Bart Jan Spruyt: Wat Thom de Graaf vergeet, is dat de huidige, activistische interpretatie van de grondrechten de democratie bedreigt

BartJanSpruyt 19-4-25
Vicevoorzitter Thom de Graaf van de Raad van State. Beeld: linkedin.com

Te midden van alle politieke tumult van de afgelopen week, met het akkoord over de Voorjaarsnota en het daarop volgende gespin van de voorlichters, stond er een oud en eerbiedwaardig instituut op om ons ernstig toe te spreken. Dat instituut is de Raad van State, opgericht in 1531 door keizer Karel V als orgaan van wijze mannen om zijn zusje Maria van Hongarije, de landvoogdes, met advies ter zijde te staan.

Tegenwoordig heet de Raad van State een van de Hoge Colleges van Staat, een zelfstandig en onafhankelijk college dat twee taken heeft: het is de hoogste rechtsprekende instantie in geschillen tussen overheid en burger en adviseert de regering over wetsvoorstellen. Onze koning is formeel voorzitter van de Raad van State, in de praktijk is het de vicevoorzitter die leiding aan de Raad geeft. Momenteel is dat Thom de Graaf, voorheen actief als politicus van D66.

Bezorgd over de rechtsstaat

De Raad publiceert ieder jaar een jaarverslag, en dat verslag pleegt gepaard te gaan met een beschouwing van de vicevoorzitter over de staat waarin de Nederlandse democratie zich bevindt. De toon van de beschouwing in het deze week gepresenteerde verslag is zorgelijk. De Graaf is bezorgd over ontwikkelingen in onze democratische rechtsstaat. ‘Steeds meer landen worden of zijn een autocratie. Democratische rechtsstaten lijken op hun retour. In democratische landen ontstaan tegenkrachten die de democratie ondermijnen. Ook in Nederland zien we zulke tendensen.’

Waaruit blijkt dat? Een onderzoek uit 2024 toonde aan dat een derde deel van de Nederlandse kiezers het land aan een ‘sterke leider’ zou willen toevertrouwen, ‘ook als die soms de regels naar zijn hand zou zetten’. De Raad wil dit scenario voorkomen, en deelt daarom ‘handreikingen’ uit om ervoor te zorgen dat politieke partijen de democratie niet misbruiken om die uiteindelijk te ondermijnen; lees: de verkiezingen winnen om daarna de grenzen van de democratische rechtsstaat op te zoeken.

Op deze wat abstracte toon formuleert De Graaf zijn zorgen. Concreter wil hij niet worden, want (zo lichtte hij hier en daar in interviews toe) om het gezag van zijn college te handhaven wil hij niet het gevecht met de politiek aangaan. Dus houdt hij het op ‘radicale en populistische politici’ die antidemocratische en zelfs autocratische sentimenten koesteren, waarvoor ook Nederland niet ‘immuun’ is. Hij bedoelt natuurlijk de PVV van Geert Wilders, en noemt in dit verband de ‘rechtsstaatverklaring’ die tijdens de formatie door de onderhandelende partijen (PVV, VVD, NSC, BBB) is opgesteld en ondertekend. Op zich ‘positief’, volgens De Graaf, maar ook ‘opmerkelijk’, want zo’n verklaring zou toch eigenlijk overbodig moeten zijn.

Over zo’n beschouwing zou heel veel te zeggen zijn. Een van de belangrijkste dingen die in dit betoog ontbreekt, is een begin van besef dat een democratie (zoals iedere andere regeringsvorm) een bepaald mensentype voortbrengt. Een samenleving gebaseerd op gelijkheid (een democratische samenleving dus) creëert individualisten die alle kansen krijgen aangereikt om op de sociale ladder te stijgen, daarom met een zeker egocentrisme zijn behept en geneigd zijn om allerlei taken en verantwoordelijkheden aan de overheid te delegeren.

De Graaf is Tocqueville vergeten

Dat brengt met zich mee dat het zogeheten ‘maatschappelijk middenveld’, vrijwillige associaties van vrije burgers, in een democratie als vanzelf verkruimelen of verstatelijkt raken. Het is relevant dit op te merken omdat De Graaf juist zijn zorgen over dat middenveld uitspreekt, zonder zich dit te realiseren.

Het is allemaal al eens uitgelegd door Alexis de Tocqueville (1805-1859) in zijn boek over de democratie in Amerika. Nu wil ik niet suggereren dat De Graaf zijn Tocqueville niet kent, maar toen hij zijn beschouwing aan het papier toevertrouwde was hij hem even vergeten.

Lui denken

Een tweede punt dat aandacht verdient is dat voortdurende gescherm met het begrippenpaar ‘democratische rechtsstaat’. Geen begrippenpaar ligt ons zozeer in de mond bestorven als deze woorden. Het is het inbegrip van alles wat goed is. Alles wat ons niet bevalt wordt dan ook bestreden met de opmerking dat iets ‘tegen de democratische rechtsstaat’ zou ingaan. En we hebben het dan vooral, tegenwoordig, over populisten die dingen willen die volgens ‘de rechtsstaat’ helemaal niet kunnen of die besluiten van rechters bekritiseren of negeren.

Het is een ernstige vorm van lui denken. Het lijkt op het eerste gezicht wel aardig, en we feliciteren elkaar met het feit dat we het in ieder geval over één ding eens zijn, maar wie nader toeziet, bemerkt al gauw hoe problematisch dit begrippenpaar (geworden) is.

Bescherming tegen de overheid

Met ‘rechtsstaat’ bedoelen we een staat waarvan de macht ondergeschikt is aan en begrensd wordt door het recht. Met ‘het recht’ bedoelen we dan vooral de Grondwet, waarin de spelregels staan waaraan niet alleen wijzelf maar ook de staat zich dient te houden. En dan bedoelen we vooral het eerste hoofdstuk waarin de zogenoemde klassieke en sociale grondrechten staan opgesomd.

Bij die klassieke grondrechten gaat het vooral om de vrijheid van godsdienst, expressie (meningsuiting) en vereniging. De overheid gaat niet over ons geloof, gaat niet over wat wij denken, zeggen of schrijven en gaat niet over de verbanden waarin wij ons met elkaar verenigen. Zij zijn ooit vastgelegd om ons te beschermen tegen de macht van vorsten met absolutistische aspiraties.

De rechten en vrijheden die in de Grondwet zijn vastgelegd, waren bij de klassiek-liberalen in goede handen. Zij gingen er vanuit dat de samenleving geen homogeen geheel meer is, maar uit onderscheiden groepen bestaat. De overheid maakt daarin geen keuze, maar respecteert de vrijheid en de rechten van al die verschillende groepen. Abraham Kuyper heeft daar op briljante wijze een welriekend christelijk sausje overheen gegoten.

Maar er is een nieuw soort liberalen aan de macht gekomen, die vinden dat al die groepen bepaalde waarden moeten respecteren. En dan hebben we het niet over de ‘lichte’ zaken (spelregels) zoals die in de Grondwet zijn vastgelegd, maar over ‘zware’ zaken als de manier waarop en wat wij denken. Opmerkelijk genoeg wordt deze nieuwe benadering met eenzelfde beroep op klassieke rechten en vrijheden verdedigd. Alleen dienen die nu niet langer om de burger tegen de overheid te beschermen, maar om de overheid een instrument in handen te geven om een bepaalde uniformiteit af te dwingen, om ons te controleren en te surveilleren: we mogen nog wel denken en spreken, maar alleen als dat denken en spreken in overeenstemming is met wat de liberale meerderheid vindt. En die meerderheid is wat in het gedrang gekomen door de opkomst van het populisme. Democratie is op zich mooi, maar niet als de bevolking ineens dingen blijkt te willen die tegen de sociaal-liberale spelregels ingaan.

Liberale dwang

Dat leidt er dus toe dat mensen of groepen met andere denkbeelden in steeds mindere mate worden getolereerd. Niet dat ze zoals vroeger worden vervolgd, maar een verbod op hun organisaties of het verlies van subsidies zijn heel reële mogelijkheden.

Met andere woorden: de huidige, activistische interpretatie van grondrechten bedreigt de democratie. Rechtsstaat en democratie blijken alles behalve in harmonie met elkaar, zoals wij vaak denken.

In vergelijking met deze liberale dwang is de spanning tussen populisme en rechtsstaat slechts kinderspel. Je zou zelfs kunnen zeggen dat waar populisten aan de macht zijn, dit een kortstondige adempauze tegen de hitte van de liberale eenheidsdwang vormt.

Ook deze notie ontbreekt in De Graafs beschouwing. Het belangrijkste blijft daarmee ongenoemd. En dat is op z’n minst een gemiste kans in een betoog waarin het hoogste adviesorgaan van de overheid zich tot ons richt.

Bart Jan Spruyt is historicus en journalist. Zijn columns over politiek en samenleving verschijnen iedere zaterdag in Wynia’s Week.   

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!