Benoem na verkiezingen bestuurders uit kringen van PVV, BBB en JA21 waar die partijen het sterkste bleken

EduardBomhoff 11-2-23
Confucius. Bron: Nick Wignall

Eerst het recept van mijn gast voor vandaag en dan een simpel eigen brouwsel. Prof Gabriel van den Brink hield vorige week een veel becommentarieerde  lezing over wat er mis is met Nederland. Sympathiek aan Van den Brink is dat hij open is over zijn eigen intellectuele zoektocht. Van filosoof tot politicoloog, van marxist (de economie bepaalt de heersende ideologie) tot sociaal-psycholoog (vooral verschillende culturen begrijpen). Hij schrijft nu energiek  dat zijn volgende boek meer antwoorden zal geven dan zijn eerdere werk. 

Van den Brink wil vooral het ‘neoliberalisme’ bestrijden en biedt daarmee een perfecte illustratie van zijn eigen stelling dat de culturele omgeving (in het marxisme: de bovenbouw) de economische ideologie bepaalt. Van den Brink heeft volgens zijn cv steeds gestudeerd en gewerkt in drie universiteitssteden:  Nijmegen, Tilburg en Amsterdam, omringd door tieners en twintigers.

Nyerere en Kenyatta

Toen ik zelf in Leiden studeerde gaf daar in 1969 de oud-verzetsstrijder en socialist Ernest Mandel een lezing in het Academiegebouw. Bomvol; we zaten tot in de vensterbanken en hoorden hoe het geld kon worden afgeschaft, want als we bij voorbeeld nieuwe schoenen nodig hadden, moesten we ze gewoon gaan ophalen in de schoenenwinkel (een geweldige spreker voor de geboortegolf, maar ik heb later toch maar eigenwijs gekozen voor een carrière in de monetaire economie).

Ik ben in januari 1970 vertrokken uit Leiden, en werkte drie jaar als vrijwilliger op het platteland van Kenia. De socialist Julius Nyerere, de  ‘Mwalimu’ (Swahili voor ‘leraar’) van buurland Tanzania, was de held in het Westen –  minister  Jan Pronk organiseerde in 1975 Nyerere’s ontmoeting met onze koningin – en bij ons veel geliefder dan de kapitalist Jomo Kenyatta in Kenia. Maar Kenia groeide en Tanzania bleef verzonken in diepe, zelf veroorzaakte armoede door alles beheersende overheidsdwang.

Singapore, Taiwan en Zuid-Korea

Nu sluit ik 19 jaren af in Maleisië, waar men bewondering heeft voor Singapore, Taiwan en Zuid-Korea, precies de drie landen in de regio met het meeste ‘neoliberalisme’, en ook de sterkste anti-corruptiescore bij Transparency International, en de hoogste levensverwachting. De uitwassen van dat succesvolle neoliberalisme zijn daar anders dan bij ons, dus daar kan Nederland niet zo veel van leren, maar iedereen die ook eens verder kijkt dan de twee welbekende referentiepunten van hebzuchtige bankiers in Londen en daklozen in rijk San Francisco, moet heel voorzichtig worden met een vage en onprecieze kritiek op wat economen noemen de ‘gemengde markteconomie’ die wereldwijd in zo veel landen eeuwenlange armoede en stagnatie heeft overwonnen.

Maar er is ook iets ernstig mis in Singapore, Taiwan en Zuid-Korea en dat brengt ons terug bij de sterkere helft van Van den Brinks maatschappijkritiek: gebrek aan saamhorigheid en met name het pessimisme bij jongeren om zelf iets saamhorigs te creëren: een eigen gezin met kinderen. 

Confucius

Ooit hadden we het CDA als steun voor het gezin, maar daar is weinig van over. Van den Brink zoekt daarom elders voor zijn volgende boek: een terugkeer tot ‘grote levensbeschouwelijke tradities die circa 2500 jaar geleden zijn ontstaan en die benadrukken dat compassie nodig is.’

Dat moet dan gaan om Confucius, de Boeddha en Jezus. Dan biedt Confucius de beste kansen op nuttige inzichten voor het bestuur van een land, want hij en zijn grote leerling en exegeet Mencius adviseerden koningen, in contrast met prins Boeddha die zijn vorstelijk huis de rug toekeerde en met Jezus die in alle drie synoptische evangeliën aandrong op: ‘Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’

Confucius begint altijd bij het gezin en hoe kinderen en ouders moeten proberen om met elkaar om te gaan: in de relatie met hun ouders ervaren kinderen (hopelijk) voor het eerst hoe liefde en zorg prioriteit moeten krijgen boven macht en eigenbelang. Confucius gelooft dat iedereen daaraan kan werken, maar dat ervaring, studie en reflectie nodig zijn om een beter mens te worden. Reflectie dan niet in de boeddhistische of taoïstische zin van introspectie met als doel om het ik te vergeten, maar reflectie door kritisch na te denken over eigen belevingen, ontmoetingen, en ook de ervaringen van anderen die tot ons komen in de vorm van lectuur en muziek.

Mag een koning houden van popmuziek?

Van den Brink zal het daar zeker mee eens zijn, maar wat volgt daaruit voor het bestuur van een land? Confucius en Mencius benadrukken dat de koning zich moet inspannen om te weten wat er leeft onder de mensen en met behoud van ritueel, traditie en respect ook zo dicht mogelijk bij het volk moet staan.

Koning Xuan bekende aan Mencius dat hij geen geduld had voor de officiële oude hofmuziek en alleen genoot van moderne pop. Was dat in strijd met zijn hoge functie en met respect voor het hofritueel? Mencius antwoordde dat de koning moest meevoelen met de gewone mensen en dus vooral ook van popmuziek moest genieten. Iedereen moet naar muziek luisteren, want dat brengt saamhorigheid. (zie Growing Moral, A Confucian Guide to Life van Stephen C. Angle, hoofdstuk 7).

Benoem Commissarissen en burgemeesters dichtbij de burger

We wachten op het volgende boek van Van den Brink, maar hier is alvast mijn suggestie voor meer saamhorigheid en meer prioriteit voor liefde en zorg boven macht en eigenbelang: benoem zo spoedig mogelijk nieuwe Commissarissen der Koning in Limburg en Flevoland uit de kring van de PVV en in alle noordelijke provincies plus Overijssel uit de kring van BBB, als die partijen op 15 maart daar inderdaad de grootste worden. En laat die nieuwe Commissarissen ook snel zorgen voor burgemeesters uit de winnende partijen plus nog een paar JA21-burgemeesters in gemeenten waar die partij sterk is.

Die Commissarissen en burgemeesters willen dicht bij hun burgers staan. Denk bij voorbeeld aan de PVV: met zo veel concurrentie op ‘rechts’ moet Wilders  zich wel scherp profileren; straks hebben uitvoerende lokale en provinciale PVV-bestuurders een groot belang om met werkzaam beleid te komen (dat is al gebleken op gemeentelijk niveau in Den Haag en elders waar PVV-gemeentepolitici het goed willen houden met hun moslim-medeburgers). De media zullen dan de druk gaan voelen om minder vijandig en vooringenomen te rapporteren over de nieuwe teams van Commissarissen en burgemeesters van de PVV. Bovendien kunnen PVV, BBB en JA21 zo kandidaten trainen voor een toekomstige ministerspost.

Of liever eigenbelang op korte termijn?

Maar misschien heeft premier Rutte liever een kleinere VVD, die vanwege de aantallen in de Tweede Kamer wel is gedwongen tot samenwerking met D66, GL en PvdA en daar alle begrip en applaus voor krijgt van de elite, dan een grotere VVD die op rechts zou kunnen samenwerken, maar tot afschuw van NRC, Volkskrant, Trouw  en de Talkshows. En misschien heeft zijn partner D66 ook liever de voortgezette verkettering van PVV, BBB en JA21 in de media, dan de D66-droom van de gekozen burgemeester, want dat zou een platform bieden voor PVV, BBB en JA21 en D66-burgemeesters beperken tot een paar universiteitssteden. Sluw vanuit het eigenbelang van de VVD- en D66-ministers op de heel korte termijn, maar een gemiste kans op meer saamhorigheid en onderling begrip in Nederland.

Correctie: ik schreef in Wynia’s Week van 4 februari over een oud-directeur van het CPB, dr. Henk Don. Per abuis schreef ik drs. Don.

Eduard Bomhoff is oud-hoogleraar economie aan de EUR, Nyenrode en  Monash  University. In 2002 was hij vicepremier in het kabinet Balkenende 1. Zie www.eduardbomhoff.com voor zijn boek ‘Blinde Ambitie’ over die periode.

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!