Asiel draagt minstens een kwart bij aan de bevolkingsgroei: twee keer zoveel als meestal wordt gesuggereerd
De omvang van de asielmigratie wordt vaak gebagatelliseerd. Slechts 10% of hooguit 12% van de totale immigratie zou asielmigratie zijn. Maar wie naar het migratiesaldo kijkt, ziet dat minstens een kwart van de bevolkingsgroei voortkomt uit asiel.
Bovendien komt een deel van de asiel-gerelateerde immigratie niet in de officiële CBS-statistieken. Dat is belangrijk om te weten, want geen andere vorm van immigratie belast de maatschappij zoveel als asielmigratie.
Vaak wordt gezegd dat asielmigratie maar een klein deel uitmaakt van de totale immigratie. Migratieonderzoekers, journalisten en vertegenwoordigers van organisaties als het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) en de Adviesraad Migratie (ACVZ) noemen doorgaans percentages van 10-12 procent. Recent voelde zelfs het ministerie van Justitie en Veiligheid de noodzaak om zich hierover op X uit te laten, compleet met een publieksvoorlichtingsfilmpje.
Het lijkt er soms op dat juist mensen die erg vóór asielopvang zeggen te zijn, de neiging hebben om de omvang van asiel te bagatelliseren. Opmerkelijk, want van voorstanders van asielmigratie zou je toch eerder verwachten dat ze niet bagatelliseren, maar met demissionair staatssecretaris Eric van den Burg (VVD) zeggen: ‘Hoe meer asielzoekers, hoe beter’.
Formeel correct maar enorm misleidend
Hoe het ook zij: het is formeel correct en tegelijkertijd enorm misleidend om steeds die 10 à 12% te noemen. De essentie zit hem in het onderscheid tussen immigratie en migratiesaldo. Migratiesaldo is demografenjargon voor immigratie minus emigratie.
Immigratie betreft de mensen die in een bepaald jaar komen. Dat is relevante informatie voor sommige beleidsterreinen. Als je bijvoorbeeld een inschatting moet maken van het aantal te verstrekken visa in een bepaald jaar, dan is het nodig om de immigratie uit visumplichtige landen te kennen. Dan is immigratie het beleidsrelevante gegeven.
Maar bij de meeste beleidsterreinen draait het in essentie om de bevolkingsgroei die voortkomt uit immigratie. Denk aan zorg, onderwijs, wonen en infrastructuur, maar ook aan klimaat, stikstof, milieu en ruimtelijke ordening. En bij bevolkingsgroei is het migratiesaldo het beleidsrelevante gegeven. Dan moet je namelijk niet alleen kijken naar wie komt, maar vooral ook naar wie blijft.
De kans om in Nederland te blijven verschilt enorm naar migratiemotief, blijkt uit CBS-gegevens over immigranten die vanaf 1999 naar Nederland kwamen. Van de arbeidsmigranten verblijft na 10 jaar gemiddeld slechts 23% nog in Nederland. Bij studiemigranten is dat zelfs maar 17%. Bij asielmigranten en gezinsmigranten is de kans op een lang of permanent verblijf veel hoger: na 10 jaar is 55% respectievelijk 56% nog in Nederland.
Grote verschillen in blijf-kans
Na 10 à 15 jaren verblijf in Nederland is de kans dat asiel- en gezinsmigranten nog in Nederland wonen ongeveer 3 maal zo hoog als de kans dat studie- en arbeidsmigranten nog in Nederland wonen.
Door die enorme verschillen in blijf-kans is de bijdrage van asiel aan de bevolkingsgroei veel groter dan op het eerste gezicht lijkt. De afgelopen 10 jaar (2013-2022) is asiel gemiddeld 13% van de totale immigratie. Maar blijft dat ook 13%, als de tijd verstrijkt?
We nemen als voorbeeld de immigranten die in de periode 2010-2016 naar Nederland kwamen. In deze periode is het percentage asiel op het moment van immigratie ook precies 13%. Dat maakt vergelijken makkelijk. In die periode kwamen er een kleine miljoen immigranten naar Nederland, waarvan krap de helft na 5 jaar nog in Nederland was.
Als je die groep over de tijd volgt, zie je dat reeds na 5 verblijfsjaren zoveel studie- en arbeidsmigranten weer uit Nederland vertrokken zijn dat hun aandeel in het totaal is gedaald van 41% naar 28%. Het aandeel asielzoekers is daarentegen gestegen van 13% naar 25%. Dat is bijna een verdubbeling en ook daarna gaat die trend door.
Later komende gezinsleden vallen niet onder asielmigratie
Daar komt nog dat niet iedereen die in het kader van asiel naar Nederland komt in de officiële statistieken van het CBS wordt meegeteld. Als de asielaanvraag van een asielzoeker wordt erkend, mag deze binnen drie maanden een aanvraag doen om gezinsleden te laten overkomen. Die gezinsleden hebben dan vervolgens 90 dagen de tijd om naar Nederland te komen. Deze gezinsleden worden ‘nareizigers’ genoemd en vallen bij het CBS onder de noemer ‘asiel’.
In de praktijk zijn nareizigers dus gezinsmigranten die zich binnen een halfjaar voegen bij de kersverse statushouder. Maar ook na een halfjaar kan deze gezinsleden laten overkomen. Volgens berekeningen van het CBS komt er per 5,6 asielmigrant één gezinsmigrant naar Nederland. Dat komt neer op 18%. Dit is een absolute ondergrens en op langere termijn ligt dit percentage vrijwel zeker hoger. Die 18% gezinsmigratie zit niet in de gewone asielstatistieken, maar valt onder de noemer ‘gezinsmigratie’.
Er is nog een snelgroeiende groep asielzoekers die niet in de officiële CBS-cijfers terugkomen: de gezinsleden van zogenaamde ‘alleenstaande minderjarige vreemdelingen’ (AMV). Soms zijn dit volwassenen die zich jonger voordoen in de hoop meer kans te maken op erkenning van het asielverzoek. Vaak zijn dit echter (jonge) kinderen die vooruitgestuurd worden door hun familie met de bedoeling dat die later ook naar Nederland kunnen overkomen. Dat doen ze met een beroep op Artikel 8 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op familieleven regelt.
En met succes: in 2022 waren er volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) 7.870 aanvragen voor ‘Nareis 8 EVRM bij AMV’. Door achterstanden bij de IND waren er in dat jaar slechts 3.930 beslissingen. In niet minder dan 62% van deze beslissingen werd de aanvraag voor nareis ingewilligd.
Terug naar de vraag welk aandeel asiel heeft in het migratiesaldo. Over de afgelopen 10 jaar (2013-2022) was asiel goed voor minimaal 26% van het migratiesaldo. Daarvan heeft 4% betrekking op korte termijn gezinsmigratie buiten de officiële nareisregeling om, die zoals gezegd niet in de officiële CBS-statistieken over asiel terug te vinden is. Deze 26% is een absolute ondergrens, want ook op lange termijn blijven volgmigranten komen. De totale asiel-gerelateerde immigratie ligt het afgelopen decennium waarschijnlijk eerder rond 30% van het totale migratiesaldo.
Asielmigranten integreren heel slecht
Asiel heeft dus een fors aandeel in de bevolkingsgroei. Ongunstig, want zoals uiteengezet in Grenzeloze Verzorgingsstaat integreren asielmigranten heel slecht. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Asielzoekers zijn gemiddeld zeer laag opgeleid, in vergelijking met hun autochtone leeftijdgenoten. De schoolprestaties (citoscores) van eerste en tweede generatie asielkinderen liggen ook beduidend lager dan die van autochtone schoolkinderen.
En dan is er nog de culturele afstand tot Nederland: de meeste asielzoekers komen uit Afrika en het Midden-Oosten en volgens de World Value Survey (WVS) is dit het cultuurgebied met de grootst mogelijke culturele afstand tot Nederland. En grote culturele afstand vertaalt zich aantoonbaar in slechte integratie.
Asielmigratie heeft dus een veel groter aandeel in de bevolkingsgroei, dan op het eerste gezicht lijkt en vaak wordt gesuggereerd. En dat is belangrijk om te weten, want geen enkele vorm van immigratie trekt zo’n grote wissel op de Nederlandse samenleving en verzorgingsstaat als asiel.
Jan van de Beek is wiskundige en antropoloog en promoveerde op de geschiedenis van het economisch onderzoek naar het Nederlandse migratiebeleid. Hij is een van de auteurs van het rapport ‘Grenzeloze Verzorgingsstaat’, hier te downloaden. Hij werkt nu aan een actueel boek over bevolkingsgroei en migratiebeleid in het Nederland van nu en straks.
Wynia’s Week wordt gedragen door de donateurs. Doet u mee? Doneren kan HIER. Hartelijk dank!