Geen enkele branche wordt zo door de overheid in de watten gelegd als het betaald voetbal

Calvin Schukkink
‘De Johan Cruijf ArenA, waarin de rijkste voetbalclub van het land speelt, is mede in eigendom van de gemeente Amsterdam.’ Beeld: knvb.nl.

Het voetbalseizoen is bijna afgelopen. Met nog vier wedstrijdrondes te gaan is het zo goed als zeker dat Ajax kampioen wordt. Dan volgt een voetbalzomer met vaak niet transparante miljoenendeals, die heimelijk mogelijk worden gemaakt met belastinggeld. Het Nederlands betaald voetbal is namelijk big business. Sponsordeals, miljoenensalarissen en voyante merkkleding: menig profvoetballer is aardig vermogend. Dat deze levensstijl mede mogelijk wordt gemaakt door de (lokale) overheid, werpt een ander licht op de zaak. De overheid trekt namelijk al jarenlang miljoenen uit voor het voortbestaan van profvoetbalclubs. Ze koopt stadions, verlaagt huren en voorziet buitenlandse voetballers van belastingvoordelen. Geen enkele branche wordt zo door de staat verzorgd als voetbal.

Het staat buiten kijf dat het Nederlands betaald voetbal de meest bekeken sport van het land is, en ook geld in het laatje van de staat brengt: PwC becijferde in 2023 dat de directe bijdrage van het betaald voetbal aan het Nederlandse bbp zo’n 2,8 miljard euro bedroeg. Hoewel er flink geld rondgaat in de wereld van de betaald voetbalondernemingen (bvo’s), wordt dit in veel gevallen mogelijk gemaakt door financiële steun van de (lokale) overheid. Ten opzichte van andere sporten en branches springt onze overheid altijd bij als het commerciële betaald voetbal op een of andere manier in de problemen komt.

Eigendom voetbalstadions

Een van de manieren waarop de overheid het betaald voetbal steunt, is door de koop van voetbalstadions. Lang niet alle profclubs zijn ook eigenaar van hun voetbalstadion. Neem Ajax, de grootste en rijkste voetbalclub van het land. De Johan Cruijf ArenA is mede in eigendom van de gemeente. Eigenaar van het stadion is Stadion Amsterdam NV, die maar één aandeelhouder heeft: Stichting Administratiekantoor Stadion Amsterdam.

Deze geeft tegen betaling van de waarde van het onderliggende aandeel certificaten op naam uit. De grootste certificaathouder is de gemeente Amsterdam voor 48 procent. Voetbalclub AFC Ajax is dat slechts voor 13 procent. De overige 39 procent zijn uitgegeven aan bedrijven en particulieren. De bouw van het stadion in de jaren negentig, toen de Amsterdam ArenA geheten, is voor het grootste deel bekostigd door de gemeente. Deze stak er destijds bijna 32 miljoen in, tegenover een kleine 9 miljoen van de voetbalclub zelf.

Ook de gemeente Den Haag heeft een stadion in eigendom. Het Cars Jeans Stadion, dat in gebruik is van profclub ADO Den Haag, wordt door de gemeente aan de club uit de Keuken Kampioen Divisie verhuurd. In 2021 schoot de gemeente de club te hulp door uitstel van betaling van de huurachterstand van het stadion te verlenen.

De Haagse topclub voerde onder verschillende directeuren een veel te dure huishouding. Spelers verdienden zeer riante salarissen en er stond veel personeel op de loonlijst. In 2008 gooide de gemeente al eerder flink geld over de balk bij de voetbalclub om deze te redden van de ondergang. Naar schatting heeft de gemeente Den Haag meer dan 70 miljoen euro in de club gestoken rond de crisis in 2008.

Overheid houdt voetbalclubs aan het infuus

Een ander voorbeeld is NEC. De club uit Nijmegen is op dit moment bezig de koopsom voor het stadion van 4,5 miljoen euro bij elkaar te sprokkelen om deze terug te kopen van de gemeente. NEC heeft vroeger het stadion in eigendom gehad, maar toen de club rond 2002 in economisch slecht weer verkeerde, verkocht ze het stadion aan de gemeente voor 12 miljoen euro. De gemeente bleek onlangs bereid het stadion weer te willen verkopen aan de club, maar ditmaal dus voor 4,5 miljoen euro. De gemeente lijdt met deze lage verkoopprijs flink verlies; ze kocht het eerder voor bijna driemaal de verkoopprijs. Een gunst van de gemeente aan de club dus. Althans, een gunst van de belastingbetaler.

Vooral de spiraalbeweging springt in het oog: gemeenten die betrokken zijn bij de bouw of koop van voetbalstadions hebben er later baat bij dat de betreffende club blijft bestaan, en is dan ook geneigd veel geld te betalen om die in leven te houden. Logisch, maar gevaarlijk, omdat de overheid hiermee met belastinggeld een specifieke commerciële instelling aan het infuus houdt.

Hoewel het er alle schijn van heeft dat dit valt onder het verbod op staatssteun (artikel 107 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) – het door de Staat toekennen van financiële voordelen aan bepaalde ondernemingen die concurreren op de EU-interne markt – vindt de gemeente Nijmegen dat ze zich aan de Europese regels houdt.

Onderzoeken naar staatssteun

In 2013 zijn vijf gemeenten door de Europese Commissie onderzocht om na te gaan of de door hen genomen steunmaatregelen stroken met EU-regels betreffende staatssteun. Ze concludeerde aanvankelijk dat de gemeenten Den Bosch, Maastricht, Nijmegen en Tilburg staatssteun hebben verleend, omdat niet gehandeld is in lijn met het Europese Market Economy Operator (MEO)-beginsel. Dit beginsel houdt in dat bij financiële steun van de staat aan een onderneming altijd moet worden nagegaan of een particuliere investeerder in soortgelijke omstandigheden hetzelfde zou hebben gehandeld. Ook hadden deze gemeenten de verschillende soorten financiële steun – voorbeelden zijn verlaging van de huur van stadions en opschorting van betaling van huur (Willem II, Tilburg), kwijtschelding van grote leningen (MVV, Maastricht), aankoop van stadions voor een zeer lage prijs (MVV) en omzetting van vorderingen in aandelen (FC Den Bosch) – niet bij de Commissie gemeld.

Aangezien de Commissie aan het eind van haar onderzoek concludeerde dat alle gemeenten toch hadden gehandeld in overeenstemming met richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, kregen de gemeenten geen sanctie vanuit Brussel.

Uit een onderzoek van De Groene Amsterdammer in 2011 bleek dat tussen 1996 en 2011 de overheid meer dan een miljard euro heeft bijgedragen aan het betaald voetbal in Nederland, ondanks een geldend verbod op staatssteun.

Hoewel veel gemeenten nog altijd miljoenen euro’s via sluiproutes in betaald voetbalclubs steken, zijn sommige ook huiverig geworden om nog eens de portemonnee te trekken voor hun kindje. De gemeente Arnhem schold in 2008 een schuld van Vitesse van maar liefst 11 miljoen euro kwijt. Nu de toekomst van de club opnieuw op het spel staat, heeft de gemeente laten weten niet meer financieel te willen bijdragen om de club in leven te houden.

Belastingvoordeel voor buitenlandse voetballers

Buitenlandse profvoetballers die jaarlijks meer dan 350.000 euro verdienen, kunnen gebruik maken van de omstreden 30-procentsregeling voor expats, en dus 30 procent van hun loon onbelast uitgekeerd krijgen. Desgevraagd laat de KNVB weten dat op dit moment ongeveer 50 buitenlandse voetballers in Nederland gebruik maken van de expatregeling. Bij elkaar opgeteld levert dit de voetballers anderhalf miljoen euro op aan belastingkorting.

Als het aan de voetbalbond ligt, blijft de expatregeling bestaan en wordt die zelfs verruimd, zodat meer buitenlandse voetballers daar aanspraak op kunnen maken. Op dit moment geldt die regeling namelijk alleen voor voetballers die uit een land komen dat meer dan 150 kilometer verwijderd is van Nederland. Duitse, Engelse en Deense voetballers zijn daarom uitgesloten van deze regeling.

Politie-inzet

Verder maakt de overheid ook indirect kosten voor de betaald voetbalclubs in de vorm van een regelmatige politie-inzet. De voorzitter van de politievakbond ACP laat in een telefoongesprek weten dat, hoewel er voor de jaren 2023/2024 nog geen definitieve cijfers bekend zijn, ‘wel meerdere miljoenen (euro’s) op jaarbasis’ uit het potje van de politie worden gevist voor extra politie-inzet bij voetbalwedstrijden. De vakbond pleit inmiddels voor het verleggen van deze kosten naar de organisator van de wedstrijd of het betreffende evenement. Iets wat bij onder andere de KNVB in het verkeerde keelgat schiet: zij vindt dat de politie geen geldprobleem, maar een capaciteitsprobleem heeft, en dat de openbare orde een taak is van de overheid. Wat men er ook van mag vinden: de inzet van politie bij voetbalwedstrijden wordt door de Nederlander vergoed.

Ondertussen verdient de Nederlandse profvoetballer goed geld. Het gemiddelde jaarsalaris van een Eredivisie-speler schommelt rond de €330.000 per jaar. Sterspelers van topclubs als Ajax, PSV en Feyenoord verdienen soms zelfs enkele miljoenen per jaar. En bij de clubs die niet lang geleden in financieel zwaar weer verkeerden, zoals FC Twente en RKC Waalwijk, strijken voetballers enkele tonnen per jaar op. Terwijl deze clubs zonder gemeentelijke steun allang failliet waren geweest.

Geen hulp voor andere verenigingen

Onlangs kwam in het nieuws dat het college van B&W van Tytsjerksteradiel geen subsidie van 125.000 euro zal verstrekken om De Leechkamp (een tennis- en padelvereniging) in stand te houden. Het zou juridisch niet uitvoerbaar zijn, want strijdig met het gelijkheidsbeginsel: andere sportverenigingen zouden dan aanspraak kunnen maken op vergelijkbare bedragen.

Dat is een vreemde redenering. Als de overheid verschillende sportverenigingen evenredig zou moeten ondersteunen, hoe komt het dan dat alleen voetbalclubs met vele miljoenen door de lokale overheid zijn gered? Als er één branche aan het infuus van moedertje staat heeft gehangen, is het wel de betaald voetbalbranche.

Calvin Schukkink is verslaggever van Wynia’s Week en masterstudent staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Utrecht.

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!