Arnout Jaspers: Ook bij nader inzien recidiveren TBS-ers niet minder dan gewone gedetineerden

Vorige week schopte ik tegen een heilig huisje aan: volgens het heersende narratief werkt TBS prima, want de recidive van vrijgelaten TBS-ers is veel lager dan van gewone gedetineerden die hun straf hebben uitgezeten.
Dat lijkt zo, als je alleen kijkt naar de algemene cijfers voor recidive die de fans van het TBS-systeem daar altijd bij presenteren: recidive binnen twee jaar van TBS-ers is 20 procent, die van gewone gedetineerden 47 procent.
De stelling in mijn column van vorige week, dat die lagere recidive van TBS-ers vooral gezichtsbedrog is, stuitte uiteraard op heftige kritiek van de talkshow-experts; mensen als TBS-advocaat Job Knoester en criminologe Marijke Drogt trokken op X ten strijde. Reden genoeg om er deze week nog een keer op terug te komen, op basis van meer specifieke recidive-cijfers.
Draaideurcriminelen
Mijn kritiek kwam er in het kort op neer, dat die algemene cijfers de recidive van een kinderverkrachter die weer gruwelijk in de fout gaat, hetzelfde wegen als de recidive van een hashhandelaar of inbreker. Gewone gevangenissen zitten vol met draaideurcriminelen die na het uitzitten van hun straf van een paar weken of maanden vrolijk verdergaan met hun illegale handel en wandel, wat het recidivepercentage van de hele groep flink opschroeft. Maar hoe vaak recidiveert iemand die tot vier jaar bajes (maar niet tot TBS) veroordeeld is voor verkrachting of een gewapende overval?
Mijn stelling was, dat als je de recidive van TBS-ers en gewone gedetineerden uitsplitst naar ernst van het delict en dan per categorie vergelijkt, de lagere recidive van TBS-ers vrijwel helemaal verdampt, en mijn cijfers wezen dat ook uit.
Nu had ik mijn opponenten wel een kans voor open doel gegeven, doordat ik mijn cijfers voor een deel door Grok had laten verzamelen. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) van het ministerie van Justitie geeft namelijk geen helder overzicht van recidive uitgesplitst naar ernst van het delict, maar blijkbaar is die informatie wel te destilleren uit her en der verspreide documentatie van het WODC en TBS Nederland.
Natuurlijk bestaat het risico dat een chatbot als Grok de plank misslaat. Maar de cijfers die ik zelf kon controleren klopten, en de critici op X wezen ook geen concreet getal aan dat niet klopte. Wel verwees criminologe Drogt me naar een wetenschappelijk artikel dat onomstotelijk zou aantonen dat althans voor zedendelinquenten de recidive van TBS-ers echt lager is dan die van gewone gedetineerden.
Goed opgezet onderzoek
Het is voor een keer nuttig om vrij diep op de details van zo’n onderzoek in te gaan, ter illustratie hoe je zelfs met schijnbaar objectieve cijfers alle kanten uit kan. Dit Nederlandse onderzoek uit 2014, A Quasi-Experimental Evaluation of High-Intensity Inpatient Sex Offender Treatment in the Netherlands, vergeleek 90 TBS-ers die waren vrijgelaten na een zedenmisdrijf, met 176 gewone gedetineerden die een zedendelict gepleegd hadden. Alle daders kwamen vrij tussen 1996 en 2002 en de meesten zijn daarna meer dan tien jaar gevolgd. Zulk goed opgezet onderzoek, met een controlegroep van vergelijkbare niet-TBS-ers en een lange volgtijd, is zeldzaam in deze branche, dus belangrijk.
16 subgroepen
De onderzoekers kozen er niet voor om simpelweg te turven hoe vaak de TBS-ers en de ex-gedetineerden weer in de fout gingen, maar deelden beide groepen eerst in in vier risico-klassen, van laag (1) tot hoog (4) risico op recidive. Dat gebeurde op grond van Static99R, een checklist met gegevens die aan het begin van de detentie bekend zijn, zoals leeftijd ten tijde van het eerste delict, eerdere recidive, en dergelijke. Uit eerder onderzoek is gebleken, dat die score redelijk voorspellend is voor het risico op recidive. Ook maakten ze onderscheid tussen recidive met een zedendelict of met een geweldsdelict (door rood licht rijden of een winkeldiefstalletje telden terecht niet mee).
Zo krijg je 4 (risiconiveau) x 2 (zeden/geweld) x 2 (wel/niet TBS) = 16 subgroepen. Voor elk van die subgroepen bepaalden ze een ‘overlevingscurve’: direct na vrijlating heeft nog niemand gerecidiveerd, dus is 100% nog ‘in leven’, en elke keer dat iemand in de fout gaat ‘overlijdt’ die, ofwel verdwijnt uit de groep. Zo’n curve daalt dus sprongsgewijs in de tijd.
In 5 van de 8 paren heeft TBS geen effect
Daar is niks mis mee, zo kun je data analyseren. Voor de acht curves met recidive met een geweldsdelict ziet dat er zo uit:

Die 16 overlevingscurves vormen 8 paren met wel/niet TBS-behandeld, en als TBS werkt, daalt in zo’n paar de wel-TBS curve statistisch significant langzamer dan de niet-TBS curve. In bovenstaand plaatje berekenen de onderzoekers dat twee van de vier afgebeelde paren inderdaad een significant verschil laten zien (aangegeven met a en b): TBS-behandeling werkt om recidive met een geweldsdelict te verminderen bij risicogroep 3 en 4. De zedendelicten leveren een soortgelijk plaatje op, en daarvoor claimen de onderzoekers een ‘marginally significant‘ (nog net significant) positief effect voor de TBS-behandeling, maar alleen in risico-groep 4.
In 5 van de 8 paren vergelijkingen heeft TBS dus geen effect. TBS maakt sowieso geen verschil voor risico-groepen 1 en 2, en in risico-groep 3 ook niet voor zedendelichten. En let wel: ook in de subgroep met het sterkste effect van TBS (‘a’ in het plaatje) gaat op den duur 35% weer in de fout met een geweldsdelict.
Het absolute aantal recidives
De onderzoekers trekken uit deze gegevens de conclusie dat de TBS-behandeling des te beter werkt, naarmate het aanvankelijke risico op recidive hoger was. Dat is dus precies wat TBS beoogt, stellen zij: de meest gevaarlijke zedendelinquenten minder gevaarlijk maken voor de maatschappij.
Maar schiet de maatschappij hier ook iets mee op? Plegen 100 vrijgelaten TBS-ers minder recidive dan 100 uit de gevangenis vrijgelaten zedendelinquenten? Om dat te bepalen, heb ik die overlevingscurves gebruikt om het absolute aantal recidives in elke subgroep te bepalen (als zo’n curve daalt van 1 naar 0,4, bijvoorbeeld, heeft 60% gerecidiveerd, en het aantal daders in elke subgroep staat in het artikel). Vervolgens heb ik de recidives in de TBS-behandelde subgroepen opgeteld, de recidives in de niet-behandelde subgroepen opgeteld, en alle cijfers omgezet naar recidive per 100 vrijgelaten. Dan levert onderstaande tabel op:

Autoriteitsargument
Dus als je geen onderscheid maakt naar risicoprofiel, maakt wel of geen TBS-behandeling niets uit voor recidive met een geweldsmisdrijf (39 – 39) en recidive met een zedendelict is onder TBS-behandelden zelfs hoger dan onder vrijgelaten gewone gevangenen (18-13).
Ik mailde hoofdonderzoekster Wineke Smid mijn bevindingen, en haar eerste reactie was, dat ik niet zelf creatief moest gaan cijferen, maar eerst het hele artikel moest lezen (wat ik uiteraard allang gedaan had). Drogt zette als tegenargument een screenshotje op X van Smids publicatieprofiel, waaruit bleek dat ze een gepromoveerd onderzoekster is met bijna 70 publicaties en bijna 600 citaties op haar naam. Ik heb in ruim drie decennia wetenschapsjournalistiek nog nooit meegemaakt, dat beta-wetenschappers me met zulke pathetische autoriteitsargumenten proberen de mond te snoeren, maar criminologen hebben daar een handje van. Dat terzijde.
Inhoudelijk stelde Smid zich op het standpunt, dat ik TBS-zedendelinquenten niet zomaar mag vergelijken met niet-TBS-zedendelinquenten, omdat de groepen niet vergelijkbaar zijn. Daar heeft ze op zich gelijk in, maar dat is wel de vergelijking die altijd aan de talkshow-tafels van stal gehaald wordt door mensen als Job Knoester of Hjalmar van Marle, voormalig directeur van het Pieter Baancentrum: TBS-ers recidiveren veel minder dan gewone gevangenen, dus TBS werkt prima, discussie gesloten. En dat is ook op grond van deze cijfers gewoon niet waar.
Het cruciale verschil tussen beide groepen is dat 72 procent van de TBS-groep een hoog risicoprofiel heeft, en slechts 34 procent van de niet-TBS groep. Nogal wiedes: het doel van TBS is om de meest gevaarlijke zedendelinquenten na hun gevangenisstraf langer binnen te houden (en te behandelen, voor zover mogelijk), en blijkbaar kunnen rechters met enig succes inschatten wie het meest gevaarlijk is, dus die leggen ze TBS op.
Dat is trouwens geen raketwetenschap: zo blijkt recidive de beste voorspeller van recidive. Met andere woorden: wie al eens gerecidiveerd heeft, gaat dat waarschijnlijk weer doen zodra hij de kans krijgt.
PR-verhaal rammelt aan alle kanten
Dit onderzoek maakt aannemelijk dat TBS de zeer hoge recidive van de hoog-risicogroep zedendelinquenten omlaag kan brengen, maar niet in die mate dat vrijgelaten TBS-zedendelinquenten als groep minder gevaarlijk zijn voor de samenleving dan vrijgelaten ‘gewone’ zedendelinquenten.
Daarbij is het ook nog de vraag in hoeverre dit niet gewoon het effect is van langer opgesloten zitten: TBS-ers zitten gemiddeld eerst vijf jaar celstraf uit, en daarna negen jaar TBS, dus ze zitten veertien jaar binnen, veel langer dan zedendelinquenten die alleen celstraf krijgen.
Maar dat is wel het PR-verhaal van justitie en de TBS-archipel: TBS-ers recidiveren dankzij intensieve therapeutische behandeling over de volle breedte veel minder dan vergelijkbare ‘gewone’ misdadigers. Met dat verhaal wordt het morrende volk gepacificeerd, iedere keer als het weer gruwelijk misgegaan is met een TBS-er, en het rammelt aan alle kanten.
Wetenschapsjournalist Arnout Jaspers is auteur van de bestsellers De Stikstoffuik (2023) en De Klimaatoptimist (2024), over energietransitie in Nederland. De boeken zijn HIER en HIER te bestellen. Informatie voor media en boekhandel: info@blauwburgwal.nl.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!