Arnout Jaspers: De burger die ‘van het gas af moet’ stoot niet minder maar meer CO2 uit
Stel, de overheid concludeert op zeker moment dat het beter is voor het klimaat, als de burger elektrisch gaat rijden in plaats van op benzine of diesel. De burger moet als het ware ‘de fossiele auto uit’. Er komt ruime subsidie voor de aanschaf van een elektrische auto, en de overheid belooft dat stroom altijd zo goedkoop zal blijven, dat elektrisch rijden nooit duurder is dan fossiel rijden.
Er staat wel wat tegenover: iedereen die zo’n gesubsidieerde elektrische auto aanschaft, moet zijn benzine-auto en eventuele motor of brommer ter vernietiging inleveren bij de overheid, en je krijgt een stempel in je rijbewijs, dat inhoudt dat je voor de rest van je leven alleen nog elektrisch mag rijden. Kiezen voor elektrisch is totaal en onherroepelijk. Achteraf blijkt ook, dat die belofte van goedkope stroom niets om het lijf had: dat tarief stijgt gewoon mee met de marktprijs, zodat elektrisch rijden al snel duurder is dan fossiel rijden. Zou u met wijsheid achteraf elektrisch gaan rijden?
Duurder voor de klant
Zo’n regeling bestaat niet voor elektrisch rijden, maar dat is, mutatis mutandis, wel hoe de overheid de Nederlander ‘van het gas af’ en aan het warmtenet probeert te krijgen. Dat project ligt ver achter op het voor de Energietransitie gedroomde tijdschema, ondanks dat gemeenten wijk voor wijk, straat voor straat, van deur tot achter de voordeur, de burger proberen te overtuigen om de overstap te maken. Regelrecht dwingen mag namelijk niet.
Bewoners stribbelen tegen, degenen die zich om lieten praten worden ondanks alle mooie beloftes vaak geconfronteerd met fors hogere energierekeningen, en af en toe wordt hun douche ineens koud. Grote energiemaatschappijen als Vattenfall en Eneco blazen de laatste tijd zelf projecten voor warmtenetten af, omdat ze aan zien komen dat het duurder wordt voor de klant dan gewoon de HR-ketel blijven gebruiken, of eventueel een elektrische warmtepomp.
Warmtenetten zouden woningen klimaatneutraal verwarmen, en nog goedkoper dan met gas ook. Maar in elke wijk waar zo’n warmtenet wordt uitgerold, eist de gemeente dat de gasleidingen daar letterlijk uit de huizen en uit de straat gesloopt worden, zodat niemand ooit nog terug kan naar gas en ook elektrisch koken onvermijdelijk is. Een warmtenet is altijd een monopolie voor de uitbater (in casu: de gemeente) en gedwongen winkelnering voor de consument. En dat zo ongeveer levenslang, want het gaat om je eigen huis.
Burgers voelen op hun klompen aan dat hier iets niet klopt. Als je huis verwarmen via een warmtenet zo milieuvriendelijk en aantrekkelijk is, waarom kan dat dan niet worden aangeboden als optie naast verwarmen met gas? Waarom mogen in een wijk nooit een warmtenet en het gasnet dat er al lag, naast elkaar blijven bestaan?
Concurrentie is onmogelijk gemaakt
Dat laat zich raden: een warmtenet is dermate duur in aanleg en inefficiënt in bedrijfsvoering (circa 30 procent van de warmte gaat onderweg verloren), dat het alleen een beetje betaalbaar te houden is als alle huizen in het bereik van het warmtenet klant worden (er mogen geen ‘gasklevers’ overblijven, in het jargon). Bovendien moet de gemeente de garantie hebben dat dit tot in lengte van jaren zo blijft.
Als huiseigenaren hun HR-ketel in de bijkeuken konden laten hangen, naast de installatie van het warmtenet, dan hebben die de mogelijkheid om na een aantal jaren weer over te schakelen op gas, als het aanbod van het warmtebedrijf hen niet bevalt. Dat kan de gemeente natuurlijk niet laten gebeuren, concurrentie van een andere aanbieder!
Een ontluisterend grafiekje
Als een warmtenet echt hele wijken compleet ‘van het gas af’ zou helpen, zou je nog een eind kunnen meegaan in zulke drangmaatregelen. De praktijk is echter maar al te vaak, dat een warmtenet het gasverbruik slechts verplaatst van decentraal, bij de burger thuis in diens HR-ketel, naar centraal door de gemeente. Immers, de biomassacentrale die in veel gevallen aan zo’n warmtenet hangt, kan niet snel bijschakelen op piekmomenten, daar is nog een aparte gascentrale voor nodig.
In dat verband postte energieconsulent Martien Visser onlangs een ontluisterend grafiekje op X, dat op basis van data van de Klimaatmonitor van de overheid de prestaties van warmtenetten vergelijkt met die van een HR-ketel:
Let speciaal op Helmond en Maastricht: daar hebben alle inspanningen en investeringen en de sloop van het gasnet bereikt, dat er per bewoner nu meer CO2 wordt uitgestoten dan als die met een ordinaire HR-gasketel was blijven stoken. Dat is geen energietransitie, maar energietravestie. De warmtenetten in Groningen, Purmerend, Leiden en Den Haag besparen vrijwel geen CO2, als je bedenkt dat er nog een aantal gunstige aannames onder die berekening liggen.
De website van de Klimaatmonitor was ten tijde van het schrijven van deze column structureel onbereikbaar, dus ik heb het niet kunnen checken, maar ga er maar van uit dat de warmtenetten die wel een aanzienlijke CO2-besparing bereiken, zoals Enschede, Ede en Alkmaar, gebruik maken van restwarmte om hun water op te warmen. Die restwarmte kan afkomstig zijn van elektriciteitscentrales, afvalverbranders, of WKK-installaties: kleine elektriciteitscentrales bij bedrijven, die stroom opwekken en hun restwarmte nuttig weg kunnen zetten, hier dus in een warmtenet.
Die warmte – een fysisch onvermijdelijk bijproduct – is weliswaar opgewekt met fossiele brandstof, maar die CO2-uitstoot is al meegeteld bij het eigenlijke product, dus de opgewekte stroom. Als je zulke restwarmte nuttig gebruikt, is dat qua CO2-uitstoot ‘gratis’.
Biomassa
Dat voert tot de kern van het fiasco van de warmtenetten. De Energietransitie, eerst onder Ed Nijpels en later Rob Jetten, heeft tot dogma verklaard dat ‘de burger van het gas af moet’. Dat is een doel op zich geworden waarbij het er in de ergste gevallen – zie Helmond en Maastricht – niet eens meer toe doet dat dit zelfs volgens de officiële EU-rekenmethode leidt tot extra CO2-uitstoot.
Die EU-rekenmethode slaat het verbranden van biomassa aan voor 0 kilo CO2-uitstoot, omdat die biomassa (zoals in Estland en de VS gekapte en versnipperde bomen) in theorie ooit weer aangroeit en daarbij dezelfde hoeveelheid CO2 uit de lucht haalt als bij de verbranding vrijkwam. In de praktijk kan het tot een eeuw duren eer die teruggroei gerealiseerd is, wanneer de hele energietransitie al voorbij – of mislukt – is.
Lokale wethouders vieren successen
Warmtenetten op biomassa laten draaien is slechts in zeer beperkte mate zinnig, met biomassa van eigen bodem waarvan vaststaat dat die in een korte CO2-kringloop zit (zoals reststoffen uit de landbouw en snoeihout). Met twee of drie flinke warmtenetten is die koek in Nederland op.
Niettemin is die fictieve 0-uitstoot de rechtvaardiging om het importeren en verbranden van biomassa met miljarden euro’s per jaar te subsidiëren onder de landelijke SDE++-regeling. Zo kunnen de warmtenetten in Helmond en Maastricht door de lokale wethouders als een groot succes gevierd worden: ze halen miljoenen euro’s aan SDE++-subsidie voor de gemeente binnen, die zichzelf daarmee op de kaart zet als koploper in de energietransitie. Zeker onder het vorige kabinet gingen er dan deuren voor je open in Den Haag, en het is maar de vraag of daar onder de huidige klimaatminister Sophie Hermans veel aan veranderd is.
Onder een meer realistische inschatting van de CO2-uitstoot van biomassa, zouden alle met biomassa en gas gestookte warmtenetten in bovenstaande grafiek boven de HR-streep uitkomen. Gegeven dat een HR-ketel vrijwel 100% rendement maakt, en gas de relatief schoonste fossiele brandstof is, had die sector zo ongeveer de laatste moeten zijn die in energietransitie gaat. De HR-ketels kunnen dan op het eind van hun technische levensduur geleidelijk vervangen worden door elektrische warmtepompen – tegen de tijd dat het elektriciteitsnet in de desbetreffende regio dat aankan – en door warmtenetten die draaien op restwarmte.
Waar het op neer komt: een warmtenet draagt alleen substantieel bij aan het klimaatneutraal maken van Nederland als het draait op restwarmte. Het potentieel aan restwarmte uit de industrie en energiecentrales is groot, en wordt nog niet volledig benut. Maar volgens het ‘hernieuwbare’ narratief en de ‘Netto Nul in 2050’-ambitie gaat dat potentieel drastisch afnemen. Restwarmte komt immers uit de verbranding van fossiele brandstof voor stroomopwekking, en die zou volgens de Netto Nul-ambitie in 2050 vrijwel volledig vervangen moeten zijn door stroom uit zonnepanelen en windmolens (die geen winbare restwarmte produceren).
In alle provincies kleine kerncentrales
Anderzijds, kerncentrales produceren per kWh stroom ongeveer net zoveel restwarmte als fossiele centrales. De combinatie van een kerncentrale met een warmtenet levert dus zowel betrouwbare, CO2-vrije, regelbare elektriciteit als warmte voor een groot aantal woningen.
Toch wordt deze bonus zelfs door enthousiaste voorstanders van kernenergie zelden of nooit genoemd. Het lijkt wel of ze stroomproductie uit kernenergie het hoogst haalbare vinden, gezien alle maatschappelijke en politieke weerstand, dus hou op over warmtenetten, we smijten al die restwarmte wel gewoon in zee. Terwijl dit juist een van de pluspunten kan zijn van SMR’s – kleine kerncentrales die in elke provincie geplaatst zouden moeten worden. Wat is het potentieel aan restwarmte als we stoppen met het bouwen van windmolens, en volop kerncentrales gaan bouwen? Dat vergt een aparte column, binnenkort in dit theater.
Wetenschapsjournalist Arnout Jaspers is auteur van de bestsellers De Stikstoffuik (2023) en De Klimaatoptimist (2024), over energietransitie in Nederland. De boeken zijn HIER en HIER te bestellen. Informatie voor media en boekhandel: info@blauwburgwal.nl.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!