Als Suriname geen ‘raciaal paradijs’ is, is dat dan ook de schuld van Nederland?

WERDMOLDER241222-kommaRutte
‘South East Parade’ in de Bijlmer, Amsterdam, augustus 2022. De parade wordt georganiseerd ‘om de diversiteit van Amsterdam-Zuid-Oost te tonen’. Beeld: ANP/HH Berlinda van Dam.

In een recent interview doet beeldend kunstenaar Raul Balai de volgende uitspraak: ‘Ik zie geen kleur is een van de meest racistische dingen die je kunt zeggen.’ Progressieve blanken zouden daarmee aan gekleurde mensen willen aangeven hoe ruimdenkend en humanistisch ze zijn.

‘Patroniserend en volledig fout,’ zeggen de antiracisten in koor. Ik kan mij daarin wel vinden.  Het uiterlijk en hoe jij je presenteert tellen wel degelijk. Lengte, huidskleur, haarkleur, haardracht, kleding en wijze van spreken zijn in het onderlinge sociale verkeer van groot belang.       

Raul Balai en vader Leo Balai zijn van Hindostaanse afkomst, nazaten van contractarbeiders uit Brits-Indië die eind 19de eeuw naar Suriname zijn verscheept. Samen met Javanen uit Nederlands-Indië moesten zij de slaven op de Surinaamse plantages vervangen die daar eeuwenlang hadden geploeterd, maar sinds kort vrij waren gemaakt. In 1863 werd formeel de slavernij afgeschaft.

In Suriname is huidskleur nog steeds een dominant kenmerk bij het onderscheid maken tussen mensen en groepen. Lange tijd was de modus in het sociale verkeer:Wit heerst en zwart dient.’ Suriname en de omringende Caraïbische landen worden gekenmerkt door een raciaal gemengde, gelaagde samenleving, met aan de top van de piramide gefortuneerde blanken. De smeltkroes bestaat verder uit Creolen, Hindoestanen, Javanen, Joden, Chinezen, Creolen, Marrons (afstammelingen van gevluchte slaven) en Indianen. Totvoor kort waren deesthetische voorkeuren van de blanke elite de standaard bij de beoordeling van elkaars gedrag.

Het ene zwart is het andere niet

Hindostanen (ook al zijn ze zwart) zullen zich nooit zwart noemen, terwijl de Creoolse elite zegt wel trots te zijn op de eigen zwarte huidskleur. Men trouwt bij voorkeur onder elkaar; kleur en religie horen daarbij. Als men buiten de eigen sociale groep trouwt, heeft een huwelijk met een blanke of lichter gekleurde man of vrouw de voorkeur.

Een huwelijk van een gekleurde of zwarte man, meestal een bekende sporter of musicus, met een blonde blanke vrouw wordt beschouwd als statusverhogend. De blanke, blonde vrouw wordt gezien als een supertrofee, ook onder de blanke lagere klasse geldt zij als brandpunt van groepstrots.

Ook in Suriname wordt er vooral naast elkaar geleefd

Tot ver in de negentiende eeuw was de samenleving aan de Wilde Kust van Suriname een vergaarbak van blanke gelukszoekers, vluchtelingen, avonturiers, op geld beluste lieden en figuren die in het moederland iets op hun kerfstok hadden.      

Tot dan toe draaide in de kolonie alles om landbouw en grondstoffen en hiervoor waren werkslaven nodig. Die werden in grote getale geïmporteerd uit Afrika. Het ging uiteindelijk om suiker, koffie. tabak en katoen en later, vanaf het begin van de twintigste eeuw, om rijst, goud en bauxiet. Dat was de reden dat in Suriname ooit een volksplanting ontstond.      

Ook in de postkoloniale periode leven de etnische groepen vooral naast, in plaats van mét elkaar. In de loop der jaren zijn er wel gemeenschappelijke waarden en politieke instituties ontwikkeld, dit om het onderling samenleven te bevorderen.

Surinaamse ‘zuilen’

In een recensie uit 1967 gaf hoogleraar André Köbben daarom de voorkeur aan de term ‘zuilenmaatschappij’, waarbij sociale stijging en huwelijken alleen binnen de eigen groep kunnen en mogen plaatsvinden. In tegenstelling tot andere landen in het Caribische gebied hebben de raciale en culturele verschillen in Suriname niet geleid tot gewelddadigheden.

Sommige wetenschappers hebben Suriname om die reden ‘een raciaal paradijs’ genoemd, een land zonder sociale en politieke conflicten. Dat is natuurlijk niet zo.

Suriname een ‘raciaal paradijs’?

De socioloog Ruben Gowrichan schreef in een artikel in Het Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis: “Het idee van Suriname als een ‘raciaal paradijs’ is de projectie van een Europese wensdroom, namelijk een raciaal homogene samenleving.”  Die bestaat niet. Naar zijn mening is de stabiliteit van de raciale verhoudingen in Suriname juist toe te schrijven aan de mislukking van die droom.

Volgens de huidige antiracisten, onder wie Ivan Wijngaarde van de Feydrasi fu Afrikan Srananman,  is de sociale en culturele verdeeldheid in Suriname de schuld van de verdeel- en heerspolitiek van de Nederlandse kolonisator, zogezegd ‘een historische erfzonde’. Hij vindt de opheffing van de onderlinge verdeeldheid belangrijker dan de gemaakte  excuses. Die excuses zijn slechts ondersteunend.

Alles de schuld van Nederland?

Daarover zegt Wijngaarde: ‘Wij, de Afro-Surinaamse bevolkingsgroepen, zijn verdeeld door de Nederlandse kolonisator via de verdeel-en-heerspolitiek, en daarvan dragen we de erfenis nog steeds. Dat helingsproces is wat mij betreft het belangrijkste.”                                                                      

Of Nederland werkelijk schuld heeft aan de raciale en culturele verdeeldheid, is nog maar de vraag. Misschien is het eerder zo dat de zuilensamenleving, overgenomen uit Nederland, ook in Suriname conflictremmend heeft gewerkt. Zowel in het buurland Guyana als in Trinidad hebben, in tegenstelling tot Suriname, wel raciale botsingen plaats gevonden.

Het vertrek naar Nederland

Maar waarom hebben in 1975, bij de verzelfstandiging van Suriname, zoveel gekleurde mensen gekozen voor Nederland? De wens tot onafhankelijkheid leefde vooral in het toenmalige, door Creoolse partijen gedomineerde kabinet-Arron. In de retoriek van de Surinaamse nationalisten was geen plaats voor genuanceerde tegenwerpingen.

Bij de onafhankelijkheid kreeg Suriname van het kabinet-Den Uyl als ‘bruidsschat’ een bedrag van 3,5 miljard gulden (binnen tien tot vijftien jaar te besteden). Dat was toen zo’n 10.000 gulden per Surinamer.  In vele ogen was het een veel te hoge afkoopsom.

Niettemin heeft bij het naderen van de onafhankelijkheid, zelfs tot aan 1980, bijna een derde van de Surinaamse bevolking met de voeten gestemd. Vervolgens kwamen er, onder het regime van Bouterse, ook vele politieke vluchtelingen naar Nederland.

De emigranten, de lokale elites voorop, hadden kennelijk weinig vertrouwen in de toekomst van hun land. Bovendien lagen er in Nederland veel meer kansen en mogelijkheden.  Anno 2022 woont veertig procent van de Surinamers, circa 350.000 personen, in het koloniale ‘moederland’.

Hoogleraar Koloniale en postkoloniale geschiedenis Gert Oostindië schrijft in het eerder genoemde Tijdschrift (2000): ‘Het is achteraf onthutsend hoe weinig rond 1975 werd gesproken over de levensvatbaarheid van het land – althans door de voorstanders.

De Surinaamse oppositie hamerde op de zwakke economie, de etnische verdeeldheid van het land die het politieke bedrijf overwoekerde en de geopolitieke kwetsbaarheid. Haar bedenkingen werden genegeerd.’ De tijd was gekomen om afstand te nemen van de blanke overheerser. En wel meteen.

De Antillen leerden van de Surinaamse fouten

De Nederlandse Antillen hebben zich uit welbegrepen eigenbelang hardnekkig en met succes kunnen blijven verzetten tegen het ‘geschenk’ van de onafhankelijkheid. Cynisch gezegd: zij profiteerden van de kater van de Surinaamse ‘modeldekolonisatie’.  Zo kunnen bestuurders van de eilanden nog altijd een beroep op Nederland doen wanneer men in financiële nood zit; klachten over eeuwenlange koloniale uitbuiting en vernedering helpen daar ook bij.      

Op hun beurt tonen Nederlandse politici nog steeds schuldbewust en zelfkastijdend gedrag, zodat de discriminatoire klachten en aanspraken op leningen op vruchtbare grond vallen.  Nederland is echter niet de schuld van alles wat in Suriname of op de Antillen fout gaat, zelfs verre van dat.

De door het Kabinet Rutte-IV gemaakte historische excuses vormen nu een ideale kans om weer een beroep te doen op Nederland als financiële melkkoe. En ‘Teflon Rutte’, met aan de zijlijn een tiental drammende D66-kompanen, trapt in de val van de verongelijkte emoties.

Hans Werdmölder is antropoloog en criminoloog. Hij schreef diverse boeken over misdaad en misdaadbestrijding.

De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. U maakt het mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt – ook straks weer, in 2023. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIERHartelijk dank!