De verkiezingen van maart zijn geen gelopen race
Terwijl het land zich ontworstelt aan Corona, is het politieke bedrijf de messen aan het slijpen voor de landelijke verkiezingen. Die worden in maart gehouden – of misschien eerder, als de regeringscoalitie van RutteDrie het niet zo lang volhoudt. Mark Rutte staat er riant voor. Maar verkiezingen worden op het laatste moment beslist. En in maart kan de euforie zo maar voorbij zijn.
Voorlopig is Mark Rutte de enige lijsttrekker die zelfs nog geen kandidaat-lijsttrekker van de VVD is. Nu zijn verrassingen nooit uit te sluiten, maar er is werkelijk geen enkel teken dat hij het niet gaat worden. Rutte liet vorig jaar de kansen op een Europese topfunctie lopen. In december sprak hij met enig dédain over eventuele opvolgers. Rutte wil door, zoveel is wel duidelijk.
De VVD is de Rutte-partij geworden
De VVD is in de veertien jaar dat Rutte partijleider is volledig de Rutte-partij geworden. Op Rutte na is geen enkele top-VVD’er uit 2006 nog actief in de dagelijkse politiek – op Stef Blok na dan, maar die zit te verpieteren op Buitenlandse Zaken en was niet voor niets eigenlijk al vertrokken uit de politiek. En wie opstaat tegen Rutte, weet dat hij of zij geen kansen meer heeft op een verkiesbare plaats.
De Tweede Kamerfractie van de VVD is gezeggelijk stemvee. Eigenlijk geldt dat ook voor de VVD-bewindslieden. Die zijn geselecteerd om zonder gemor het regeerakkoord uit te voeren dat Rutte tijdens de formatie bij elkaar onderhandeld heeft. En iedere maandag checkt Rutte met de fractievoorzitters van de regeringspartijen of dat regeerakkoord nog staat. Dat overleg is de echte ministerraad.
Andere partijen zijn op afstand gezet
Of Mark Rutte ook voor de vierde keer premier wordt en zo wellicht Ruud Lubbers inhaalt als recordpremier? Met de kennis van nu is er weinig wat hem in de weg staat. De VVD is in een paar maanden verdubbeld in de peilingen – zo’n 45 Tweede Kamerzetels – en stukken groter dan enige andere partij. De rest komt niet verder dan 8 à 15 zetels. Die trend was al gaande toen Corona toesloeg. Het Coronabeleid is zeker niet vlekkeloos, maar de bevolking was bereid de leiding het vertrouwen te schenken. Rutte profiteert daarvan.
Of dat zo blijft? Er zijn wat redenen om aan te nemen dat de zegetocht van Mark Rutte en de VVD niet voortgaat tot maart volgend jaar. Rutte weet zelf ook wel, dat je te vroeg kunt pieken en dat de winst pas op de meet wordt gepakt.
In 2012 was Emile Roemer de gedoodverfde leider op links en werd zelfs als kandidaat-premier gezien. Toen de stembussen werden geleegd had hij 15 zetels, net zoveel als tevoren. Diederik Samsom, de nieuwe PvdA-leider, was drie weken voor de verkiezingen kansloos en eindigde bijna als winnaar.
Mark Rutte, de finisher
Rutte was zelf in 2009 nog kansloos, maar deed het in de campagne van 2010 goed. Toch zou Job Cohen van de PvdA de verkiezingen van 2010 nog gewonnen hebben als die een of twee dagen later gehouden zouden zijn.
Rutte is al bijna tien jaar premier, maar hij werd het maar op het nippertje. In 2017 was de PVV van Geert Wilders al een jaar de grootste in de peilingen, maar Rutte versloeg hem royaal, mede geholpen door provocaties van de Turkse president Erdogan, die de VVD in de laatste dagen nog minstens vijf zetels opleverden (vooral ten koste van PVV en CDA). Rutte is een finisher, zoveel is duidelijk.
Maar dat de VVD altijd wint en dat Rutte niet weg te krijgen is – dat is een wijdverbreid misverstand. Het ledental van de VVD is in de veertien jaar dat Rutte partijleider is – hij won toen, ook al weer nipt, van Rita Verdonk – wel met een derde geslonken. Vorig jaar maart moest Rutte’s VVD het als grootste partij van het land afleggen tegen Forum voor Democratie, nota bene de kleinste partij in de Tweede Kamer. De schok was groot in de binnenkamers van de VVD.
Leiderschap in Corona-tijd
De risico’s voor de VVD zijn nu weer niet weg te poetsen. Het Coronavirus heeft tijdelijk een voor Rutte gunstige sluier over de politiek getrokken, maar blijft dat zo? Tot dusver domineerde het beeld van leiderschap in Corona-tijd, maar volgend voorjaar zal vooral de harde klap op de welvaart van Nederland domineren.
De vergelijking met 2002 dringt zich op. PvdA en VVD, de grootste partijen van de paarse coalitie hadden in de voorgaande jaren geprofiteerd van de economische voorspoed. Die voorspoed was in 2001 nog gerekt door een belastingkorting. Maar in het voorjaar van 2002 was de voorspoed voorbij, de euro kreeg de schuld. En de aanslagen van 9/11 en de reactie van moslims maakten duidelijk dat de harmonieuze multiculturele samenleving een illusie was.
Pim Fortuyn had in 2002 uit het niets de grootste kunnen worden, ware het niet dat hij anderhalve week voor de verkiezingen werd vermoord. Het CDA, eerder gemarginaliseerd, kwam als grootste partij uit de verkiezingen en leverde vervolgens acht jaar de premier.
De Rutte-jaren waren steeds jaren waarin de broekriem aangehaald moesten worden. Meer dan elders werden hier de belastingen en premies verhoogd, waardoor het besteedbare inkomen werd geschaad. Toen Nederland geen koploper meer hoefde te zijn met het wegwerken van het begrotingsoverschot besloot het volgende kabinet-Rutte dat Nederland klimaatkoploper diende te zijn. Het besteedbaar inkomen van de Hardwerkende, dan wel Gepensioneerde Nederlander bleef weer achter.
En nu dan de klap van Corona
Vrijwel het hele Haagse bedrijf zegt nu in koor dat het nu niet zo moet als tijdens de eerste Rutte-kabinetten, toen de economie schade werd toegebracht omdat het begrotingstekort heilig was verklaard. Rutte is zelf zo’n beetje de enige die zijn fouten uit die periode nog niet heeft erkend. Dat kan ook nauwelijks, want dan zou hij moeten toegeven dat Geert Wilders het nog niet zo gek bekeken had toen die – in de woorden van Rutte – in 2012 ‘wegliep’ uit het Catshuis, naar eigen zeggen omdat hij de bezuinigingen volgens Brussels voorschrift niet wenste te steunen.
Laten we niet vergeten dat Mark Rutte ook in 2011 niet meteen wilde bezuinigen. Hij gaf in de nazomer van 2011 samen met vicepremier Maxime Verhagen een interview aan De Telegraaf, waarin ze de bezuinigingen aankondigden voor het volgende jaar. Maar nu nog even niet, zeiden ze. Op Prinsjesdag 2011 – met de begroting van 2012 – konden we nog even gerust zijn.
Broekriem aan? Nu nog even niet
Zo lijkt dat nu ook te gaan. In september is er een Miljoenennota die nog doortrokken is van de daadkracht van het smijten met miljarden. Eind april werd de schade van de Coronamaatregelen voor de overheidsfinanciën door het kabinet al op 100 miljard euro geschat. Waar het bij eerder crises (eurocrisis, klimaatcrisis) steeds werd geroepen dat het onverantwoord is om de gevolgen door te schuiven naar de volgende generaties, wordt nu beweerd dat de gevolgen van Corona nou juist wel over de volgende generaties moet worden uitgesmeerd.
Of begin volgend jaar nog steeds wordt geloofd dat de Coronacrisis naar de toekomst kan worden geschoven valt te bezien. De coalitiepartijen hebben er alle belang bij het zuur van de Coronacrisis over de verkiezingen van maart heen te tillen. Maar, zoals zo vaak, wordt de burger (de kiezer, de consument) aan het Binnenhof onderschat.
Was het Coronabeleid wel zo’n succes?
Het is maar de vraag of over een paar maanden het Coronabeleid nog steeds als zo’n succes wordt gezien. Dat geldt met name waar beweerd werd de ouderen en kwetsbaarsten te ontzien, terwijl die aantoonbaar aan de aandacht ontsnapten. Als de faillissementen en de ontslagen over elkaar heen duikelen kan het beeld van de lange persconferenties met de daadkrachtige bewindslieden Mark Rutte en Hugo de Jonge kantelen.
De Coronacrisis wordt gaandeweg niet alleen een economische crisis, maar wordt ook gemengd met een identiteitspolitieke crisis. Zowel Den Haag als Hilversum blijken niet bestand tegen de import van het Amerikaanse slavernijtrauma in de Nederlandse samenleving.
Witte schuld?
De partij van Sylvana Simons wist zelfs bij de Amsterdamse raadsverkiezingen slechts een restzetel in de gemeenteraad te halen, maar zij en haar geestverwanten slagen er in van Nederland een land met een rassenprobleem te maken. De ergernis die dat in de rest van Nederland veroorzaakt kan nauwelijks worden onderschat.
Ervaringen uit het verleden bieden, als bekend, geen enkele garantie voor de toekomst. Maar leerzaam kunnen ze wel zijn. PvdA-leider Wouter Bos was eind 2008 de populairste politicus van het land en zelfs beschouwd als ‘man van het jaar’.
Bos verwierf dat aanzien vooral door talloze miljarden uit te trekken – en de staatsschuld te verhogen – om banken te kopen dan wel te ondersteunen. Maar ruim een jaar later werd er in zijn eigen partij aan zijn stoelpoten gezaagd omdat de peilingen er slecht voor stonden en Bos niet in staat werd geacht het tij te keren. Even later was Wouter Bos vertrokken. Daadkracht en populariteit met talloze miljarden bieden geen enkele garantie voor verkiezingssucces.