Censuur is het einde van de democratie
Censuur door overheden is in opmars. Ook Nederlandse politici grijpen naar instrumenten die ze veroordelen als Afrikaanse dictators of de Hongaarse premier Victor Orban ze toepassen. De toenemende politieke censuur en bemoeienis met nieuws is een signaal dat de macht zich onzeker voelt. Censuur is een rookmelder voor totalitaire tendensen.
Tijdens de vluchtelingencrisis in 2015 schrok de Duitse regering van de felle – en soms xenofobe – kritiek op sociale media en de publieke omroepen ARD en ZDF. Terwijl een microfoon openstond maande Angela Merkel tijdens een bijeenkomst van de Verenigde Naties de CEO van Facebook, Mark Zuckerberg, zijn platform op te schonen.
In Nederland begonnen de oproepen tot censuur tijdens het referendum over het associatieverdrag tussen de Europese Unie en de Oekraïne 2016. In het ‘Nee’-kamp zaten blogs als GeenStijl en de – toen nog – denktank Form voor Democratie. Voorstanders van het associatieverdrag begonnen het ‘Nee-kamp’ te beschuldigen van het verspreiden van ‘Russische desinformatie’.
Schrik door Brexit
De uitslag van het referendum over Brexit in Groot-Brittannië en de winst van Donald Trump in de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016 sloegen bij Europese regeringen in als een bom. Er was met name via Facebook volop campagne gevoerd over taboe-issues als immigratie. Het establishment wees met de vinger naar de sociale media. Naar uitgesproken commentatoren. En naar Rusland.
De Duitse regering voerde in 2017 het zogenaamde Netz-DG in dat sociale media platforms verplicht desinformatie en ‘hate speech’ te verwijderen. De wet geldt voor platforms met meer dan 2 miljoen gebruikers. Verboden zijn onder andere belediging van religies en levensovertuigingen. Maar wanneer is iets ‘hate speech’? Valt kritiek op religie daar onder? Frankrijk heeft in 2018 een wet aangenomen om in verkiezingstijd ‘nepnieuws’ van internet te kunnen verwijderen.
Europese Commissie leidt de charge
Het zuiveren van de sociale media wordt aangezwengeld door de Europese Commissie (EC). Op 26 april 2018 kwam de Europese Commissie met een plan tegen desinformatie getiteld ‘Bestrijding van online-desinformatie: een Europese benadering’.
De EC, en in Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren, geven steeds aan ‘in gesprek’ te willen met tech-bedrijven over gedragscodes en regels voor online content. Dat is hetzelfde als met uitgevers gaan vergaderen over welke boeken ze wel of niet gaan uitgeven. Of met hoofdredacties van kranten praten over wat journalisten gaan schrijven. Overheidscensuur was in het pre-democratische tijdperk in Europa gangbaar. Dat Europese regeringen weer openlijk naar dwangmiddelen zoeken is een teken van zwakte.
Verdachtmakingen
‘Maar wat is er mis met het in kaart brengen van desinformatie?’, zeggen de voorstanders. Een voorproefje was dat een groep factcheckers genaamd ‘EU vs Disinfo’ artikelen op Geenstijl.nl, ThePostOnline en in het dagblad De Gelderlander als ‘nepnieuws’ classificeerde. De artikelen bevatten kritiek op overheidscorruptie in de Oekraïne, de nieuwe bondgenoot van de Europese Unie.
Herover ontstond boosheid in de Tweede Kamer. Ollongren beloofde ‘in overleg te gaan met EU-partners’. Maar de EC is geduldig en Ollongren stuurde sindsdien diverse Kamerbrieven met waarschuwingen tegen politieke ‘desinformatie’ en het gevaar van ‘statelijke actoren’ die de verkiezingen in Nederland zouden beïnvloeden. Concreet bewijs of relevante voorbeelden staan er in die Kamerbrieven niet. Een bij de Kamerbrief van 14 mei 2019 bijgevoegd rapport van de UvA meldde juist dat er geen bewijs bestaat voor beïnvloeding van de verkiezingen in Nederland in 2017. Hetzelfde rapport bestempelde wel een aantal online media als ‘tendentieus’ of ‘junk news’. Een verdeling van media in een goed-fout schema, in opdracht van de regering.
De EC heeft inmiddels plannen voor een Waarnemingscentrum voor Digitale Media: ‘een digitaal platform voor academici, journalisten en factcheckers’. Die factcheckers zijn politiek onafhankelijk, zo verzekert de EC. Er is namelijk een heuse gedragscode. Zouden de factcheckers binnenkort met een kritische analyses komen over de communicatie over het corona-virus van Europese regeringen, het RIVM of Mark Rutte?
Verkoopverhaal voor censuur
Censuur begint vaak met het de mond snoeren van de dorpsgek. Jan Slagter, directeur van de publieke omroep Max, wilde Robert Jensen verbieden op YouTube video’s over Corona te plaatsen ‘want er kijken honderdduizenden mensen naar’. Censuur begint met angst aanjagen. Een Kamerbrief van 13 mei 2020 van Ollongren spreekt van een ‘infodemie’, suggererend dat er een ziekte in de opinievorming is ontstaan.
Deze Kamerbrief gooit alles op één hoop. Activisten die een link leggen tussen 5G en het coronavirus. Russische narratieven over corona. Ernstige wetsovertredingen als terrorisme en verspreiding van kinderporno. En ‘hate speech’ en desinformatie, waarmee politici meestal bedoelen: meningen en opinies die ingaan tegen de opvattingen van het establishment.
Zoektocht naar juridische dwangmiddelen
De Tweede Kamer ontving op 13 mei 2020 ook een studie van juridisch onderzoeksinstituut IViR naar mogelijk ‘juridisch kader ’ tegen desinformatie. In die studie staat dat de EC en de grote social media platforms – Facebook, Google, Microsoft, Ask.fm en Twitter – sinds 2015 jaarlijks bijeenkomen in het ‘EU-internetforum’ en afspraken en protocollen maken over ‘de aanpak van schadelijk materiaal’. Afspraken die niet openbaar zijn. Wat zou er in die protocollen zijn afgesproken over ‘tendentieus’ nieuws?
Ollongren wil graag ‘online hate speech’ strafrechtelijk aanpakken. De studie van het IViR kaart wijst er op dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) overheden juist aanbeveelt terughoudend te zijn met het vervolgen van ‘hate speech’, omdat het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting zwaar weegt. Dan toch geen strafrechtelijke vervolging van dwarse opiniemakers, columnisten en politici? Maar wat als er een Europese richtlijn komt die het vervolgen van ‘hate speech’ aanmoedigt? Dan moet Nederland die Europese richtlijnen verplicht in nationale regelgeving omzetten.
Censuurvoorbeelden
De vrijheid van meningsuiting blijft gewaarborgd, zegt Ollongren steeds. De praktijk wijst anders uit: YouTube censureerde in mei 2020 uiteenlopende commentatoren als Michael Moore, Maurice de Hond, huisarts Rob Elens en econoom Kees de Kort. Michael Moore’s film Planet of the Humans bevatte de ongewenste boodschap dat duurzame energie ook vervuilend is. Achter de schermen ontstond druk vanuit de Groene beweging op YouTube, dat de video na enige dagen verwijderde – er zou een copyright schending van vier seconden in staan. Kees de Kort sprak in een interview op YouTube met het platform De Nieuwe Wereld over ‘oorlog tegen de eigenbevolking’. Op 26 mei meldde het kanaal dat de video verwijderd was, hoewel dat twee dagen later door YouTube is teruggedraaid.
Maurice de Hond gaf in een uitzending van interviewprogramma Café Weltschmerz kritiek op de medisch-wetenschappelijke onderbouwing van de 1,5 meter samenleving. YouTube verwijderde de tot dan toe zeer goed bekeken video – getiteld ‘een wurgslang van 1,5 meter’ – op 25 mei. YouTube verwijderde ook een interview op Café Weltschmerz met huisarts Rob Elens – die van mening is dat hydroxychloroquine een werkzaam geneesmiddel is tegen corona. YouTube heeft volgens Café Weltschmerz geen reden gegeven voor de verwijdering van de beide videos. Up! Network meldde op 2 juni dat YouTube een video met beelden van arrestaties tijdens een kleine demonstratie in Den Haag tegen de lockdown had verwijdert.
Censuur is opmaat naar autoritaire staat
Techbedrijven zijn in steeds meer landen de uitvoerende arm van de overheid. Ze houden in de gaten of gebruikers geen zaken publiceren die teveel afwijken van de huidige mening van de heersende klasse. De CEO van YouTube kondigde aan dat informatie op YouTube conform het standpunt van de WHO moet zijn – terwijl de WHO continu van standpunt wisselt en zich bovendien in de corona crisis door China liet censureren. Wie gisteren nog braaf in de pas liep kan vandaag opeens een gevaarlijke nepnieuwsverspreider zijn.
Michael Moore, Maurice de Hond, Rob Elens en Kees de Kort hebben onderling niets gemeen, behalve dat autoriteiten hen op dit moment kennelijk als een bedreiging zien. Het is als in 1984 van George Orwell waarin de hoofdpersoon Winston Smith als factchecker in dienst is van een totalitaire staat met ‘the possibility of enforcing not only complete obedience to the will of the State, but complete uniformity of opinion on all subjects’.
Helpers in wetenschap en media
In Nederland komen ook vanuit de wetenschap oproepen tot censuur. José van Dijck, professor media- en digitale samenleving aan de Universiteit van Utrecht, zei op 28 mei in Nieuwsuur dat op sociale media ‘bagger’ staat, zonder een concreet voorbeeld te noemen. Van Dijck riep op tot ‘coregulatie’ door overheid en tech-bedrijven en tot ‘handhaving’ door de overheid. Nieuwsuur-interviewer Jeroen Wollaars liet die oproep onweersproken.
Menig journalist steunt de censuur. Laura Starink, oud-journaliste van de NRC en actief voor het door Buitenlandse Zaken gesubsidieerde blog Raam op Rusland vatte in een interview getiteld ‘Vrijheid van informatie maakt de wereld niet automatisch beter’ de crisis in de journalistiek mooi samen: ‘In Nederland was voor mij het Oekraïne-referendum in 2016 een kantelpunt en dat kwam door de macht van de sociale media’.
Tijs van den Brink, presentator van praatprogramma OP1, zette uiteen hoe zijn redactie pas na lang aarzelen Maurice de Hond uitnodigde: ‘Toen we dat op zeker moment (18 april) toch deden – omdat sommige elementen in De Honds verhaal ons steeds aannemelijker voorkwamen – was hoon ons deel. Hoe we het in ons hoofd haalden hem uit te nodigen, schreef zowel het AD als de Volkskrant’.
Commissies, toezichthouders en officiële waarheden
Laten we eens doordenken over hoe de oproep van José van Dijck tot ‘coregulatie’ en ‘handhaving’ kan uitpakken. Een door de regering ingestelde commissie die zich in het kader van ‘coregulatie’ over uitingen in de media gaat buigen? Bestaande uit Femke Halsema, Geert Mak, Abdelkader Benali en Arnon Grunberg , administratief en juridisch ondersteund door personeel van Kajsa Ollongren? Met in het Comité van Aanbeveling ervaren ex-politici als Ernst Hirsch Ballin, Paul Rosenmöller en Alexander Pechtold?
Of misschien een media-inspectie? Met aan het hoofd een oud-voorzitter van de NPO, want de media moeten hun verantwoordelijkheid pakken? Of wellicht een voormalige directeur van de NCTV, of een voormalig hoofdcommissaris van politie? En hoe zou handhaving er uit kunnen zien? Boetes voor burgers die ‘bagger’ publiceren? Public shaming voor de ‘daders’?
Grondwerk voor een ondemocratische samenleving
Censuur maakt kritiek op de macht onmogelijk. Zonder kritiek op de macht is er geen rechtstaat. Anno 2020 willen wetenschappers de regering laten bepalen wat waarheid is, omdat burgers zonder macht en invloed wel eens hun mening geven op sociale media. En vinden journalisten video’s op YouTube van Maurice de Hond een groter gevaar dan de censuurplannen van minister Ollongren. Ze nemen vrijwillig de rol aan van Winston Smith in 1984, zwoegend in hun digitale Ministerie van Waarheid.
Als de regering samen met monopolisten als Facebook en Google gaat bepalen wat u online mag zien en publiceren zijn we al geen vrije burgers meer. Bereid u dan voor op ‘coregulatie’ en ‘handhaving’ bij andere democratische processen, zoals verkiezingen.