Antidemocraten moeten in het debat worden bestreden met de pen, liever niet met het strafrecht
Terrorisme kan worden gezien als de ultieme daad tegen de samenleving. De terrorist probeert, meestal door angst te zaaien als gevolg van geweldplegingen, de democratische rechtsstaat met haar liberale vertrekpunten te vernietigen, vanuit een ideologisch of politiek motief. In de literatuur en volgens gangbare praktische definities wordt terrorisme vaak voorafgegaan door achtereenvolgens activisme en extremisme.
Hoewel er geen consensus is over wat activisme is, kan worden gesteld dat het ofwel volledig plaatsvindt binnen de kaders van de wet of dat het om minimale wetsovertredingen gaat die dienen om een politiek of ideologisch doel te bereiken. Activisme hoort tot het wezen van de democratie. Het is in beginsel een legitieme manier van politieke beïnvloeding en helpt de mensheid vooruit.
Extremisme is een ander verhaal. De inlichtingen- en veiligheidsdienst AIVD stelt haar definitie van extremisme regelmatig bij. Momenteel gaat het om ‘het uit ideologische motieven bereid zijn om niet-gewelddadige en/of gewelddadige activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen.’
De zorgen over extremisme zijn terecht
Inlichtingen- en veiligheidsdiensten maken zich terecht zorgen over extremisme. De extremist heeft ideeën die moeilijk samengaan met het bestaan van een liberale, democratische rechtsstaat. Hij is al dan niet, om verandering te bereiken, bereid om methoden te gebruiken, die de AIVD als ondemocratisch benoemt. Als niet-gewelddadige varianten daarvan noemt de dienst ‘systematisch haatzaaien; angst verspreiden; doelbewust desinformatie verspreiden; demoniseren en intimideren; verwerpen van wet- en regelgeving; pogingen om een parallelle samenleving tot stand te brengen waarbij het gezag van de Nederlandse overheid en het rechtssysteem wordt afgewezen.’
Dat is een aardig brede lijst. Let wel, de extremist hoeft deze methoden niet te gebruiken; hij moet bereid zijn ze te gebruiken. De vraag die onmiddellijk rijst, is hoe dat verschil bekend kan worden voor de overheid. Iemands bereidheid tot het plegen van een daad vaststellen zonder dat hij die daad al heeft gepleegd is complex. Waarschijnlijk betekent het daarom praktisch gezien dat het meestal niet gaat om het bereid zijn, maar om daadwerkelijk handelen.
Maar zelfs die handelingen doen allerlei vragen rijzen. Wat is haatzaaien? Wanneer wordt angst verspreid en in hoeverre speelt de intentie van de zender daarin mee? Kunnen haatzaaien en angst verspreiden ook het spreken van de waarheid zijn? Wie moet er hoe bepalen wat desinformatie is (lees in dat kader ook mijn boek Het Recht op Misinformatie)? Wanneer verwerpt de extremist wet- en regelgeving? Speelt dat al als je consequent tien kilometer per uur te hard rijdt op de snelweg? Wanneer wordt het gezag van de Nederlandse overheid en het rechtssysteem daarmee afgewezen? Is daar sprake van als je niet opstaat voor rechters, zoals voormalig advocaat Mohammed Faizel Ali Enait?
De extremist vormt een potentiële bedreiging voor onze manier van leven; voor de vrijheid en veiligheid van burgers. Volgens de gehanteerde definitie vormt hij een gevaar voor de democratische rechtsorde. Het gaat daarbij primair om ideeën.
Iets gesimplificeerd en gegeneraliseerd naar uiterste vormen: radicale moslims willen een islamitische staat bereiken, rechtsextremisten een blanke etnostaat en linksextremisten streven een vorm van (neo)marxisme na waarbij iedereen vrij letterlijk gelijk wordt. Toch moet terughoudend worden geacteerd op die extremistische ideeën.
We kunnen niet toestaan dat onze vrijheid wordt aangevallen. In 1936 stelde de Leidse hoogleraar George van den Bergh dat de democratie haar eigen opheffing nooit mag tolereren. Daarom zouden partijen die dat voornemen hebben, verboden moeten (kunnen) worden, aldus de jurist. Of dat terecht is of niet: er is een verschil met een individu dat een uiting doet tegen de democratie. Mensen hebben rechten; partijen niet.
Mag de democratie bekritiseerd worden?
Het is belangrijk om het onderscheid tussen opsporing en intelligence te onderkennen in de bestrijding van extremisme. Bij opsporing gaat het primair om de inzet van strafrechtelijke middelen om op te sporen en te vervolgen; het strafrecht is een laatste redmiddel van de overheid. Bij intelligence gaat het om inlichtingenwerk, om informatievergaring om bijvoorbeeld medewerkers van de overheid (van de reclassering, tot de politie, tot de raad voor de kinderbescherming) handelingsperspectief te geven.
Zou de democratie niet bekritiseerd mogen worden? Zeker, een liberale democratische rechtsstaat zoals de onze behoort waarschijnlijk in de top van de minst slechte staatsvormen. Maar zou je geen alternatieven, zoals een open of liquide democratie, mogen bepleiten?
In zo’n systeem stemmen mensen niet op één volksvertegenwoordiger of politieke partij, maar voor meerdere onderwerpen kan bijvoorbeeld voor verschillende vertegenwoordigers worden gekozen. Daardoor verkleint de macht van de partijen, omdat er op allerlei thema’s afzonderlijke samenwerkingen moeten worden gezocht.
Maar stel dat iemand de democratie zou willen afschaffen omdat hij meent dat het volk niet geschikt is om een degelijk gewogen stem uit te brengen. Het hoeft dan nog niet direct tot een dictatuur te leiden; het andere uiterste. Moet zo’n extremistische uiting strafrechtelijk worden aangepakt of gecensureerd van het internet?
Ik neig te beweren van niet. Daarmee zou de extremist alleen maar groter worden gemaakt in de ogen van zijn volgers. Nog belangrijker, het gevaar van een steeds verder gaande beperking van de uitingsvrijheid zou dreigen.
Antidemocraten moeten in het debat worden bestreden met de pen. Dat de AIVD zulke personen monitort – de intelligence-aanpak – is overigens veelal noodzakelijk. Daarnaast zijn bepaalde uitingen, zoals een oproep tot geweldplegingen, reeds strafbaar. Daarmee is het niet anything goes.
Een strafrechtelijke benadering hoort niet vanzelfsprekend te zijn
John Stuart Mill stelde dat alles gezegd kan worden zolang anderen daarmee niet worden geschaad. De vraag is wanneer dat laatste het geval is. Wordt u geschaad wanneer iemand uitlegt waarom hij de democratie minder geschikt vindt voor ons leven? Dat is discutabel. Het zou er in elk geval toe kunnen leiden, maar daar zitten nog enige schakels tussen.
Op welk moment er daadwerkelijk juridisch ingegrepen moet worden om de democratie te beschermen is een ingewikkelde kwestie. Op gebied van inlichtingenwerk is handelen eerder geboden. Maar het delen van ondemocratische uitingen door een individu zou niet per definitie moeten leiden tot een strafrechtelijke benadering.
De donateurs maken Wynia’s Week mogelijk. Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!
Van Bart Collard verscheen onlangs ‘Het recht op desinformatie’. Het boek is overal te koop en te bestellen, zoals ook in de winkel van Wynia’s Week. Kijk HIER.