Kennis van etniciteit van daders en slachtoffers is wel degelijk van belang

In de Zuid-Franse stad Perpignan verschijnt een krant die in zijn berichten over verkeersongelukken niet alleen het merk van de betrokken auto noemt, maar ook de soortnaam van de boom die door de automobilist werd getroffen. Dit stukje tekst, afkomstig uit het boekje Betrekkelijke kleinigheden (1976), fungeert als motto voor de bloemlezing uit het werk van de journalist en columnist H.J.A. Hofland.
Henk Hofland, die in 1999 door vakgenoten werd uitgeroepen tot ‘journalist van de eeuw’, was een verslaggever en columnist die volgens Hans Renders en Jeroen Vullings ‘de goed bevoorrade geest van de essayist bezat’. In zijn artikelen worden ook steeds aansprekende figuren ten tonele gevoerd die interessant zijn en hem, en mogelijk ook zijn lezers, in beweging brengen. Een journalist moet zijn publiek tot een inzicht brengen, het bewerken en tot iets overhalen. Vandaar de titel van de bloemlezing: Bemande essays.
Achtergronden worden niet vermeld
De artikelen in kranten en tijdschriften die betrekking hebben op recente ontploffingen, moorden en andere ophefmakende misdaden zijn in mijn ogen vaak onbemand. In de vele berichten over recente ontploffingen lezen we nooit iets over de daders, de opdrachtgevers en de motieven. Het blijft bij informatie over het aantal doden en gewonden, de schade en, tot slot, de angst en schrik bij omwonenden. Soms wordt nog melding gemaakt van de aanhoudingen van de jeugdige daders. Dat is het. Maar ik vraag mij af: wie is precies de examenleerling die op de Rotterdamse school een grote ontploffing heeft veroorzaakt? Wat is zijn motief en wat is de achtergrond van de dader? De politie geeft geen nadere inlichtingen en de journalistieke duiding blijft, zoals zo vaak, achterwege.
Dat geldt ook voor algemeen beschouwende analyses over de misdaad. In een artikel over het aantal moorden van het afgelopen jaar in Nederland door misdaadjournalist Gerlof Leistra in Elseviers Weekblad (EW) mis ik bijvoorbeeld informatie over de specifieke achtergronden van zowel daders als slachtoffers. Leistra blijft steken in zijn observatie dat de moorden vaak worden gepleegd in de relatiesfeer en dat het aantal oudere slachtoffers relatief hoog is. Daar blijft het dan bij.
Speelt er ook angst mee? In 1990 schreef de slavist Karel van het Reve in zijn boek De ondergang van het morgenland dat de Nederlandse journalisten mankgaan aan drie gebreken: modieuze goedgelovigheid, de dingen niet goed willen onderzoeken en de neiging tot opzettelijke duisterheid. Sinds de jaren tachtig ligt op het benoemen van etniciteit van daders een morele hypotheek. Je wilt als journalist liever niet in de ultrarechtse hoek worden weggezet.
Is kennisname van de etniciteit van daders en slachtoffers van belang? Ik meen van wel. En daarin sta ik niet alleen. In een artikel in het minderhedenkrantje Contrast (13 februari 2004) schrijft de in Suriname geboren Anil Ramdas: ‘Het is typisch Nederlands om de ogen te sluiten voor uiterlijk verschil. Ik kijk niet naar kleur, want anders discrimineer ik. Veel Nederlanders zijn er juist trots op nooit op iemands buitenkant te letten, en er in principe vanuit te gaan dat iedereen net zo is als zijzelf. Ze vinden het een hele mooie eigenschap, maar in feite is het een vorm van arrogantie.’
Uiterlijk is van belang
Zoals bekend is Suriname een veelkleurige, gelaagde samenleving, met aan de top een kleine kaste van blanken. De Utrechtse cultureel antropoloog Harrie Hoetink, die veel onderzoek heeft gedaan in het Caribisch gebied, stelde al in de jaren zestig vast dat in dit type samenlevingen een permanente gespannen verhouding bestaat tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Ieder lid van een groep heeft bewust of onbewust ‘een somatisch normbeeld’ van de ander. Dat beeld is in de meeste gevallen normatief. Ze beoordelen elkaar, mede op grond van uiterlijke kenmerken (de kleur van de huid, lichaamsbouw en de kleur van het haar), maar ook door middel van houding, gebaar en gedrag. Op de achtergrond spelen natuurlijk ook groepsvooroordelen een rol.
Het is dus heel normaal om mensen te beoordelen op grond van huidskleur en specifiek gedrag. Alleen in Nederland willen we doen alsof kleur en culturele gedragspatronen er niet toe doen. De beeldend kunstenaar Raul Balai noemde in een interview in NRC (16 december 2022) de uitspraak ‘Ik zie geen kleur’ een van de meest racistische dingen die je kunt zeggen. ‘Patroniserend en volledig fout’. Ik kan mij daarin wel vinden. Het uiterlijk, huidskleur, haarkleur en haardracht, je kleding, je lengte en je houding zijn wel degelijk van belang bij de beoordeling van het gedrag.
Toen viel het kwartje
Naar aanleiding van de verwoestende explosie in de Haagse Tarwewijk miste ik lange tijd informatie over de etnische achtergrond van de opdrachtgever, de uitvoerders, het beoogde slachtoffer en het object. Het Openbaar Ministerie laat weten geen mededelingen te kunnen doen over de actuele stand van het onderzoek, het eventuele motief en de mogelijke oorzaak van de explosie. Lange tijd bleef ook journalistieke duiding achterwege.
Pas toen ik na een tijdje vernam dat de hoofdverdachte een Afghaan was en het beoogde object de bruidszaak was van zijn ex-vriendin viel bij mij het kwartje. Kennelijk ging het om een zaak van eerwraak. Zij, de Afghaanse vriendin, had hun relatie verbroken en dit kon de trotse Afghaanse jongeman niet verkroppen. Dan maar een bom op haar winkel in huwelijkskleding. En aan wie geeft deze niet onbemiddelde Afghaanse jongeman de geweldsopdracht? Aan een drietal Marokkaanse jongemannen uit West-Brabant die een busje hebben gehuurd en met zwaar vuurwerk de explosie hebben veroorzaakt. Dat de opdrachtgever een beroep heeft gedaan op Marokkaanse jongens, verbaast mij niet. Immers, jonge, laagopgeleide ‘Marokkanen’ kun je voor allerlei criminele klusjes inhuren. Ze stellen geen vervelende vragen en doen wat hen wordt opgedragen, mits het goed wordt betaald. De betreffende dame moest even een lesje worden geleerd. Het gevolg was een grote brand, ingestorte en zwaar beschadigde woningen en zes doden. Kortom, veel leed en ongenoegen.
Speelt in deze zaak de etnische achtergrond en cultuur van de daders een rol? Já, wel degelijk. Journalisten die het als hun taak zien het publiek goed te informeren, zouden moeten beschikken over voldoende achtergrondinformatie. En dan is kleur en etniciteit ook van belang. In het verleden moest ik bij opvallende incidenten er steeds naar gissen. In zo’n geval kocht ik De Telegraaf waar ik op basis van de voorletters of het woordje ‘el’ bij een achternaam, al gauw de etniciteit van de verdachte kon afleiden. Hierdoor kon ik beter begrijpen wat er zich mogelijk had afgespeeld.
Lezer is mans genoeg
Een veel gehoord argument van de politie, het Openbaar Ministerie en keurige journalisten, aangestoken door de activiteiten van zwart-wit predikers, om de culturele of etnische achtergrond van verdachten en slachtoffers niet te benoemen, is dat het zou kunnen leiden tot vormen van discriminatie en onnodige generalisering. Maar mag ik dat als lezer of toehoorder van het nieuws alsjeblieft zelf bepalen?
De gewelddadige incidenten en ontploffingen moeten daarom, naar de maatstaven van H.J.A. Hofland, worden benoemd en bemand. We hoeven toch niet te wachten tot het moment waarop de verdachten eindelijk voor de rechter verschijnen?
Hans Werdmölder is auteur van het boek ‘De zaak Ridouan T. De loopbaan van een topcrimineel’.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!