Amerikaanse werkende klasse is toleranter dan verwacht en heeft geen tijd voor onderlinge haat
‘Ik laat me als zoon van een Turkse socialistische gastarbeider door jullie niet in de radicaal-rechtse hoek zetten’, schrijft Kaan Özgök (@verweesdlinks) op X. ‘Jullie verbinden je met Joden hatende islamisten, verspreiden genderideologie en teisteren belastingbetalende Nederlanders!’ ‘Een onbeheerste draad voor mijn doen’, schrijft hij over zijn tweet. Waar hij vooral over valt is het arrogante gemak bij PvdA/GroenLinks waarmee miljoenen Nederlanders worden weggezet als extreemrechts. Terechte kwaadheid? Zeker wel. Zijn er andere voorbeelden van kritische stemmen die zich verzetten tegen de linkse politiek?
Batya Ungar-Sargon
De Amerikaanse journaliste Batya Ungar-Sargon is er zo een. Ze is de opinieredacteur van Newsweek en schreef eerder een kritisch boek over hoe de woke-media de democratie ondermijnen. Ze is niet bepaald te spreken over de Amerikaanse journalistiek, die van een economisch lagere klasse naar een nieuwe elite is geëvolueerd, en die zich inmiddels op schoot genesteld heeft bij de economische en politieke spraakmakende klasse.
Voor haar nieuwe boek Second Class reisde ze heel Amerika door en sprak met de Amerikaanse werkende klasse van alle gezindten en politieke richtingen. Schoonmaaksters, verpleegsters, politieagenten, vrachtwagenchauffeurs, medewerkers in de fastfoodketens en vele anderen. Het is een journalistiek genre dat in Nederland alleen door Wierd Duk beoefend wordt. Amerika heeft haar contract met de werkende klasse opgezegd, schrijft ze. Zijn er parallellen met Europa, en het Nederland van Kaan Özgök? Die zijn er zeker. Daarom, en om te begrijpen waarom Kaan Özgök zich terecht druk maakt, moeten we haar boek lezen.
In de opening van haar boek laat ze zien dat een academische opleiding voorspellend is voor hoe lang je zult leven, of je een eigen huis hebt en hoe gezond je bent. Tweederde van Amerika heeft die opleiding niet, maar moet dagelijks het hoofd boven water proberen te houden.
De klassentegenstelling is bepalend voor Amerika, schrijft Batya Ungar-Sargon. Werk wordt door de mensen die zij interviewt gezien als iets van grote waarde. Werk heeft een positieve betekenis, niet iets om je voor te schamen. Integendeel, werk verbindt je met je ouders die altijd vroeg moesten opstaan en dat vaak met plezier deden.
Pro-gay en anti-woke
Niemand die zij sprak had wat op met toelagen en bijstand, iedereen wilde zijn eigen brood verdienen. Men wilde kansen, geen ‘handout stuff’. De overheid was niet bepaald populair. Ongeveer iedereen was wantrouwend ten aanzien van zowel Democraten als Republikeinen. Democraten werden gezien als de welopgeleide elites die samen optrokken met een economisch afhankelijke onderlaag, de immigranten en de ‘have nots’. De Republikeinen werden gezien als de partij voor de rijken en de grote bedrijven.
Iedereen wilde minder migratie en een betere gezondheidszorg. Vrijwel iedereen was ‘pro-gay’ en ‘anti-woke’, en bezorgd over de transgender-ideologie die op school vaste voet aan de grond had gekregen. Huisvesting, en de vraag waarom velen van hen een eigen huis niet kunnen betalen, werd heel belangrijk gevonden. De mensen die zij sprak waren vaak veel toleranter dan zij in eerste instantie verwachtte, de Amerikaanse werkende klasse heeft geen tijd voor onderlinge haat en verkettering.
Speculatie heeft maakindustrie verdrongen
Waarom de werkende klasse maar net het hoofd boven water kan houden wordt duidelijk als we naar de economie kijken. Sinds 1965 is de arbeidsproductiviteit met 200 procent gestegen, maar de lonen zijn achtergebleven met een magere 1 procent stijging. Het gemiddeld loon is één lange bibberende horizontale lijn van 1965 tot 2020 in de grafiek langs de x-as van de ‘think tank’ American Compass die cijfers combineert van het US Bureau of Labor Statistics en het US Bureau of Economic Analysis.
Voor 1970 vormde de maakindustrie een kwart van het bbp, in 2022 werd een vijfde van het bbp verdient in de financiële wereld, het onroerend goed en de verzekeringen. Speculatie heeft net als in Europa de maakindustrie verdrongen. Geld wordt gemaakt met geld.
De inkomensongelijkheid in de VS is groter dan in Nederland. Reagan verlaagde de belastingen voor hogere inkomens van 70 naar 28 procent. Het North American Free Trade Agreement (1994) van Bill Clinton zorgde voor een enorm verlies aan banen in de maakindustrie. De globalisering heeft wel gezorgd voor betaalbare elektronica als iPhones, flatscreen tv’s, etc., maar niet voor betaalbare huizen, goede medische voorzieningen en een gewaarborgd pensioen.
Opvallend is dat de Amerikanen die tot de middenklassen behoren (met 40.000 tot 60.000 dollar per jaar) zich net zo veel zorgen maken als de lage inkomens (tot 20.000 dollar per jaar). Hun kosten van levensonderhoud en gezondheidszorg en de studiekosten voor hun kinderen zijn gestegen, terwijl hun inkomen achterbleef. De econoom Joseph Stiglitz heeft berekend dat de middenklasse tussen 2007 en 2010 door de economische crisis ongeveer 40 procent aan inkomen verloor en terugging naar het niveau van de vroege jaren ’90. Alle inkomensstijging ging naar de topinkomens.
Wierd Duk
Ungar-Sargon schrijft dat de Amerikaanse arbeider tot een tweederangsburger is gedegradeerd, en verraden is door de elites die een economie in het leven geroepen hebben die de rijken bevoordeelt en opwaartse mobiliteit steeds moeilijker maakt.
Er zijn nogal wat overeenkomsten tussen het boek van Batya Ungar-Sargon en dat van Wierd Duk. Beiden zien zichzelf als kritische luis in de pels van de gevestigde journalistiek. Duks boek bestaat uit een groot aantal interviews die hij tussen 2017 en 2022 door heel Nederland hield met de mensen die, net als bij Ungar-Sargon, het hardst geraakt worden door globalisering, politiek en een falende overheid.
Economische problemen en cultuuroorlog
Second Class gaat met name over de economische problemen van de gemiddelde Amerikaan, het precaire bestaan met twee, soms drie banen, dure medische zorg, een goede opleiding voor hun kinderen, en soms afhankelijke ouders of andere familie. Duks boek bestrijkt een breder veld aan Nederlandse problemen, een falende overheid met de toeslagenaffaire, de gaswinning in Groningen, de onbeheersbare immigratie, de Europese regelgeving, de visserij, de boeren die moeten verdwijnen, het stikstofbeleid, de gasprijzen.
Ungar-Sargon gebruikt de interviews als voorbeelden van een vooral economische analyse van de Amerikaanse maatschappij vergelijkbaar met het werk van Joseph Stiglitz. Evenals in Amerika woedt er in Nederland een cultuuroorlog, bij Duk komt dat uitvoeriger aan de orde. ‘Ontheemd in eigen land’ is de titel van een van de hoofdstukken. Maar er is meer, ook nieuwe initiatieven komen langs, een voorstel voor een Nedersaksenlijn tussen Enschede en Groningen, vrouwen die abortus afwijzen, de bouw van kluswoningen, de vergeten regio’s.
Wierd Duks boek sluit af met een interview met Jenny Douwes, het gezicht van de ‘blokkeerfriezen’. Douwes zegt dat zij inmiddels gewend is aan het feit dat er met minachting naar haar gekeken wordt. Ze is opgevoed met het idee dat ze zich daar niets van aan moet trekken. Wij zijn white trash, zo wordt er naar ons gekeken, zegt ze.
Dit interview doet ook denken aan de intenties die Batya Unger-Sargon heeft met haar boek: Hoe krijgen we het Amerika van de vooruitgang terug? Daarvoor is niet alleen economische verandering nodig, ook de minachting van de bestuurlijke elites voor de werkende klasse dient te veranderen.
Arrogantie op links
Een voorbeeld van die minachting is geleverd door Marga Waanders, PvdA-burgemeester van Dokkum. Ze is van mening dat de Friezen moeten worden opgevoed. Ze benaderde Kick Out Zwarte Piet, omdat ze vond dat de Friezen ver van de verlichte Randstad verwijderd, achtergebleven waren in hun ontwikkeling. Door de activisten te benaderen kon ze haar ‘beschavingsoffensief’ inzetten. Dit is typerend voor de huidige PvdA. Bij GroenLinks is het niet anders. De intellectuele en politieke leegte, en de arrogantie op links zijn huiveringwekkend.
Batya Ungar-Sargon, Second Class, How the Elites Betrayed America’s Working Men and Women, Encounter Books, New York/London, 2024, 225 pp.
Arie Graafland is emeritus-hoogleraar aan de TU Delft. Hij schrijft regelmatig voor Wynia’s Week, vooral over non-fictie boeken.Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!