Arbeidsmigranten toelaten die geen baanaanbod op zak hebben? Daar moeten we nooit aan beginnen 

WW Roodenburg 14 september 2024
Arbeidsmigratie reguleren met behulp van een aanbodgestuurd (punten)systeem is in de Nederlandse situatie een slecht idee. Foto: Wikipedia

Afgewogen arbeidsmigratie. Gericht arbeidsmigratiebeleid voor brede welvaart. Zo luidt de titel van het rapport dat deze week is uitgebracht door de Adviesraad Migratie. Het rapport is opgesteld door een projectteam onder voorzitterschap van Paul de Beer, hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de UvA, tevens toegevoegd expert aan – en sinds kort lid van – de Adviesraad.

De term ‘brede welvaart’ is economenjargon. Het betekent in de context van arbeidsmigratiebeleid dat je niet alleen moet kijken naar het effect van arbeidsmigratie op een macro-economische grootheid als het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd, maar dat ook de gevolgen voor zaken als collectieve voorzieningen, fysieke en sociale leefomgeving in de te maken afwegingen dienen te worden betrokken. De tegenwoordig vaak gehoorde wijsheid als zouden de voordelen van arbeidsmigratie vooral ten goede komen aan werkgevers (en arbeidsmigranten), en de nadelen ten laste van de samenleving als geheel, is een variant op dit thema.

Simplistische reflex

Het rapport van de Adviesraad neemt afstand van de simplistische reflex dat, zodra zich tekorten voordoen op de arbeidsmarkt, je maar meteen ‘een blik arbeidsmigranten moet opentrekken’. Hiervoor in de plaats kiest het voor brede welvaart als richtsnoer voor het beleid. Ik heb in Wynia’s Week, zij het in andere bewoordingen, al enkele keren hetzelfde bepleit.

Het rapport geeft wel aanzetten tot beleid op basis van brede welvaart, maar adviseert om de concrete uitwerking over te laten aan een in te stellen permanente ‘Adviescommissie brede welvaart’. Die Adviescommissie zou ook tot taak krijgen een bandbreedte vast te stellen voor de aantallen toe te laten arbeidsmigranten.

De Adviesraad Migratie verwacht dat met de toenemende vergrijzing, de krimpende bevolking en de stijgende welvaart in Midden- en Oost-Europa het beleid ten aanzien van arbeidsmigranten van buiten de EU steeds belangrijker wordt. Maar de ervaringen met arbeidsmigranten uit Afrika en het Midden-Oosten zijn op zijn zachtst gezegd niet onverdeeld gunstig. Die arbeidsmigranten stromen na verloop van tijd in groten getale door naar de sociale zekerheid en dat is slecht voor de brede welvaart in Nederland. Dit blijkt uit een analyse van microdata in het rapport Grenzeloze Verzorgingsstaat (2021) van onder anderen Jan van de Beek.

Voor kennismigranten van buiten de EU hebben we nu de Kennismigrantenregeling. Wie een aanbod voor een baan heeft tegen een salaris boven een bepaalde grens wordt toegelaten. Jaarlijks maken 10.000 tot 20.000 personen gebruik van deze regeling. Op de overige arbeidsmigranten van buiten de EU – we hebben het dan vooral over arbeidsmigranten uit Afrika en Midden-Oosten – is de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) van toepassing. Die eist ook een aanbod van een baan en kent bovendien een ‘arbeidsmarkttoets’, waarin het ontbreken van ‘prioriteitgenietend aanbod’ (lees: arbeidsaanbod binnen de EU/EFTA) centraal staat. Vorig jaar werden in het kader van de Wav ongeveer 4000 vergunningen afgegeven. Zowel de kennismigrantenregeling als de Wav vereisen dus het aanbod voor een baan. Dit is het kenmerk van wat in de literatuur een ‘vraaggestuurd systeem’ wordt genoemd.

In een aanbodgestuurd systeem daarentegen vervalt de eis dat de arbeidsmigrant een werkgever bereid heeft gevonden hem in dienst te nemen. Toelating geschiedt op basis van een puntensysteem (op basis van persoonskenmerken) dan wel quota of beide. Aanbodgestuurde systemen worden onder meer toegepast in Australië, Nieuw-Zeeland en Canada. Dat laatste land hanteert een puntensysteem dat in Nederland vaak als voorbeeldig wordt gezien.

Puntenbureaucratie

In 2006 schreef ik daar in NRC een kritisch stuk over. ‘Je mag,’ merkte ik toen op, ‘van overheidsbureaucraten niet verwachten dat die kunnen testen op moeilijk meetbare zaken als motivatie en sociale vaardigheden. Om nog maar te zwijgen van de fraudegevoeligheid als het gaat om cv’s en diploma’s. In het huidige stelsel ligt de beslissing bij de werkgever die het salaris van de arbeidsmigrant moet gaan betalen en die daardoor een veel sterkere prikkel heeft om goed te selecteren. Dat alles schept onzekerheid of de arbeidsmigranten die door de zeef van de puntenbureaucratie heenkomen ook daadwerkelijk een baan op het beoogde niveau zullen vinden. Nederland is een dichtbevolkt land met een van de meest genereuze stelsels van sociale zekerheid ter wereld. Het kan zich daarom niet veroorloven om via het arbeidsmigratiekanaal de verkeerde mensen binnen te halen. Wat dit betreft is de situatie hier wezenlijk anders dan in landen als Australië en Canada, die al jaren grote aantallen immigranten toelaten via een puntensysteem. Deze landen zijn zeer dun bevolkt en staan bepaald niet bekend om hun genereuze sociale zekerheid. Alles overwegende, lijkt er momenteel voor Nederland geen reden om over te stappen op een puntensysteem.’

Deze analyse is wat mij betreft nog steeds van toepassing. Arbeidsmigranten toelaten op basis van een puntensysteem zonder dat zij een aanbod voor een baan op zak hebben, is in de Nederlandse situatie af te raden.

Bij de nadere uitwerking van het principe van brede welvaart in relatie tot arbeidsmigratie stellen de rapporteurs van de Adviesraad Migratie een zogenaamde ‘bredewelvaarttoets’ voor. De toetsing verloopt in twee stappen. Allereerst wordt getoetst of het werk dat de arbeidsmigrant gaat doen positief bijdraagt aan brede welvaart. Vervolgens wordt getoetst welke effecten de komst van een nieuwe inwoner – los van het werk dat deze gaat doen – naar verwachting heeft op de brede welvaart.

De kennismigrantenregeling met zijn inkomenstoets en de Wav met zijn arbeidsmarkttoets maken in deze gedachtegang plaats voor een puntenstelsel. Dat sluit volgens de rapporteurs enerzijds zoveel mogelijk aan bij de theoretische conceptie van brede welvaart, maar is anderzijds niet zo complex dat het in de praktijk niet uitvoerbaar is of gepaard gaat met een onevenredig zware belasting van de uitvoeringsinstanties. Opmerkelijk is dat in het voorgestelde puntensysteem persoonskenmerken als leeftijd, kennis, opleiding en ervaring geen plaats krijgen. Uitzondering is kennis van het Nederlands, omdat dit bevorderlijk is voor de integratie.

Waar blijft in dit voorstel de eis dat de arbeidsmigrant in spe het aanbod voor een baan moet hebben? Hierover schrijven de rapporteurs:

‘De mogelijke positieve bijdrage van een arbeidsmigrant aan de brede welvaart hangt in belangrijke mate af van het werk dat deze in Nederland gaat doen. Dit betekent dat toelating van een arbeidsmigrant niet alleen dient af te hangen van kenmerken van de persoon zelf, maar vooral van kenmerken van het werk dat zij of hij gaat doen. De (potentiële) arbeidsmigrant dient dus een concreet werkaanbod te hebben. In deze zin pleiten wij voor een vraaggestuurd arbeidsmigratiebeleid, zoals dat nu in Nederland ook geldt […].’

Cruciale rol van werkgevers

Het vraaggestuurde stelsel blijft in het voorstel van de rapporteurs dus overeind, en dat is op zich goed nieuws. Maar de onderliggende redenering is dat we in het kader van de brede welvaart willen weten wat voor werk de arbeidsmigranten gaan doen. Volgens de huidige mode in Den Haag scoort bijvoorbeeld warmtepompen installeren hoger qua brede welvaart dan een baan in de vleesverwerkende industrie.

Het rapport gaat voorbij aan de cruciale rol van de werkgever bij de selectie van potentiële arbeidsmigranten in een vraaggestuurd systeem, om te voorkomen dat we de verkeerde mensen binnenhalen. Als we niet oppassen zou dat concrete werkaanbod in de toekomstige uitwerking van het nieuwe systeem zomaar kunnen sneuvelen. Dan kom je terecht in een aanbodgestuurd systeem. Dat is – zoals gezegd – niet de kant die we in Nederland op moeten. Alles staat of valt daarom met de personele invulling van de op te richten permanente ‘Adviescommissie brede welvaart’.

Hans Roodenburg is econoom en gaf bij het Centraal Planbureau leiding aan onderzoek naar de economische gevolgen van immigratie. Hij publiceert sinds 2021 in Wynia’s Week over het Nederlandse immigratiebeleid. 

Wynia’s Week is er diverse keren per week, als video, als podcast en als internetkrant. Wynia’s Week bestaat nu 5 jaar. Op naar het volgende lustrum! Doet u mee, als donateur? Hartelijk dank!