Ook de Eerste Kamer lijdt aan lobbycratie
Nederland wordt door de Raad van Europa op de vingers getikt. Ons land doet te weinig aan corruptiebestrijding en integriteit. De tik op de vingers is terecht. Als de Nederlandse politiek al oog heeft voor bestuurlijke corruptie, betreft het meestal ambtenaren en niet de politici zelf. Het rapport uit Straatsburg komt ook op een goed moment: de aanstaande verkiezingen van de Eerste Kamer. Want de zo bedaarde senaat….
De bedaarde senaat is namelijk bepaald niet vrij van de risico’s van lobbycratie en netwerkcorruptie.
Op de homepage van de Raad van Europa’s anti-corruptiewaakhond GRECO prijkt momenteel een stevige vingerwijzing naar Nederland [LINK: https://www.coe.int/en/web/greco/-/the-netherlands-needs-to-enhance-measures-to-preserve-integrity-in-the-government-and-in-the-police ]. ‘The Netherlands needs to enhance measures to preserve integrity in the government and in the police’. Ons land doet te weinig aan corruptiebestrijding en integriteitsbevordering, zo luidt de boodschap uit Straatsburg.
Is deze conclusie terecht? Nadere bestudering van het evaluatierapport van GRECO leert sowieso dat de integriteit van onze ministers, staatsecretarissen en politiek adviseurs te veel leunt op principes als vertrouwen en consensus en op het democratisch beginsel van politieke aansprakelijkheid. Al in 2012 concludeerde Transparency International dat Nederland weliswaar een sterk nationaal integriteitssysteem kent, maar dat er tegelijkertijd een aantal kwetsbaarheden bestaat. Zo was er de laatste jaren te eenzijdig aandacht voor de integriteit van de ambtenaar.
Tal van regels werden in het leven geroepen om te voorkomen dat corruptie, belangenverstrengeling en andere integriteitskwesties het ambtenarenapparaat zouden besmeuren. Denk hierbij aan gedragscodes, registratieverplichtingen voor geschenken, dienstreizen en nevenactiviteiten. Transparency International merkte toen al op dat de regulering niet zo ver ging dat er ook betere regels kwamen voor de politieke ambtsdragers, volksvertegenwoordigers en topambtenaren. Kortom: de top maakt bovenal regels voor de rest maar ontziet zijn eigen club.
Leiden regels überhaupt automatisch tot meer integer gedrag? Dat is moeilijk te zeggen. De meeste wetenschappelijke onderzoeken wijzen uit dat corruptie het beste bestreden kan worden via een mix van duidelijke regels en continue aandacht voor ethisch leiderschap, het ontwikkelen van het moreel kompas en het werken aan een aanspreekcultuur. Dit zou toch reden genoeg moeten zijn voor onze politiek bestuurders om werk te maken van een anti-corruptiestrategie die op henzelf van toepassing is? Immers, het goede voorbeeld moet toch komen van de top die voorleeft wat zij belangrijk acht en geen dubbele standaarden hanteert waarbij regels slechts voor de rest gelden.
Netwerkcorruptie
Een andere reden om de aanbevelingen uit Straatsburg ter harte te nemen is de toenemende aandacht voor fenomenen als ‘lobbycratie’ en ‘netwerkcorruptie’. Nederland is geen land waar sprake is van systemische omkoping. Sterker nog, de belangrijkste instituties worden ook door de Raad van Europa getypeerd als solide en onafhankelijk. Dit is echter geen reden om op onze lauweren te rusten. Er is namelijk wel iets anders aan de hand dat aandacht behoeft.
Veel van onze ministers, staatssecretarissen, Kamerleden en senatoren maken deel uit van informele sociale netwerken. Deze bestaan onder meer uit partijgenoten en invloedrijke personen uit overheidsorganisaties, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. Politici zijn goede netwerkers die uit hoofde van hun vorige of huidige dienstbetrekking, nevenactiviteiten en lidmaatschap van een politieke partij over veel waardevolle informatie en contacten beschikken die zij gedurende hun hele carrière binnen en buiten de politiek goed kunnen gebruiken.
Dat dit van meerwaarde is voor henzelf, de partij, maar ook voor een goede politieke besluitvorming behoeft geen toelichting. Toch is het opvallend dat zij zelden spreken over de lastige situaties die dit ongetwijfeld regelmatig zal opleveren en die zouden moeten leiden tot vragen als: ‘Welke pet heb ik nu op?’ en ‘hoe voorkom ik dat ik mij schuldig maak aan belangenverstrengeling?.
Een systeem gebaseerd op vertrouwen werkt alleen als er actief blijk gegeven wordt van een integriteitsbewustzijn. Ben je als politicus in staat om te verantwoorden dat jij jouw netwerk en contacten niet aanwendt voor ongeoorloofde beïnvloeding in besluitvorming? Ben je ook in staat om je kwetsbaar op te stellen en zelf proactief te communiceren waarom bepaalde situaties de schijn van belangenverstrengeling hebben, maar dit in jouw ogen blijkbaar toch niet zijn? Recente voorbeelden laten zien dat dit niet het geval is en verantwoording pas achteraf gebeurt wanneer de media vragen beginnen te stellen.
Anne-Wil Duthler, Camiel Eurlings
Het senatorschap is een nevenactiviteit naast een andere maatschappelijke functie en dit leidt steeds vaker tot lastige situaties in de praktijk. Zo stemde VVD-senator Anne-Wil Duthler in de Eerste Kamer over een wet waar haar bedrijf Duthler Associates eerst advies over gaf. Tal van senatoren betrokken bij portefeuilles die direct raken aan hun activiteiten en contacten uit hun werkzame leven. Verantwoording hierover blijft achterwege. ‘
Al wat verder in ons geheugen ligt de draaideurconstructie van CDA-prominent Eurlings die benoemd werd tot directeur van KLM, het bedrijf waarover hij in zijn vorige functie als minister van Verkeer beslissingen nam. Ook de keiharde en duistere lobbypraktijken vanuit bijvoorbeeld de farmaceutische en frisdrankindustrie (‘het statiegelddossier’) laten zien dat volksvertegenwoordigers weerbaar moeten zijn om verschillende vormen van belangenverstrengeling en oneigenlijke beïnvloeding het hoofd te kunnen bieden.
De roep vanuit de Raad van Europa om werk te maken van eigen integriteits- en lobbyregels wordt in Den Haag gezien als een vorm van betutteling of doorgeschoten integriteitsdenken. Integriteit heeft hier toch een negatieve connotatie en met corruptie wil men al helemaal niet geassocieerd worden. Toch zou het onze politici geloofwaardiger maken wanneer zij de aanbevelingen serieus nemen en met elkaar in discussie gaan over wat een goed bestuurder, volksvertegenwoordiger en politiek adviseur betaamt.
Met corruptie geen vertrouwen
De bereidwilligheid om werk te maken van eigen integriteitskaders komt niet alleen ten goede aan de eigen geloofwaardigheid en het idee van voorleven maar draagt ook juist bij aan het blijvend onderhouden van het eigen en het collectieve moreel kompas. Onze democratie en rechtsstaat zijn dynamisch en dat betekent dat maatschappelijke opvattingen over wat integere besluitvorming is ook veranderen. Een andere opstelling vanuit de politiek draagt zo niet alleen bij aan corruptiebestrijding en integriteitsbevordering zoals de Raad van Europa graag ziet, maar sterkt het publieke vertrouwen in onze democratie.
Op 20 maart mogen wij weer stemmen voor de Provinciale Staten en daarmee bepalen wij indirect (getrapt) de samenstelling van de Eerste Kamer. De 75 leden van de Eerste Kamer worden immers gekozen door de leden van de twaalf Provinciale Staten. Een mooi moment voor provinciale en landelijke volksvertegenwoordigers en bestuurders om straks in een nieuwe samenstelling de eigen integriteit en daarmee de democratie de prioriteit te geven die zij verdienen.