De Gouden Eeuw zal en moet herschreven worden
Het is niet voor het eerst, dat instanties de geschiedenis wensen te herschrijven. In het communistische Oostblok was het ook goed gebruik. Piet Emmer neemt volgens dat anti-kapitalistische mechanisme Johan Huydecoper (1599-1661) onder handen: ‘Hij bezat veel te veel woonruimte’.
Het Amsterdam Museum – voorheen Amsterdams Historisch – heeft het begrip ‘Gouden Eeuw’ in de ban gedaan. De term zou geen recht doen aan de grote armoede in Nederland in de zeventiende eeuw. Voor een groot deel van de bevolking had die periode niets met goud, maar alles met honger en uitbuiting te maken.
Ook zou deze term verhullen dat Nederland overzee allerlei vreselijks uitvoerde zoals slavenhandel, de uitroeiing van de bevolking van het eiland Banda en de hardhandige kolonisatie van delen van Noord- en Zuid-Amerika, Afrika (de Kaap) en de Indonesische Archipel.
De meeste mensen in het Europese en overzeese Nederland werden met honger, ziekte, geweld en uitbuiting geconfronteerd. Goud was die eeuw hoogstens voor een kleine bovenlaag, die van dat geweld, de lage lonen, de slavenarbeid en de koloniale handel profiteerde. Weg dus met dat begrip.
Volgens onze huidige normen en waarden is er tegen al die bezwaren weinig in te brengen. Het is juist dat de inkomens en vermogens in ons land toen extreem ongelijk waren, althans in vergelijking met de huidige cijfers. Ook de werktijden waren lang en de lonen laag. Vooral in de zomer met lang daglicht was er van een achturige werkdag geen sprake.
Een werkweek bestond toen uit zes dagen, de lonen werden vaak per dag uitbetaald en de meeste huisvesting voor de lagere-inkomensgroepen was volgens onze huidige normen onhygiënisch, te krap en zeer brandgevaarlijk. Hoe komen we eigenlijk aan die term ‘Gouden Eeuw’? Is het niet een poging ons zand in de ogen te strooien?
Het kapitalistische verleden behoort immers een aaneenschakeling van menselijke ellende te zijn en daar moet geen verhullend en verkeerd etiket op worden geplakt. ‘Grauwe Eeuw’ doet wel recht aan alle negatieve kanten van de toenmalige Nederlandse samenleving.
Michiel de Ruijter: van kindarbeider tot admiraal
Ook de website van de trotskistische Internationale Socialisten ziet niets in deze term. Schamper wijst de website naar de grote vlootvoogden uit die tijd, van wie er verscheidene van zeer eenvoudige komaf waren.
In plaats van je te verwonderen hoe een doodarme kindarbeider als Michiel de Ruijter het zo ver in de maatschappij heeft kunnen brengen, wijst de website erop dat De Ruijter’s biografie het feit verdoezelt, dat wie in een kapitalistische maatschappij voor een dubbeltje geboren is, meestal nooit een kwartje zal worden. Weg dus met die ‘Gouden Eeuw’.
Zoals zo vaak ligt de waarheid in het midden. Ja, de Gouden Eeuw in Nederland was een uitzonderlijke periode in de Europese geschiedenis, maar het is onmogelijk om daarbij de huidige maatstaven aan te leggen wat betreft inkomensverdeling, mensenrechten, het toepassen van geweld, oorlog en vrede, gezondheid, gelijkheid tussen man en vrouw, democratie, duurzaamheid, en ga zo maar door.
En de tolerantie, dan?
Als we echter meten met de maatstaven van die tijd, is er wel degelijk iets bijzonders aan de hand in ons land. Alleen al de explosie van schilderkunst, gebaseerd op een koopkrachtig publiek uit de burgerij en niet uit de adel of de kerk, is een rechtvaardiging om dit begrip te handhaven zoals de directeur van het Rijksmuseum benadrukte, toen hij werd geconfronteerd met de beslissing van het Amsterdams Historisch Museum.
En er was nog veel meer: de religieuze tolerantie, het republikanisme, en – of de Internationale Socialisten het er nu mee eens zijn of niet – de maatschappelijke en geografische mobiliteit. Nederland had in de zeventiende eeuw een van de meeste vrije arbeidsmarkten ter wereld, samen met Engeland.
Geen democratie, maar ook weinig feodale verhoudingen
In ons land bestonden nauwelijks nog feodale verhoudingen, waarbij grote groepen mensen niet konden of gaan waar ze wilden en verplicht moesten werken voor de eigenaar van hun land en huis. Ongehuwde vrouwen waren handelingsbekwaam en vermogen was in ons land meestal belangrijker dan afkomst en grondbezit.
Er is wel eens beweerd dat in het zeventiende-eeuwse Nederland ongeveer 3000 mannen de dienst uitmaakten. Dat kan zeker geen democratie genoemd worden, maar het was altijd nog beter dan de dictatuur van één koning of één keizer.
Natuurlijk was niet alles van goud in de Gouden Eeuw. Dat is een kinderlijke gedachte, die alleen bij iemand kan opkomen, die het ontbreekt aan algemene ontwikkeling en historisch inlevingsvermogen.
Bovendien gaat het met de protesten tegen de Gouden Eeuw om selectieve verontwaardiging, want begrippen als ‘The Iron Age’ en ‘The Age of Extremes’ en zelfs het etiket ‘Hongerwinter’ dekken geen van alle de lading, terwijl ik daar nog geen onvertogen woord over heb gehoord.
De IJzeren Eeuw en de Eeuw van Extremen
Zo was er gedurende de negentiende eeuw in Europa wel sprake van een snelle industrialisatie en inderdaad werd er meer ijzer gebruikt bij de bouw van schepen, treinen en gebouwen (Eiffeltoren) dan ooit tevoren, maar in de ‘Iron Age’ hadden de meeste voorwerpen, ideeën en levensomstandigheden niets met ijzer te maken.
Ook het etiket van de daarop volgende eeuw, ‘the Age of Extremes’, klopt niet, want de verreweg meeste bewoners van Europa wezen juist de extremistische ideologieën van het fascisme, nationaalsocialisme en communisme af. Toch hebben deze benamingen zin, want ze geven met één woord een kenmerkend aspect van het benoemde tijdvak weer.
Zelfs het woord ‘Hongerwinter’ is eigenlijk incorrect, want in het laatste winter van De Bezetting beperkte de voedselschaarste zich tot de stedelijke gebieden in West-Nederland, terwijl er in het bevrijde Zuiden en het veel minder verstedelijkte Oosten en Noorden van Nederland van massale honger geen sprake was.
Discriminatie en uitbuiting zijn van alle tijden
Termen als ‘eeuw van de honger’ of – for that matter – van de epidemieën, van de discriminatie, van de uitbuiting of van de slavernij hebben weinig zin, want deze verschijnselen hebben altijd bestaan, bestaan nog en kunnen niet dus niet met een bepaalde eeuw worden geassocieerd.
Dit alles heeft de directie van het Amsterdams Historisch Museum blijkbaar niet kunnen vermurwen. De term ‘Gouden Eeuw’ zal uit de toelichting bij de tentoongestelde voorwerpen en schilderijen worden verwijderd. Ik weet niet hoe het komt, maar onwillekeurig moet ik denken aan de bijschriften in sommige musea in het voormalige Oostblok, waar ‘voor Christus’ en ‘na Christus’ werden vervangen door het atheïstische ‘voor en na het begin van onze jaartelling’.
Zullen we alvast de toelichting bij het portret van burgemeester Johan Huydecoper uit de Gouden Eeuw uit de collectie van het Amsterdam Museum volgens de nieuwe normen herschrijven?
Ik stel voor:
‘Portret van de Johan Huydecoper (1599-1661), een ondemocratisch gekozen burgemeester van Amsterdam. Telg van een bekende uitbuitersfamilie in de hoofdstad. Zijn vreemde kleding heeft ten doel te laten zien dat Huydecoper rijk was, waarschijnlijk heeft hij de wevers van de gebruikte stoffen en de kleermaker onderbetaald voor hun werk. Zijn gezonde gelaatskleur wijst op een goede voeding, iets, dat de meeste Amsterdammers in die tijd moesten ontberen.’
‘Zijn vermogen verdiende hij voor een deel als bewindhebber van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, een roofonderneming, die handelde in Aziatische producten vervaardigd door uitgebuite boeren, ambachtslieden en arbeiders overzee. Huydecoper zette zich in voor geldverslindende projecten zoals de bouw van het Stadhuis op de Dam. Daar hadden de meeste Amsterdammers niets aan.’
‘Huydecoper bezat bovendien veel te veel woonruimte: een groot huis binnen de grachtengordel en een ruime buitenplaats aan de Vecht. De meeste Amsterdammers woonden toen in kleine krotten. Geen wonder dat Huydecoper 62 jaar oud is geworden, de gemiddelde leeftijd in de stad lag toen veel lager.’
Bezwaar, iemand?