‘Er zit een herhaalpatroon in watersnoodrampen’
Watersnoodrampen hebben een sterk herhaalpatroon en zijn daardoor zeer wel mogelijk te voorspellen en wellicht ook te voorkomen. Gecombineerde werking van zee, maan, maanstand en getijden zijn bij waternoden van doorslaggevende invloed. De gepensioneerde 77-jarige Haagse ingenieur Jan Willem Boehmer, voormalig medewerker van Rijkswaterstaat en de Deltadienst, heeft een analyse gemaakt van honderden overstromingen in de afgelopen eeuwen in ons land.
Van de 66 dijkdoorbraak-vloeden sinds het jaar 1014 waren er 22 bij Laagspringtij en 44 bij Doodtij; 22 bij Eerste Kwartier, evenzoveel bij Laatste Kwartier en niet één bij Hoogspringtij. Als er eerder lering was getrokken van gelijken bij watersnoodrampen was de meest recente – die van 31 januari op 1 februari 1953 – mogelijk te voorkomen geweest. Dezelfde herhaalpatronen als bij de watersnoodramp van 1953 kunnen zich gaan voordoen op 25 en 26 februari 2024, aldus Boehmer.
Hoe hoger de dijk, hoe meer slachtoffers
De Deltacommissie die de oorzaak van de watersnoodramp van 1953 onderzocht moest het stellen zonder de tot staatsgeheim verklaarde getuigenverslagen van overlevenden. De Deltacommissie concludeerde dat wateroverslag van dijken als gevolg van extreem natuurgeweld de oorzaak was. Het gevaar kwam echter niet van boven, maar van onderen. De eerste slachtoffers vielen doordat dijken als plumpuddingen in elkaar zakten. Het ophogen van dijken en het uitdiepen van vaarwegen vergroot alleen maar het gevaar, aldus Boehmer. Hoe hoger de dijk, hoe groter het aantal slachtoffers.
Opmerkelijke uitkomst van Boehmers bevindingen is, dat de omstandigheden waaronder de rampen plaatsvonden zoveel gelijkenis vertonen dat op grond daarvan te voorspellen valt wanneer de zee weer vernietigend zal toeslaan. Dat is dan ook de reden dat hij zich vertwijfeld afvraagt:
‘Hebben al die dijkverhogingen van de afgelopen eeuwen een eind gemaakt aan de reeks watersnoodrampen?’
‘Nee.’
‘Waarom blijven we er dan toch mee doorgaan?’
De bevindingen van de onvermoeibaar naar de waarheid zoekende ingenieur zijn samengevat in het Longread-verhaal ‘De Vloek van Zee & Maan EN Jan Willem Boehmer’, dat bij dit artikel is gevoegd. Lees het HIER.
Een citaat:
‘Verdomme, de nabestaanden hebben bijna zeventig jaar na de watersnoodramp van 31 januari op 1 februari 1953 toch zeker het recht om eindelijk te weten wat er écht is gebeurd?!’
Dat is de afgelopen jaren de drijfveer geweest van Boehmer om niet te rusten voor hij had achterhaald of er herkenbare en dus te voorspellen patronen zitten in de watersnoodrampen die ons land in de voorbije eeuwen hebben getroffen.
Boehmer, deskundige op het gebied van grondmechanica, verdiepte zich in de gecombineerde werking van zee, maan, maanstand en getijden op de conditie van onze dijken.
De gepensioneerd ingenieur maakte van de watersnoodramp van 1953 zijn eigen Coldcase-zaak.
Geheimgehouden (!) archieven van de watersnoodramp van 1953 diepte hij op, nabestaanden van slachtoffers werden geïnterviewd en talloze boeken, verslagen en kranten uit die tijd werden tot in detail uitgeplozen.
De privéspeurder leefde zich ook in hoe de toenmalige premier Willem Drees en zijn minister van binnenlandse zaken Louis Joseph Maria Beel een controverse moeten hebben gehad over de besteding van de schaarse begrotingsgelden, zo kort na de oorlog en de watersnoodramp van 1953.
De inzet van die strijd was volgens Boehmer ‘alles investeren in de beveiliging van het land tegen het water, of ook een deel reserveren voor de oudedagsvoorziening, in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW)’.
De ‘rode’ regeringsleider wilde hoe dan ook die nieuwe sociale verworvenheid voor de burger op zijn conto kunnen bijschrijven.
Het werd van beide een beetje.
‘Catastrofaal voor het Deltaplan’, aldus Boehmer, die er zelf aan meewerkte. ‘Riviermondingen hadden moeten worden afgesloten. Dat had hommeles betekend met de havensteden Antwerpen en Rotterdam. Maar zoals het nu is, rammelt het aan alle kanten.’
Tunnelvisie bij Rijkswaterstaat
Met zijn vernietigende conclusies valt Boehmer niet alleen zijn collega’s uit zijn dienstjaren bij Rijkswaterstaat af, maar ontziet hij ook zichzelf niet.
Uit zijn herinneringen wordt duidelijk dat er bij Rijkswaterstaat en de Deltadienst zozeer werd geleden aan tunnelvisies en gebrek aan zelfkritiek “dat het was alsof we collectief in coma waren geraakt”.
Pas jaren na zijn pensionering ontwaakte Boehmer.
De Hagenaar gooide in de loop der jaren meer dan eens de knuppel in het hoenderhok door mee te werken aan krantenpublicaties waarin de zwakheden van onze kust- en rivierbescherming werden blootgelegd.
Hij introduceerde de term ‘Watergevaar van Onderen’ om beeldend duidelijk te maken dat de veronderstelling niet deugt dat er alleen door overspoeling van dijken slachtoffers vallen. Het leed is dan vaak al geschied. Dijken kunnen door ‘onderspoeling’ als een plumpudding ineenzakken”.
Rijkswaterstaat schoot in een kramp toen Boehmer op de voorpagina van een landelijk dagblad de betrouwbaarheid van de Oosterscheldekering – een van de projecten waaraan hij zelf meewerkte – in twijfel trok.
Er was echter ondubbelzinnig bewijs voor die bewering. In de aanbesteding gericht aan de markt voor grote hoeveelheden stenen om door bodemcorrosie diep uitgesleten kuilen bij de kering op vullen, stond die twijfel over de betrouwbaarheid door de opdrachtgever van de klus (Rijkswaterstaat) zwart op wit beschreven.
Sindsdien zorgt de naam Jan Willem Boehmer voor een schrikeffect bij alle betrokkenen die verantwoordelijk zijn voor de waterveiligheid van ons land.
HIER de naar de longread van Theo Jongedijk en Jan Willem Boehmer: De Vloek van Zee en Maan.