Arnout Jaspers: Meer diversiteit? Ja graag, met name bij de partnerkeuze door moslims
‘Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen.’ Het idee, dat katholieken niet met protestanten moesten trouwen behoorde zeventig jaar geleden nog tot de normen en waarden van een groot deel van Nederland. Dus toen mijn toekomstige moeder, die van protestantse huize was, met mijn toekomstige vader wilde trouwen, moest zij wel nog even tot het roomse geloof bekeerd worden. Ze kreeg daartoe wekenlang catechismuslessen van een priester, die haar op de valreep ook nog voorlichting gaf over wat de huwelijkse daad inhield – waar zij wel praktijkervaring mee had, en die priester, naar we mogen aannemen, niet.
Vooruitgang bestaat: op wellicht een paar dorpjes in de orthodoxe bijbelgordel na, doet autochtoon Nederland nergens nog moeilijk over gemengde huwelijken. Dat geldt trouwens ook voor ras: de familie Doorsnee is al lang gewend aan zoonlief die met een Surinaamse of Aziatische vriendin thuiskomt, of vice versa. Ruud Gullit heeft de ene na de andere blonde topvrouw aan zijn zijde gehad, en ik heb geen blanke man horen klagen dat hij onterecht het aanbod afroomde.
Effectiefste manier van integreren
Zoals Jan van de Beek in Migratiemagneet Nederland ook liet zien, zijn gemengde relaties voor immigranten de effectiefste manier van integreren in de samenleving. Hun kinderen staan cultureel en sociaal-economisch veel dichter bij de autochtone bevolking dan kinderen uit niet-gemengde huwelijken, hoewel ook die hier geboren zijn en hier naar school gaan.
Deels zal dat een zelfselectie-effect zijn: wie openstaat voor een partner uit een andere etnische en culturele groep, was toch al iemand die zich niet wenst op te sluiten in de eigen bubbel van herkomst. De invloed van de ‘vreemde’ partner valt dan in vruchtbare bodem en draagt ook vrucht bij de gezamenlijke kinderen.
Helaas staat daar tegenover een nog steeds groeiende groep van eerste, tweede en derde generatie immigranten, afkomstig uit traditionele moslimlanden, aan wie die vooruitgang vrijwel geheel voorbijgaat. Niet alleen komen ze binnen met een grote culturele afstand tot Nederland en tot westerse normen, maar het taboe op gemengde relaties behoort juist tot hun normen. Dat bevordert krachtig dat de culturele en sociaal-economische achterstand van zo’n groep van generatie op generatie in stand blijft.
Die krampachtige drang om de eigen bubbel gesloten te houden voor vreemden kan nog een graadje erger: in veel islamitische landen zijn gearrangeerde neef-nicht-huwelijken schering en inslag. Trouwen moet dus niet slechts binnen de eigen cultureel-etnische stam, maar binnen de eigen familie.
Dit verschijnsel is geen religieus voorschrift, maar hangt wel sterk samen met de moslimcultuur. In Noord-Afrika en Turkije ligt het percentage consanguïne huwelijken (neef-nicht of achterneef-achternicht) rond de 25 procent; in Pakistan, Syrië en Afghanistan is het 50 procent. (Letten jullie op, Openbaar Ministerie? Deze column stelt dat inteelt in de cultuur van moslims zit).
Het is wetenschappelijk onomstreden dat kinderen uit relaties tussen naaste familieleden een veel hogere kans hebben op allerlei erfelijke ziektes. Dat komt omdat die ziektes recessief overerven: de ziekte uit zich pas in een kind als dat van beide ouders het desbetreffende gen erft.
Ziektelast wordt zichtbaar door immigratie
In de algemene bevolking zijn die afwijkende genen vrij zeldzaam, zodat het heel weinig voorkomt dat bij toeval twee mensen met elkaar trouwen die drager van dezelfde genetische afwijking zijn. Maar als beiden een gemeenschappelijke grootouder hebben (en dat is zo bij een neef-nicht huwelijk), en die grootouder was drager van zo’n gen, dan is de kans veel groter dat ze allebei drager van diezelfde afwijking zijn.
Dit kwalijke effect stapelt ook nog: als de traditie van neef-nicht huwelijken in een bevolkingsgroep al vele generaties bestaat, komt het ook voor dat neven en nichten meer dan één grootouder en meerdere overgrootouders gemeen hebben. Veel andere culturen kennen juist strenge taboes op huwelijken tussen naaste familieleden, en dat is dus terecht. Er valt echt wel wat op af te dingen dat alle culturen in alle opzichten even waardevol zijn.
De genetische ziektelast door het neef-nicht trouwen blijft in de landen van herkomst onder de radar, omdat er geen ‘controlegroep’ voorhanden is waaraan je dat verschil zou kunnen afmeten. Maar die ziektelast wordt zichtbaar door immigratie. In Groot-Brittannië leeft nu een grote groep Pakistani en hun nakomelingen, die nog vaker binnen de familie trouwen dan in Pakistan zelf. Volgens een artikel in de Daily Mail is 3 procent van alle geboortes in Groot-Brittannië nu in die groep Pakistani, maar zit daar 33 procent van alle baby’s met een ernstige genetische afwijking in. Zulke kinderen sterven ofwel jong, ofwel hebben levenslang dure zorg nodig.
Het kan niet anders of ook in Nederland levert het binnen de familie trouwen door vooral Turken, Syriërs, Afghanen en Noord-Afrikanen extra ziektelast op. De kosten daarvan heeft Van de Beek overigens niet meegenomen in Migratiemagneet Nederland.
Dat is ook niet het belangrijkste; wel, dat dit volkomen onnodig leed is. Binnen de familie trouwen hoeft helemaal niet van de koran. Dat was misschien eeuwen geleden nuttig om de clan en het bezit van de familie bij elkaar te houden. Gebruik je eenentwintigste-eeuwse hersens, zou je tegen de imams en andere opiniemakers in die groeperingen willen zeggen. Neem kennis van wetenschappelijk onomstreden feiten en handel daarnaar. Als je het aan je kinderen zelf overlaat, worden die echt niet massaal verliefd op een neef of nicht.
Wat betreft die recessieve erfelijke afwijkingen weten we nauwkeurig hoe dat op gen-niveau zit en welke schade dat veroorzaakt. Maar wat doet inteelt in bredere zin met een menselijke populatie? Een eigenschap als intelligentie is – simpel gezegd – voor meer dan de helft erfelijk, maar die hangt van een groot aantal genen af, en we weten niet welke. Het ligt voor de hand dat eeuwenlange inteelt ook niet gunstig is voor de intelligentie en psychische stabiliteit van een populatie.
Complexe kwestie
Het is een gegeven dat psychische kwalen als angststoornissen en psychoses bij etnische minderheden vaker voorkomen dan bij autochtonen, maar in hoeverre dat veroorzaakt wordt door neef-nicht-huwelijken is niet bekend. Op onderzoek naar het verband tussen inteelt en zulke effecten bij mensen rust natuurlijk een zwaar taboe. Voor dieren, daarentegen, is het een waarheid als een koe dat inteelt slecht is voor een populatie.
De landen die wereldwijd op kop lopen qua religieus fanatisme, corruptie en uitzichtloze economische stagnatie – Afghanistan, Pakistan, Soedan, Yemen, Syrië – zijn ook koplopers qua inteelt. Uiteraard is het een complexe kwestie, waarom het ene land gedoemd lijkt tot permanente ellende, terwijl andere landen wel de eenentwintigste eeuw omarmen en vooruitgang boeken. Toch vraagt een nuchter westers mens zich soms af: waarom blijft een cultuur zichzelf dit aandoen?
Je zou verwachten dat tenminste een organisatie als de WHO de boodschap uitdraagt dat het traditionele trouwen binnen de eigen familie ernstige gezondheidsrisico’s oplevert. Hoe naïef alweer, deze gedachte. In een rapport over consanguiniteit in Nederland vermeldt het RIVM het officiele WHO-standpunt:
‘Vanwege de genoemde culturele en sociale redenen voor een huwelijk tussen bloedverwanten is de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van mening dat ontmoediging van huwelijken tussen bloedverwanten ongepast en ongewenst is.’
Onnavolgbare draai
De Unesco geeft hier zelfs de onnavolgbare draai aan dat het tegengaan van neef-nicht-huwelijken in strijd is met de Universele Verklaring over het Menselijk Genoom en de Mensenrechten, die elke vorm van genetische discriminatie verbiedt. Dus incest van een vader met zijn eigen kinderen verbieden is ook genetische discriminatie?
Binnen de WHO en de VN is er blijkbaar een blok van islamitische en Afrikaanse landen aan wier archaïsche heilige huisjes niet getornd mag worden, en dan is ‘follow the science’ ineens niet belangrijk meer.
Wetenschapsjournalist Arnout Jaspers is auteur van de bestsellers De Stikstoffuik (2023) en De Klimaatoptimist (2024), over energietransitie in Nederland. De boeken zijn HIER en HIER tebestellen. Informatie voor media en boekhandel: info@blauwburgwal.nl.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!