Anders dan Pim Fortuyn en Geert Wilders heeft Pieter Omtzigt geen heldere kijk op immigratie
Toen Pim Fortuyn in de jaren negentig schreef dat de Marokkaanse cultuur ver achterliep op de Nederlandse, deed hij dat vooral op basis van scherpe, eigen observaties in Rotterdam en elders. Wetenschappelijke studies over culturen buiten Europa kwamen toen vooral van antropologen die geduldig meeleefden met een stam ergens ver weg en daarover schreven, maar die nog niet beschikten over de internationale statistische vergelijkingen die tegenwoordig mogelijk zijn.
Fortuyn verschilde op dat punt van Geert Wilders, die al twintig jaar een wereldgodsdienst, de islam, aanwijst als hoofdoorzaak. Pieter Omtzigt heeft nog weer een andere kijk: hij benadrukt vooral het totaal aantal binnenkomers en wil de instroom van internationale studenten even graag hard afremmen als de komst van asielzoekers.
Natuurlijk weet ook Omtzigt dat asielzoekers veel meer problemen veroorzaken dan buitenlandse studenten, maar hij telt de twee groepen toch bij elkaar op, noemt een limiet voor het totaal, en wil daar beleid voor maken. Ik denk dat hij dat doet om niet het mijnenveld in te stappen van ‘cultuur’ (Fortuyn) of ‘religie’ (Wilders). Voor mij als wetenschapper is een onvervaarde analyse, ook van cultuur en religie, makkelijker dan voor Omtzigt met zijn grote verantwoordelijkheid als politicus. Maar hoe scherper de analyse, des te groter de kans op verstandig beleid.
Vooral jonge mannen uit Noord-Afrika en Syrië zijn het probleem
Zo zijn er dus drie verschillende visies: cultuur (Fortuyn), religie (Wilders) en liever geen van beide, maar de simpele aantallen (Omtzigt). In mijn volgende column wil ik het hebben over de verschillen tussen Fortuyn en Wilders. Nu over Omtzigt, die wat mij betreft niet het beste zicht op de zaak heeft. Maar eerst moeten we een verklaring bezien die zo overheersend is, dat meer subtiele kwesties van cultuur en/of religie daardoor worden weggedrukt.
Het is duidelijk dat er één groep is onder alle immigranten die het minste in Nederland past, te weten de jonge asielzoekers uit Noord-Afrika en Syrië. Natuurlijk zullen jonge mannen niet alleen in Nederland harder motor rijden, meer drinken, meer lawaai maken en vaker misdaden plegen dan mannen van middelbare leeftijd. Daar kunnen we statistisch rekening mee houden en dan nóg blijkt dat jonge asielzoekers uit Noord-Afrika en Syrië meer overlast en criminaliteit veroorzaken dan het wereldwijde gemiddelde van hun leeftijdsgroep.
De meeste jonge mannen uit Noord-Afrika en Syrië zijn ongehuwd, hebben bij aankomst in Ter Apel weinig geld, en willen permanent in Nederland blijven. Dat is een lastige combinatie. De testosteron giert door hun lichaam, ze zien vrouwelijke studenten aan onze universiteiten en hogescholen, maar kun je zonder baan en zonder status een partner veroveren? Het kan wél – we kennen allemaal indrukwekkende uitzonderingen – maar de meeste asielzoekers lukt het niet. En toch willen ze blijven.
Ik heb twintig jaar in Maleisië gewoond en gewerkt. Daar zie je voorbeelden van jonge mannelijke immigranten die het wél goed doen. In de hoofdstad Kuala Lumpur werken duizenden mannen uit Nepal als security guards. Ze zijn meestal getrouwd en proberen zo geld te verdienen voor de opleiding van hun kinderen.
Een hard bestaan, maar ze houden vol en dromen van terugkeer naar hun familie in Nepal. Nog eens duizenden jonge mannen uit Bangladesh en India werken als ober of kok in de horeca, en ook dat gaat goed. Ze zijn gemiddeld jonger en sparen vaak voor een bruidsschat. Na een paar jaar gaan ze terug en vinden die bruid in hun thuisland.
Het gaat er nu even niet over of deze buitenlandse werknemers wel behoorlijk worden behandeld. De zaak is dat bij ons Tweede Kamerverkiezingen zijn gehouden waarbij de instroom van jonge mannen uit regio’s als Noord-Afrika en Syrië een hoofdthema was, terwijl er veel andere landen zijn met óók immigranten uit arme landen, maar zonder onze steeds heftiger wordende problemen.
In China had de eenkindpolitiek grote gevolgen voor de criminaliteitscijfers
Het zou onverstandig zijn als we niet van hun ervaringen willen leren. Al die Aziatische landen – en trouwens ook Zwitserland – proberen twee eisen te stellen aan jonge mannelijke immigranten: sponsoring door een werkgever óf alleen een tijdelijke vergunning óf – nog veiliger – beide condities. Wij doen dat niet en laten grote aantallen immigranten permanent toe: ook uit veilige landen en ook als ze jong zijn en door gebrek aan opleiding en geld vaak kansloos zijn op de huwelijksmarkt.
Onderzoek uit China bevestigt mijn gedachtegang. Daar veroorzaakte de eenkindpolitiek (tragisch en onnodig omdat het geboortecijfer toch al hard daalde) vanaf 1979 een enorm overschot aan jonge mannen zonder kans op een huwelijkspartner. Iedere jaargang had een miljoen meer jongens dan meisjes en in provincies waar het overschot het grootst was, kon je dat direct terugzien in de criminaliteitscijfers. Slechte kansen op de huwelijksmarkt zijn een doorslaggevende factor, zo leerde wetenschappelijke bestudering van het verband tussen sex ratios and crime. Er is geen Fortuyn of Wilders nodig om dat te begrijpen.
In een interview hoorde ik een jonge man uit Marokko ooit uitleggen: ‘Als ik met mijn vriendin uitga, kan ik toch niet met de tram? Dan heb ik een auto nodig’. Het gold als excuus voor een criminele drugsloopbaan die hem snel veel geld opleverde. Uiteraard met een hoog risico, maar wat is het alternatief? Je hele leven in Nederland ‘onvrijwillig vrijgezel’ blijven?
Het simpel optellen van immigranten is niet genoeg
Het simpel optellen van het totaal aantal immigranten is misschien van enig nut voor analyses van het woningtekort. Maar zo wordt miskend dat vooral jonge, laag opgeleide mannelijke asielzoekers vaak in de fout gaan. Ik denk daarom dat Pieter Omtzigt met dat optellen teveel mist, met gevolgen voor zijn voorstellen over de aanpak van onze grootste crisis.
Volgende week meer over de immigratie-analyses van Fortuyn (cultuur) en Wilders (religie). Met gebruik van nieuwe, internationale research uit de sociale psychologie en de economische geschiedschrijving.
Eduard Bomhoff is oud-hoogleraar economie aan de EUR, Nyenrode en Monash University. In 2002 was hij vicepremier in het eerste kabinet-Balkenende.
Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!