LONGREAD! De merkwaardige geschiedenis van protestantse politici, dominees, hun media en hun afwijking naar links

SypWynia 19-4-25
Ansichtkaart van Oudega, gemeente Smallingerland, Friesland (1984). Rechtsboven het torentje van de Gereformeerde Kerk. Bron: Marktplaats.

Ik kwam er al jong hardhandig achter dat de verzuiling het scherpst is als de verschillen het kleinst zijn. Als kleuter verkende ik voorzichtig de omgeving van het dorp waar ons jonge gezin een tijdje eerder was neergestreken. Al na een paar honderd meter bleek ik een onzichtbare grens overgestoken.

In de buurt van een plukje arbeiderswoningen aan de rand van de bebouwing joegen wat oudere jochies mij weg onder de uitroep ‘âld kant, âld kant’ (oude kant). Ik rende geschrokken naar huis en vroeg mijn moeder wat dat te betekenen had. Veel uitleg kwam er niet, maar dat het iets met ‘gereformeerden’ van doen had, dat bleef wel hangen.

In dat Friese dorp leefde de Afscheiding van 1834 dan wel de veel grotere Doleantie van 1886 – twee historische afsplitsingen van de Nederlands Hervormde Kerk – blijkbaar nog als de dag van gisteren, zoveel kreeg ik op die manier wel ingeprent.

Ons gezin kwam van buiten en diende zich een plaatsje te verwerven in het verzuilde dorpsweefsel van gereformeerden, vrijzinnig-hervormden, ongelovigen en buitenkerkelijken. De christelijke school (‘Met den Bijbel’) was er voor de gereformeerden en de veel kleinere Openbare School was er voor de rest.

Met uitzondering van de familie Wynia. Wij waren dan wel hervormd, maar weer niet vrijzinnig, zoals het hervormde kerkbestuur en de hervormde kerkvoogdij. Die ‘vrijzinnigen’ waren, hoewel klein in getal, de baas van de middeleeuwse kerk en van de kerkelijke landerijen en benoemden ook de dominee – steevast van vrijzinnige snit.

Wij behoorden tot een plukje ‘rechtzinnigen’ dan wel ‘orthodoxen’, die nog in 1960 een eigen ‘gebouwtje’ neerzetten, voor kerkdiensten, voor zondagsschool en catechisatie. Deze ‘evangelisatie’ was in de jaren dertig ontstaan uit een soort opwekkingsgolfje: te recht in de leer voor de lokale hervormden, niet gereformeerd genoeg voor de plaatselijke gereformeerden.

Mijn ouders kwamen hun nieuwe dorp binnen met vier kleine kinderen, alle onder de drie jaar. Ons gezin was nog jong genoeg voor gezinsuitbreiding en we waren een dankbaar doelwit voor zowel de christelijke – tot dan toe vooral gereformeerde – school als voor de openbare school. De christelijke school won.

Mijn vader mocht als eerste niet-gereformeerde ook aanschuiven in het schoolbestuur van de School met de Bijbel, dat tot dan toe – en nadien eigenlijk nog steeds – een onderafdeling was van het gereformeerde kerkbestuur. Mijn vader bracht na de vergaderingen van het schoolbestuur steevast half geamuseerd, half geërgerd verslag uit aan mijn moeder: hoe de dominee van de gereformeerden en de ouderlingen van de gereformeerden hun strakke leer oplegden aan het schoolbestuur van de officieel dan wel ‘christelijke’, maar in de praktijk stiekem nog altijd gereformeerde school.

Totale zondagsheiliging

De protocollen waren strak in die dagen. De gereformeerden – twee derde van de bevolking – trokken twee keer per zondag in sombere zondagse kleren naar de gereformeerde kerk, die zowel ’s ochtends als ’s middags afgeladen moet zijn geweest. Alleen wie van verre kwam, werd geacht met de fiets te mogen komen. De rest liep ’s ochtends heen en terug, gebruikte thuis de warme zondagse maaltijd, ging daarna snel terug naar de kerk en keerde na afloop van de dienst huiswaarts.

De zondag was een heuse werkdag voor onze gereformeerde dorpsgenoten, al helemaal voor de vele veehouders, die ook nog twee keer de koeien dienden te melken. Voor de rest was het op de plaats rust. De zondagsheiliging was totaal: geen lichaamsbeweging, geen werk dat niet absoluut noodzakelijk was – ook als de hooioogst dreigde teloor te gaan door regenval was dat geen excuus om op zondag te werken.

Sport, sowieso al niet bijster hoog aangeschreven bij de gereformeerden in ons dorp, was natuurlijk al helemaal uit den boze op zondag. Wij van ‘de evangelisatie’ dan wel van ‘de âld kant’ kenden ook zondagsheiliging, maar de gereformeerden, zo werd bij ons gevonden, dat waren pas echte scherpslijpers.

Ondertussen gingen mijn tweelingzusje en ik wel degelijk naar de gereformeerde school die we School met den Bijbel noemden, waren onze schoolvriendjes en buurkinderen vaak ook gereformeerd, maar op zondag scheidden onze wegen en ook door de week hadden de gereformeerde kinderen verplichtingen in de gereformeerde infrastructuur voor jongens en meisjes, ‘knapen’ en wat dies meer zij. Daar genoten ze een gedegen opleiding voor een leven als gereformeerde, dat was op zijn minst ons vermoeden. Wij waren weliswaar buitenstaanders, maar zo ben ik toch maar mooi gereformeerdoloog geworden.

Kerk en politiek

Toen het eenmaal 1960 was geworden, ging het snel. Het meest zichtbaar was dat door het verkeer op zondag. Wie ver weg woonde, permitteerde het zich nu met de auto te komen in plaats van met de fiets. Het duurde niet lang of de hele dorpskern was twee keer op zondag een volledig volgestouwde parkeerplaats voor de gereformeerde kerkgangers die hun nieuwverworven weelde kwamen etaleren.

Aansluitend daarop werden de plechtstatige zondagse kleren al gauw vervangen door windjacks en andere vrijetijdskleding. In het kader van de vooruitgang kochten de ouderlingen van de gereformeerde kerk de pas gesloten zuivelfabriek om er een dorpshuis van te maken: officieel een gereformeerd huis, maar anderen mochten er ook gebruik van maken. Dat laatste was niet uitsluitend een kwestie van moderne, oecumenische tolerantie, maar zeker ook een poging breder commercieel draagvlak te vinden.

Het was in die dagen dat je ook voortdurend – met instemming of juist niet – namen hoorde vallen als die van ‘Verkuyl’ en ‘Kuitert’, ‘Bruins Slot’ en ‘Berghuis’. Alsook die van ‘Algra’ – maar dat was Hendrik Algra, de geharnaste tegenstander van al die nieuwe gereformeerde en antirevolutionaire nieuwlichters. Algra was niet alleen senator van de ARP en hoofdredacteur van het Friesch Dagblad, maar kwam ook steevast in het zicht van verkiezingen onze gereformeerden in de kerk oproepen om trouw aan de traditie op de Anti-Revolutionaire Partij te stemmen. Van scheiding tussen kerk en politiek was bij de mannenbroeders van ons dorp hoegenaamd geen sprake.

In één nacht communist

Mijn leven ging ondertussen verder. Ik ging naar de HBS in de buurt die officieel ook christelijk was, maar toch vooral weer gereformeerd. Toen ik mij naar de universiteitsstad begaf, was ik steevast van plan om mij nu maar eens los te maken van de gereformeerde wereld en werd ik een studentenvereniging binnengelokt die met enthousiasme de moderniteit heette te omarmen. Er waren zelfs serieuze plannen het etiket ‘reformatorum’ te laten vallen, al werd die discussie opgehouden door de vraag of een condoomautomaat op de sociëteit wel was zoals het hoorde.

Ik liet mij vermurwen en was er zo actief ooggetuige van dat de gesloten gereformeerde studentenwereld serieus streefde naar ‘openheid’ – zij het op het gevaar af zo in schoonheid te sterven.

Zo bleven gereformeerde en andere protestantse jongens en meisjes in het Groningen van begin jaren zeventig steeds minder in hun beschermde wereld, ze gingen misschien wel samenwonen, ze stemden misschien wel niet meer op de ARP maar op de PPR of zelfs op de PSP. Ik heb ze wel gekend, de gereformeerde bakkerszonen en dito arbeiderskinderen die onder invloed van de Vietnamoorlog in één nacht communist werden en vervolgens net zo makkelijk actief werden in de radicale studentenbeweging die onder auspiciën van de CPN opereerde.

Sommige gereformeerde studenten vonden hun studentenvereniging die zich openstelde voor de wereld, zich associeerde met volkscongressen en kraakacties toch te links en te werelds en splitsten zich af. Om na een aantal jaren zelf ook weer linksaf te slaan, richting moderniteit en steeds minder richting eigen kring, waar men eerder nog met afschuw over de lichtzinnigheid van de wereld had gesproken.

Net zoals de EO die werd opgericht in reactie op wat men zag als een te wereldse tendens van de overwegend gereformeerde omroep NCRV, maar enkele decennia later eveneens – zij het nu in de geest van barmhartigheid en rentmeesterschap – menige afslag naar links nam.

Waarom omarmden traditionele gereformeerden allerlei moderniteiten?

De ARP van Abraham Kuypers was in de jaren vijftig van de twintigste eeuw nog een van de meest conservatieve partijen van het land. Zoals ook de gereformeerde kerken veelal een bolwerk van cultureel, politiek en religieus conservatisme waren. Maar vanaf 1960 werden al die gereformeerde bolwerken onder invloed van theologen en politici en zeker ook van ontwikkelingen in de samenleving juist dragers van progressieve, linkse, ‘betrokken’ en zelfs vrijzinnige ambities.

Daarover publiceerden we enkele jaren geleden een boek, De Linkse Kerk. Het boek werd geboren uit een mengeling van verbazing en nieuwsgierigheid. Verbazing over hoe in zo’n korte tijd – soms van enkele jaren, soms van enkele decennia – een in wezen conservatief volksdeel een radicale beweging in linkse richting maakte, waarna stukje bij beetje ook de resterende conservatieven dezelfde weg bewandelden. Typerend is de route van Wim Aantjes, die in de jaren vijftig als Kamerlid nog principiële bezwaren tegen de AOW had, maar als leider van de ARP in de jaren zeventig regeren met de PvdA nagenoeg als een door God gegeven plicht zag.

Ik ben altijd verbaasd geweest over hoe die intens traditionele gereformeerde dorpsgenoten van mij, die aanvankelijk nog geen vrouw zouden toelaten tot de kring van ouderlingen, in betrekkelijk korte tijd allerlei moderniteiten accepteerden of zelfs uitdroegen en dat kennelijk ook weer als logisch onderdeel van de leer van hun vaderen zagen.

Met de verbazing was er de nieuwsgierigheid: waarom zijn er niet stapels reportages en sociologische en historische publicaties over de curieuze reis die gereformeerd Nederland steeds weer over de politieke menukaart maakt, met vrijwel altijd weer die afslag naar links, van kerk naar klimaat ook.

En als ik het dan over ‘gereformeerd’ heb, bedoel ik niet alleen de Kinderen van Kuyper – zoals het merendeel van de gereformeerde dorpelingen van mijn jeugd – maar vaak ook de mensen van de ‘evangelisatie’ die overal al lang zijn samengegaan met de gereformeerden, hun gezamenlijke protestantse kerken, de Afscheiding en de Doleantie voorbij (en soms met opvallende rituelen, zelfs de Reformatie – de afscheiding van de katholieke kerk in de zestiende eeuw – voorbij).

Progressieve kanteling

Dat er relatief weinig over de culturele revolutie in neocalvinistisch Nederland is gepubliceerd, komt naar mijn indruk ook omdat betrokkenen zelf de neiging hebben hun eigen Werdegang te ontkennen. Eerder wordt de indruk gewekt dat de eigen koers als altijd voortvloeit uit de Schrift en dat allerlei progressiefs logisch in de eigen traditie zou passen.

Het is kwestieus. De antirevolutionairen die Ons Indië niet wensten op te geven en nadien (aanvankelijk) evenmin Nieuw-Guinea, zitten niet simpel op één lijn met de gereformeerde actievoerders die in de jaren tachtig voorop liepen in massademonstraties tegen Amerikaanse kruisraketten en vooral het goede wensten te zien bij de politieke leiders achter Sovjet-Russische kernkoppen.

Katholieken en hervormden hebben natuurlijk ook massaal hun eigen zuilen verlaten, de afgelopen decennia. Hervormden gingen daarin zelfs voorop. Het waren ook vaak gelovigen, nadien vaak afvallige gelovigen, die vooropgingen in de sociale bewegingen vanaf het midden van de 19e eeuw.

Ferdinand Domela Nieuwenhuis was een Lutherse predikant, voordat hij zich tot het socialisme, dan wel het anarchisme, dan wel het communisme bekeerde. Willem Drees kwam uit een calvinistisch nest en liet het geloof vallen om zich tot het socialisme te kunnen bekennen.

Links was en is in Nederland heel vaak doortrokken van calvinisme. En overigens dragen veel politieke bewegingen in Nederland een calvinistisch dan wel gereformeerd stempel, want gereformeerden staan vaak vooraan, nemen het initiatief, nemen verantwoordelijkheid – ook buiten de zuil die met name door Abraham Kuyper vanaf het einde van de 19e eeuw werd vormgegeven.

Sterker nog: geen enkele minderheid had de afgelopen eeuwen relatief gezien zo’n grote invloed op Nederland als de gereformeerden. Ze maakten nooit meer dan een tiende van de bevolking uit, maar zorgden wel voor politieke omwentelingen en leverden verschillende minister-presidenten. Dat zij vanaf 1960 voortdurend linksaf sloegen speelde een sleutelrol bij de decennia van progressieve kanteling van Nederland.

Zonder de links afgeslagen gereformeerde politici van de ARP was er geen kabinet-Den Uyl (1973-1977) geweest. De oppositie in eigen kring kwam van de dominees van de EO en van de rechtzinnige politici van de voorlopers van de ChristenUnie. Maar ziedaar: in de 21ste eeuw werden kabinetten van Balkenende en van Rutte op de been gehouden door dezelfde ChristenUnie, die op haar beurt in verschillende opzichten linksaf slaat en toch herkenbaar gereformeerd blijft.

Tegelijkertijd is het de vraag hoe het verder zal gaan. De kerken lopen pijlsnel leeg. Het CDA werd in de jaren na het premierschap (1982-1994) van de katholiek Ruud Lubbers gaandeweg een steeds kleinere, maar ook een steeds meer gereformeerde en steeds minder katholieke partij. Henri Bontenbal, de huidige CDA-leider, kan probleemloos model staan voor de progressief getinte afslag die het ooit zo conservatieve gereformeerde landsdeel heeft genomen.

‘Barmhartigheid’ en ‘rentmeesterschap’

Als er één historisch draaipunt was, dan was het wel het moment dat de leiding van de ARP besloot het verzet tegen het aan Indonesië laten van Nieuw-Guinea op te geven. Een centrale rol werd, zoals vaker bij het links afzwaaien van gereformeerden en antirevolutionairen, gespeeld door de zendeling en VU-hoogleraar Johannes Verkuyl (1908-2001), die in gereformeerde kring later ook voorging in kritiek op de Vietnamoorlog en in acties tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime.

De jaren zestig grepen hard in bij gereformeerd en antirevolutionair Nederland. Er werd nu radicaal anders tegen Nederland in de Tweede Wereldoorlog aangekeken en al evenzeer tegen de Amerikaanse bevrijders. De Vrije Universiteit, waar het kader van de gereformeerde zuil werd opgeleid, werd net als andere universiteiten en doorgaans tot ontzetting van de kleyne luyden een bolwerk van Marx en Marcuse, om in de 21ste eeuw bij uitstek de universiteit van islamitisch Nederland te worden.

De Anti-Revolutionaire Partij, in de jaren vijftig nog een uitgesproken conservatieve partij, radicaliseerde tot een progressieve partij in de jaren zestig en zeventig – zelfs tot een partij die het als on-Bijbels beschouwde om met de VVD te regeren en het als een sociale plicht zag om met de PvdA samen te werken. Die ideeën droegen in de jaren zeventig bij aan de deelname van antirevolutionaire politici aan het kabinet-Den Uyl, dat tot op de dag van vandaag te boek staat als het meest linkse dat Nederland ooit had.

Ondertussen werd vaak een eigentijds beroep gedaan op de Bijbel. Klassiekers zijn in dat verband de begrippen ‘barmhartigheid’ en ‘rentmeesterschap’ die inmiddels bij het CDA, maar meer nog bij de ChristenUnie bij uitstek gelden als maatstaven voor christelijke politiek. De Bijbelse ‘barmhartige Samaritaan’ geldt als voorbeeld voor de ruimhartige opvang van asielzoekers en het Bijbelse ‘rentmeesterschap’ als aanwijzing dat de mens ‘rentmeester’ is van de wereld die voor opwarming dient te worden behoed. In de Bijbel komt de rentmeester overigens nergens voor, althans niet in de zin van de mens als verzorger van de schepping (vee- en huisdieren daargelaten).

Interessant is ook hoe de protestantse, overwegend gereformeerde media als de omroep NCRV en dagblad Trouw vanaf de jaren zestig meegingen in de tijdgeest, zoals die ook vat had gekregen op de gereformeerde zuil. Inmiddels vormt de NCRV een combinatie met de katholieke KRO en samen koesteren ze een uitgesproken progressief imago. In reactie werd al in 1967 de Evangelische Omroep (EO) opgericht, die in later jaren op haar beurt dikwijls een progressieve richting zou inslaan.

In de 21ste eeuw bleken de predikanten van de protestantse fusiekerk PKN opvallend vaak politiek actief en veel linkser te stemmen dan de rest van Nederland. Een kwart van de dominees stemde in 2003 bijvoorbeeld GroenLinks, vijf keer vaker dan de rest van het land. Het idee van de linkse dominee bleek, zo bezien, niet uit de lucht gegrepen.

Toch een eigen verenigingsgebouw

Terug naar het dorp van mijn jeugd. Kinderen van hervormde ouders kunnen daar niet meer worden uitgescholden voor ‘âld kant’, want ook hier zijn de gereformeerden en hervormden ‘Samen op Weg’ gegaan en hebben ze elkaar gevonden in de PKN. Nu preekt de PKN-dominee in beide kerken. Zelfs zijn de openbare school en mijn ‘gereformeerde’ School met den Bijbel gefuseerd tot één dorpsschool. Zoals ook de eigen gereformeerde ijsbaan (niet schaatsen op zondag, nooit wedstrijden) de nieuwe eeuw niet heeft gehaald.

De voormalige zuivelfabriek die in de jaren zestig door de gereformeerden van ons dorp tot gemeenschapshuis werd gemaakt is niet meer: gesloopt. Vervolgens trokken de gereformeerden echter niet in bij de hervormden: ze bouwden voor alle zekerheid toch maar weer hun eigen verenigingsgebouw, verrassenderwijs ‘De Binding’ geheten.

Soms weegt de last van traditie en identiteit blijkbaar toch zwaarder dan de lokroep van de vooruitgang: een gezamenlijke dominee is nog tot daaraan toe, een gemeenschappelijk onderdak bleek een stap te ver. Een enkele keer dringt de gedachte zich op dat de wendingen die calvinistisch Nederland de laatste zestig jaar doormaakten ons dorp nog niet volledig hebben bereikt.

De ontvangst

Interessant is ook te zien hoe ons boek De Linkse Kerk landde in de media. De meeste van die media zitten in Amsterdam of Hilversum en hebben geen idee van veel van de historische roots van Nederland of hebben zich daarvan afgekeerd. De meeste gingen dus ook schouderophalend voorbij aan de toch zo belangwekkende linkse afslag die het gereformeerde landsdeel sinds 1960 – en tot op de dag van vandaag – aan het maken is.

Na enige aarzeling dook dagblad Trouw – zelf een uitgesproken uithangbord van het linksgedraaide protestantisme – wel op het boek De Linkse Kerk. Ik werd als samensteller van het boek geïnterviewd, kritisch (‘waarom werkten er geen vrouwen mee aan het boek?’) maar toch. Dat interview werd binnen de Trouw-gelederen (lezers, columnisten, hoofdredactie) doelwit van afschuw, ontzetting en ontkenning. De hoofdredacteur voelde zich genoodzaakt te verdedigen waarom ik überhaupt aan het woord werd gelaten in zijn krant en liet dat nog net niet vergezeld gaan door excuses. Maar waarom toch?

Ik laat het bij de veronderstelling dat als je een soort van monopolie op de moraal claimt het handiger is te verzinnen dat je gelijk van vandaag logisch voortvloeit uit je gelijk van gisteren – en wie een andere conclusie trekt tot een lagere morele orde te veroordelen. Wie het beter weet mag het zeggen.

Bovenstaand artikel van Syp Wynia is een ingekorte bewerking van de inleiding van het boek De Linkse Kerk – Hoe calvinistisch Nederland steeds dezelfde afslag neemt.

Het boek is beschikbaar als paperback (264 pagina’s, 23.50 euro) en als e-book (15 euro).

Wynia’s Week houdt de vinger bij de tijdgeest. Wynia’s Week verschijnt 3x per week, onafhankelijk en ongebonden. U maakt dat als donateur mogelijk. Doet u al mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!