhoud van zogenaamde ‘slave narratives’ flink beïnvloedden.
Lees eens wat romans
We zullen moeten roeien met de riemen die we hebben, zo menen de opstellers van de kennisagenda. Hoe onbetrouwbaar ook, onderzoekers gaan het zwarte perspectief uit de eeuwen van slavernij mede blootleggen door – in wetenschappelijk Nederlands – ‘oral history’, ‘storytelling’, ‘critical fabulation’ en (een vorm van therapie) ‘embodied knowledge’. Een en ander zal menigmaal vooral het perspectief van de hedendaagse wetenschapper, diversiteits- en inclusie-expert of (religieuze) therapeut opleveren, zoals met ‘critical fabulation’. Met een samenraapsel aan historische fragmenten van slaven wordt wat onbekend is – het zogeheten ‘non-history’ – aangevuld door de scherpzinnige geest van de wetenschapper of wie dit handelen dan ook meent te kunnen invullen.
Zonder de pretentie wetenschappelijk onderzoek te doen, heeft ‘kritisch fabuleren’ overigens al decennia lang schitterende teksten opgeleverd, namelijk romans. Hier moet gedacht worden aan de overrompelende historische fictie van wijd vermaarde auteurs als Maryse Condé (bijvoorbeeld Ségou, 1984), Alejo Carpentier (El reino de este mundo, 1949, El siglo de las luces, 1962), V.S. Naipaul (A Way in the World, 1994) en Caryl Phillips (Higher Ground, 1989, Cambridge, 1992, Crossing the River, 1993). De pleitbezorgers voor een nieuwe geschiedschrijving hadden wel naar dit vermaarde ‘fictionele’ fundament aan onderzoekservaringen en -resultaten mogen verwijzen. Dergelijke verwijzingen naar de schouders waarop zij feitelijk staan ontbreken sowieso. Daar is wel begrip voor op te brengen, want wil je tien jaar onderzoek gefinancierd krijgen dan moet je het vermeend unieke karakter van je onderzoeksmethoden en -objecten onder het vergrootglas leggen.
Dr. Aart G. Broek is (historisch) socioloog en letterkundige.
Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!