Bart Jan Spruyt: Het streven om steeds meer meningen te criminaliseren, is communistisch

Geen recht staat zozeer ter discussie als de vrijheid van meningsuiting, in ons land vastgelegd in artikel 7, lid 1, van onze Grondwet: ‘Niemand heef voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. De wet stelt dus beperkingen aan de vrijheid van expressie, bijvoorbeeld bij discriminatie, opruiing, aanzetten tot haat of geweld, smaad en laster of belediging. Er is geen censuur, er is vooraf geen toestemming nodig om iets te zeggen of te schrijven, maar achteraf kunnen mensen toch met de rechter te maken krijgen wanneer ze hun vrijheid van expressie misbruiken en de grenzen van de wet overschrijden.
Meer en meer klinkt tegenwoordig het pleidooi om – zoals Marcia Luyten deze week schreef in de Volkskrant – ‘de grondslag voor het inperken van de vrijheid van meningsuiting te verbreden’. Dat wil dus zeggen: om meer bepalingen in de wet op te nemen die de vrijheid van expressie beperken. Vaak gaat het dan om het verspreiden van ‘desinformatie’ of ‘hate speech’, en daarop volgt dan steevast het pleidooi om sociale media te reguleren of zelfs te sluiten.
‘Geen rechtsgrond voor inreisverbod’
De vraag is dan natuurlijk wat ‘desinformatie’ is. Vorige week probeerden de ministers David van Weel (Justitie en Veiligheid) en Marjolein Faber (Asiel en Migratie) drie imams de toegang tot Nederland te ontzeggen. Zij waren uitgenodigd om te spreken op de Ramadan Expo in Utrecht maar bij het kabinet bestond een gerechtvaardigd vermoeden dat deze heren het hun geboden podium zouden misbruiken om opruiende taal te verspreiden. Een van hen, de Brit Ali Hamuda, had het volgende gezegd over de terroristische acties van Hamas op 7 oktober 2023, waarbij 1300 burgers en militairen werden gedood en mishandeld en naar schatting 250 personen gevangen werden gevangen en als gijzelaars naar Gaza werden overgebracht: ‘Er is nul bewijs. Dit is het construeren van feiten die simpelweg nooit zijn gebeurd. Er was geen massaslachting. Er was geen massaverkrachting’.
Dat was zeker desinformatie, oordeelde de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) in een advies aan de rechter. En met deze desinformatie werd het Hamas-terrorisme goedgepraat. Maar, zo vervolgde de NCTV in het advies: in de Gaza-oorlog hebben beide partijen desinformatie verspreid en geweld tegen burgers gebruikt. Streep deze twee kwaden tegen elkaar weg en dan kan het advies aan de rechter niet anders luiden dan dat de uitspraken van Hamuda geen rechtsgrond bieden voor een inreisverbod. De rechter veegde de pogingen van Van Weel en Faber dan ook van tafel: de drie heren vormden geen bedreiging voor de openbare orde en hun mocht de toegang tot het land dus niet worden ontzegd.
Het is opmerkelijk dat Jan Brouwer, hoogleraar algemene rechtswetenschap in Groningen, in een uitzending van Nieuwsuur zei dat de uitspraak van de rechter ook was bedoeld om de ‘nieuwe politieke wind’ te corrigeren. In het nieuwe politieke klimaat, met politici die de openbare orde volgens Brouwer en de rechters, misschien wat al te snel bedreigd zien door uitspraken van rabiate moslims, heeft de rechter ‘kritischer’ dan voorheen naar de onderbouwing gekeken en deze uiteindelijk afgewezen. Dat is op z’n minst vreemd, zo werd ook duidelijk, want een rechtse complotdenker als David Icke is de toegang tot Nederland eerder wél ontzegd en tot op de dag van vandaag kan hij zijn schoonfamilie niet bezoeken – en dat omdat zijn uitspraken over reptielen en complotten wel een bedreiging voor de openbare orde zouden vormen. Willekeurige en politiek gemotiveerde uitspraken vormen met andere woorden de grootste bedreiging voor de vrijheid van expressie.
Deze stand van zaken laat slechts de conclusie toe dat het verbod op censuur (het vooraf toetsen van meningen en uitspraken) streng moet worden gehandhaafd en dat we al even streng moeten toezien op het principe dat de rechter pas achteraf toetst of uitlatingen tegen beperkende bepalingen in de wet indruisen. En daarbij moeten die beperkende bepalingen zo minimalistisch mogelijk worden uitgelegd en de grondslag voor de inperking van de vrijheid van expressie zeker niet worden verbreed.
Neutrale overheid
De vrijheid van drukpers bestaat in Nederland sinds 1798. Sinds 1815 wordt aan die vrijheid de beperking toegevoegd dat ‘elk voor hetgeen hij schrijft, drukt, uitgeeft of verspreidt, verantwoordelijk (blijft) aan de maatschappij of bijzondere personen, voor zoo verre dezer regten mogten zijn beleedigd’. In de Grondwet van 1848 is deze beperking op de formule teruggebracht zoals we die nog altijd kennen: er is vrijheid van meningsuiting ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. De gedachte hierachter was dat de overheid geen positie moest innemen in de ideeën- en belangenstrijd tussen de verschillende groepen in de samenleving. De overheid was neutraal en garandeerde dat iedere groep de vrijheid had om zich te verenigen, zijn levensbeschouwing te propageren en zijn mening te uiten.
Maar vooral na de Tweede Wereldoorlog is er onder invloed van het communisme op dit punt veel mis gegaan. In zijn boek Censored (2016) heeft Paul Coleman, directeur van de Alliance Defending Freedom in Wenen, glashelder uitgelegd dat de toenemende pogingen om meningsuitingen te criminaliseren (als ‘hate speech’) voortvloeien uit pogingen daartoe van regerende elites sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens het opstellen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1947) streden westerse democratieën, in het verlengde van het klassiek-liberale denken, voor een sterke bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Maar communistische staten drongen sterk aan op het beperken van de vrijheid van meningsuiting – vooral tegen fascistische taal. In de uiteindelijke versie van de Verklaring uit 1948 werd de vrijheid van meningsuiting weliswaar gegarandeerd, maar werd ook een vaag recht geïntroduceerd op bescherming tegen ‘aanzetten tot discriminatie’, en deze bepaling vormt de grondslag van alle latere pogingen om ‘hate speech’ te verbieden.
Laat het botsen en knallen
De communistische staten zijn verdwenen maar de beperkingen die zij voorstonden zijn gebleven. Sterker nog, de landen die die beperkingen toen bestreden, zijn nu de landen waarin die beperkingen het strengst worden gehandhaafd en afgedwongen. En de vage definities van begrippen als ‘desinformatie’ en ‘hate speech’ leiden tot inconsistente en politiek gemotiveerde interpretaties en vervolgingen. Verdere beperkingen op grond van bewust vage criteria kunnen dus – en zullen dus – overheden de machtsmiddelen verstrekken om controversiële meningen te onderdrukken en afwijkende opvattingen het zwijgen op te leggen. Deze machtsconcentratie maakt een einde aan een aloude vrijheid en is zonder meer ondemocratisch. Onwelgevallige meningen, geuit op vrije fora als X, zullen worden gecensureerd en verbonden en uit angst voor vervolging zullen mensen in toenemende mate overgaan tot zelfcensuur.
Met de bangige ‘liberale’ pleidooien voor het ‘verbreden van de grondslag om de vrijheid van meningsuiting te beperken’, raken we dus steeds verder verwijderd van het oude vertrouwen dat alleen de botsing van meningen en het vrije debat de waarheid aan het licht brengt. Laat het botsen en knallen – alleen het absoluut vrije woord, zo maximalistisch mogelijk geïnterpreteerd, garandeert een gedachtewisseling waarin iedereen frank en vrij zijn zegje kan doen.
Bart Jan Spruyt is historicus en journalist. Zijn columns over politiek en samenleving verschijnen iedere zaterdag in Wynia’s Week.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!