Cryptogeld is opstandig geld
Is digitaal geld, zoals de Bitcoin, dan de reddingsboei voor de burger die – heel begrijpelijk – politici en banken niet meer vertrouwt?
Wordt de waarde van geld en het gebruik ervan bepaald door de overheid, of juist door de markt? Dat is de vraag die veel monetaire academici zich de afgelopen eeuwen hebben gesteld. Door de opkomst van crypto-valuta’s als Bitcoin wordt deze vraag weer actueel. De aankondiging op 18 juni 2019 van Facebook om in 2020 een eigen virtuele munt te gaan introduceren, de Libra, was voor overheden de wake-up call.
Het antwoord kwam op 11 november jl. De Bank voor Internationale Betalingen (BIS), ook wel de bank der centrale banken genoemd, kondigde op een FinTech beurs in Singapore aan dat ze vaart gaat maken met de ontwikkeling van een digitale centrale bank valuta. Dat is opmerkelijk, omdat de Bank zich in haar negentigjarig bestaan op het vlak van monetaire ontwikkelingen altijd reactief heeft opgesteld. Het gevoel van urgentie is dus groot.
Geld was ooit marktgeld, maar werd overheidsgeld
Ons huidige geldsysteem is ontstaan als marktfenomeen. Geldwisselaars reisden in de middeleeuwen tussen steden die handel met elkaar dreven en fungeerden als de smeerolie om de handel soepel te kunnen laten verlopen. Basisgrondstof voor het geld was een hoeveelheid goud of zilver, en in mindere mate ook wel koper. Hoeveel goud of zilver er circuleerde in de markt werd bepaald door vraag en aanbod van geld en prijsveranderingen van (agrarische) producten.
De basis van ons huidige idee over geld is echter sterk beïnvloed door de territoriale soevereiniteit die staten kregen na de Vrede van Westfalen (onze ‘Vrede van Münster’) in 1648. Koningen en heersers van soevereine staten gingen zich bemoeien met het geld. Het werd gezien als een middel om de identiteit van het volk te laten samenvallen met de landsgrenzen. Geld werd steeds meer gezien als samenvallend met staatssoevereiniteit. Om de circulatie van de geldhoeveelheid te beïnvloeden en om koningen en heersers van liquide middelen te voorzien voor bijvoorbeeld het voeren van oorlogen, werden centrale banken opgericht.
Zo kwam de goudstandaard
In de 18e en 19e eeuw kwamen er steeds meer staten met centrale banken en er ontstond een grotere behoefte aan het coördineren van monetair beleid om de grensoverschrijdende handel te faciliteren. Dit resulteerde in de periode van 1871 – 1914 in de klassieke goudstandaard, een systeem waarbij de deelnemende landen hun munten in een vaste pariteit koppelden aan goud. Er was er sprake van stabiele munten, groeiende wereldhandel en een financieel systeem dat deze handel faciliteerde. Het functioneren van de geldmarkt werd zo steeds meer beïnvloed door overheden.
Onder leiderschap van de Verenigde Staten is het publiek-private mondiale monetaire en financiële systeem de afgelopen eeuw enorm gegroeid, maar ook steeds instabieler geworden. Het is in de geschiedenis nog nooit zo gemakkelijk geweest om te lenen, zowel voor particulieren, bedrijven als overheden. Het is ook nog nooit voorgekomen dat de publieke schuldenlast zo hoog is opgelopen in vredestijd.
De belastingbetaler betaalt de verliezen
De publiek-private opzet van het huidige geldsysteem maakt het functioneren ervan ontransparant, want waar ligt in tijden van crises de verantwoordelijkheid voor het falen en redden ervan? Helaas blijkt maar al te vaak dat de belastingbetaler opdraait voor de verliezen, we noemen dit geprivatiseerde winst en gesocialiseerd verlies. Dit gaat goed zolang het grote deel van de bevolking meeprofiteert van groeide welvaart. Als dit niet het geval is, ontstaat onvrede en uiteindelijk een zoektocht naar alternatieve oppot en betaalmiddelen.
De kredietcrisis van 2008 was een crisis in het hart van dit geldsysteem en de economische nasleep is nog altijd niet uitgewist. Banken worden nog altijd ondersteund en inmiddels zijn de noodloketen van de belangrijkste centrale banken weer geopend. Negatieve rente deed zijn intrede en het opkopen van schulden is weer begonnen.
De middenklasse gaat er al meer dan tien jaar niet op vooruit, belastingen gaan omhoog en het dienstenpalet van de overheid verschraalt. Het vertrouwen in de publieke en financiële sector is dan ook historisch laag. Toch verandert de politieke koers niet. Er is hierdoor is in veel westerse democratieën een kloof aan het ontstaan tussen de gevestigde orde en een groeiende groep ontevredenen. Dit weerspiegelt zich in het verschrompelen van de klassieke middenpartijen en de opkomst van populistische partijen. In reactie hierop schieten politici en bestuurders in de verdediging. Tegen deze achtergrond wint de markt voor virtuele valuta aan populariteit.
De Bitcoin: een niet-statelijke munt
De introductie van Bitcoin, de pionier onder de crypto-valuta’s, was in januari 2009 op het dieptepunt van de kredietcrisis. In 2017 bereikte de virtuele munt een voorlopig hoogtepunt van bijna $20.000. Wereldwijd wordt door officiële instanties sindsdien gewaarschuwd voor bubbelvorming, ook door onze eigen AFM en DNB. Vergelijkingen worden gemaakt met de tulpenmanie en de dot-comcrisis.
Maar is er is er wel sprake van bubbelvorming? Voorstanders van crypto-valuta wijzen op de specifieke aspecten die deze munten aantrekkelijk maken. Zo is Bitcoin uiteindelijk gelimiteerd in aantal, en kan daarna niet worden bijgedrukt zoals het geld van centrale banken. Dat maakt arbitrair inflateren van de munt onmogelijk. Een ander voordeel is de decentrale transactieadministratie op basis van de blockchain. Dit maakt financiële transacties transparant, maar individuen blijven onder de radar van overheden omdat tegoeden niet zijn geregistreerd bij gereguleerde instanties.
En nu hebben de crypto’s de wind in de zeilen
Crypto-valuta zijn hierdoor niet alleen financieel, maar ook ideologisch aantrekkelijk. Ze zijn namelijk bij uitstek geschikt om burgerlijke vrijheden te bevechten. Met name in regimes die te zwak zijn om vrijheden te garanderen of juist te totalitair om ze te gunnen vormen crypto-valuta een uitweg. Het feit dat de digitale munten worden bekritiseerd door de publieke en financiële elite, maakt ze paradoxaal genoeg tot een nog aantrekkelijker alternatief.
Met de proactieve koers van de BIS komt de strijd om ons geld tussen publieke sector en de markt in een volgende fase. Wat betreft marktkapitalisatie staan crypto-valuta’s nog in de kinderschoenen, maar ze hebben de wind in de zeilen. De populariteit schuilt namelijk in zowel de achterliggende techniek, als in de maatschappelijke en financiële omstandigheden waarin de munten zijn ingebed.