Een logeerpartijtje bij de Taliban

Mijn hart gaat als een razende tekeer. Ik ben duizelig en moe, mijn hoofd doet pijn en mijn maag is opgeblazen. Ik ben in Nirkh, een dorp 60 kilometer ten noorden van Kaboel, op 4000 meter hoogte. Ik ben uitgenodigd door de Taliban om te komen logeren. Een aanbod dat ik natuurlijk niet kan weigeren.
Ik sla me door de symptomen van het verblijf op deze grote hoogte heen en geniet van de omgeving. Overal om me heen zie ik bergketens met eeuwige sneeuw. De regio Nirkh staat bekend om de kersentuinen. Het is niet alleen een visueel feest, alles staat in bloei, maar over de tuinen hangt ook de heerlijke geur van kersenbloesem.
Een oude bekende
Het avontuur begon in Duitsland. Daar sprak ik een oude bekende, Nurallah OmarkHail, een Afghaan die is verhuisd naar het Duitse Hannover. Hij reist heen en weer tussen Nirkh, waar hij grootgrondbezitter is, Duitsland en Kaboel, waar hij een aantal appartementen bezit. We hadden een gesprek over mijn activiteiten om oude verzen uit Afghanistan te zoeken, voor een nieuw boek. Hij vroeg me of ik misschien bij de Taliban zou willen logeren. Dat kon hij namelijk wel voor me regelen. Ik zei natuurlijk geen nee. Een unieke kans om de Taliban te leren kennen.
Mijn oorspronkelijke doel om naar Afghanistan te gaan raakte even op de achtergrond. Mijn nieuwe doel werd bij de Taliban te zijn. Ik wilde deze mannen van dichtbij meemaken. Het verzamelen van relieken en oude verhalen blijft gewoon op mijn verlanglijst staan, een goede reden om nog een keer terug te gaan.
De dagen voor mijn komst in Nirkh heeft het zwaar geregend. De grond is verworden tot zompige, glibberige klei. De lokale bewoners hebben laarzen aan. Maar ik beschik alleen over mijn Thaise ‘Red Apple’-sandalen, ofwel namaak Birkenstock. Het wordt een ramp. De klei vormt mijn voeten om tot zware, kledderige klompen, die bij iedere trage stap een diepe, zuigende zucht maken. Zia, mijn tolk en fixer, moet me ondersteunen. Ik ga nergens heen zonder Zia. Hij wijst me de weg en zorgt ervoor dat ik met iedereen kan communiceren. Bovendien legt hij aan iedereen uit dat ik schrijver ben, een beroep dat hoog in aanzien staat bij de Taliban.
Op de heenreis was Zia erin geslaagd om onze 4-wheel drive jeep door het water te manoeuvreren. Zekerheidshalve, niet wetend of het water verder zou stijgen, had hij het voertuig toch weer naar de andere kant van de stroom gebracht. Gelukkig is er een provisorische brug, bestaande uit wat planken. Onder de planken racet de stroom voorbij, boos grommend, schuimend. Ik sluit de ogen en laat me, stapje voor stapje, leiden door Zia en een vriendelijke dorpsbewoner. Kinderen uit het dorp – alleen jongens – kijken verbaasd toe.
Een nachtgebed
In Nirkh sliep ik in een oud Afghaans huis samen met Zia en vijf leden van de Taliban. Zo hoog in de bergen was het koud. Overdag rond het vriespunt, ’s nachts nog zeker 10 graden kouder. Binnen brandde een vuur en we sliepen gezamenlijk in één ruimte, op matrassen op de grond. Wassen deden we ’s ochtends buiten in de kou.
De eerste nacht kon ik niet slapen vanwege mijn razende hartslag door de hoogte. Ik kwam net uit Kaboel, dat ook hoog ligt, maar wel 2000 meter lager dan Nirkh. Plotseling werd ik opgeschrikt door een geluid. Rond vier uur in de ochtend stonden mijn huisgenoten op voor het nachtgebed. Vier van mijn vijf huisgenoten gingen naar de moskee. De vijfde deed het gebed in gezelschap van Zia en mij in het huis. Het nachtgebed is iets wat speciaal Talibanleden doen. Ze hechten veel waarde aan het verhaal eromheen en proberen zich zoveel mogelijk te houden aan de levenswijze (de Sunnah) van de Profeet Mohammed.
In de Zevende Hemel
De profeet had de gewoonte om iedere nacht tijdens het laatste deel van de nacht op te staan voor een extra gebed, naast de gebruikelijke vijf gebeden. Alle moskeeën in de omgeving van Nirkh doen de oproep tot dat nachtgebed om een uur of drie ’s ochtends.
Het gebed is belangrijk omdat, aldus de profeet, Allah kort na drie uur neerdaalt naar de laagste Hemel, de Zevende Hemel. Vanaf dat punt is hij het dichtst bij zijn gelovigen. Op dat moment vraagt Allah hen: ‘Wie vraagt er vergiffenis, zodat ik kan vergeven?’ En ‘Wie stelt Mij vragen, zodat Ik kan antwoorden?’ En ‘Wie vraagt er iets, zodat Ik kan geven.’
Aïsha, de lievelingsvrouw van de Profeet, heeft lang na diens dood verteld hoe Mohammed zo lang bleef staan tijdens dat nachtgebed dat zijn benen ervan opzwollen en er scheuren in zijn voetzolen kwamen. Ze had hem gevraagd: ‘Oh, Apostel van God, waarom doet u dat nog? God heeft immers bij u al uw zonden vergeven, ook de zonden die u nog in de toekomst mocht begaan.’ Hij antwoordde: ‘Oh Aïsha, vergeet niet dat ik ervan houd een dankbare slaaf van God te zijn!’
Toen Mohammed oud werd, deed hij het nachtgebed zittend, aldus Aïsha. Maar als hij bij dat gebed een voorgeschreven buiging moest maken, stond hij op om alsnog die buiging te maken. Aïshas vertellingen, ook deze over het nachtgebed, hebben onder moslims groot gewicht.
Altijd een kalasjnikov paraat
Het hele dorp bestond uit leden van de Taliban. Er waren geen vrouwen op straat. Die waren wel in het dorp, maar ik zag ze niet. Ze bleven op de compound, waar ze met elkaar woonden. Ook mijn gastheren hadden allemaal een vrouw en kinderen, maar die heb ik niet ontmoet.
Iedereen had altijd een kalasjnikov bij zich. Zelfs de kersenboeren in de regio droegen er een om hun schouder tijdens het bewerken van het land en het oogsten van de kersen.
Onder het voormalige regime van Karzai was Nirkh zwaar aangepakt door de Internationale Alliantie, hetgeen veel lokale bewoners in de armen gedreven heeft van de Taliban. Er is geen enkel bouwwerk dat niet zwaar beschadigd is en onder de kogelgaten zit. Je kon aan de inslag van de kogels zien dat er van dichtbij op mensen was geschoten.
Het geloof zit diep
In die periode bleven de dorpsbewoners ’s nachts vaak niet in hun huizen. Ze plachten in groepjes van hooguit drie personen in de velden en in de kersentuinen te slapen om het risico om geraakt te worden door drones en raketten te minimaliseren. Pas ’s ochtends keerden ze naar hun huizen terug, als de soldaten weer waren vertrokken.
Ik ben vier dagen in Nirkh gebleven, waar ik veel gesprekken heb kunnen voeren met mijn vijf gastheren en veel anderen. Wat me vooral is bijgebleven is hoe diep het geloof zit bij deze mannen. Ze waren er de hele dag mee bezig.
Een vrouw komt maar twee keer buiten
Het geloof is heel fundamentalistisch, maar toch vrij vredelievend. De leiders zijn opgeleid in Pakistan en India. Ze hangen de leer van de soefi aan. Dat is gebaseerd op een verlangen naar vereniging van de ziel met God. Het is een spirituele stroming. Het is een godsdienst niet alleen van het zwaard, maar ook van het hart.
Hoewel de leiders van de Taliban soefi zijn, is het grootste deel van de bevolking Pasjtoen. De Pasjtoen zijn vrij radicaal en hebben hun eigen regels en wetten. Dat is de reden dat vrouwen bijna geen rechten hebben in Afghanistan.
Volgens de Afghaanse Pashtoen komt een vrouw idealiter maar twee keer in haar leven op straat. De eerste keer als ze trouwt, de tweede keer als ze wordt begraven. Hoewel de nieuwe Taliban veel minder extreem is dan de oude, volgt ook deze de wens van de Pashtoen-meerderheid.
De leiders van de Taliban sturen hun eigen dochters in Pakistan of India naar school. Ze moeten er niet aan denken dat hun dochter geen opleiding krijgt. Maar omdat de meerderheid van de bevolking zo extreem is, blijven de regels in stand.
In het dorp heb ik geen vrouwen en meisjes gezien. Door het land heen zie je wel veel vrouwen en meisjes aan het werk. Ze zijn bijvoorbeeld katoen aan het plukken.
Zelfmoordcommando’s
De Taliban zijn niet agressief op internationaal gebied. Hun motivatie is vooral om het soefisme te beschermen binnen hun eigen land. Een van mijn gastheren, Zyed, staat nummer één op een lijst van zelfmoordcommando’s die in actie komen bij een eventuele aanval vanuit het buitenland. Ook zijn vrouw heeft zich hiervoor aangemeld. Als er een vrouw nodig is bij een missie, kan ze worden opgeroepen.
Zij voelen dat allebei als hun rol, vertelt Zyed me, onder een grauw wolkendek, op mijn derde ochtend in Nirkh. Onder het voorgaande regime heeft hij met een revolver vijftien soldaten gedood. Toen ik vroeg hoe dat voelde, antwoorde hij dat het ‘geweldig’ was geweest, want het waren geen mensen maar vijanden van hem en van het geloof. Daarom is hij ook bereid zijn eigen leven te geven ten behoeve van de Taliban. Ook verwacht hij dat hij met een martelaarsdood veel kans heeft op een plekje in het paradijs.
Volgens het oude lokale rechtssysteem, de pashtunwala, zal de vrouw van Zyed, als hij – Zyed – omkomt, automatisch worden toegekend aan zijn broer, zelfs als die nog piepjong is. Het is een gewoonte in Afghanistan die vaak tot veel verdriet lijdt, omdat mannen opeens een vrouw erbij krijgen, die ze niet willen, maar waar ze wel voor moet zorgen.
Irrigatieprojecten
De vijf Taliban waarbij ik logeer bleken allen als technici betrokken bij de aanleg van het Goshtepe Kanaal, een kanaal van 285 kilometer waarmee een kwart van het water van de Amu Darya zal worden afgetapt voor een mega irrigatieproject van 500 duizend hectare. Dat is driemaal het huidige geïrrigeerde areaal van Israël, om maar wat te noemen. Hiermee wordt het steppengebied geschikt gemaakt voor landbouw. Dat heeft zelfs invloed op het klimaat. Een grijs gebied wordt helemaal groen. Daarmee kan straks waanzinnig veel voedsel, voornamelijk groente en fruit, worden verbouwd.
Het project waarmee water van de Amu Darya zal worden afgetapt, is pijnlijk voor de buurlanden Tadjikistan en Turkmenistan aan de andere kant van de rivier en ook voor verder gelegen voormalige Sovjetrepublieken. Zij gebruiken het water voor katoenteelt. Maar er is een quid-pro-quo. Tot en met Moskou wil het hele achterland Afghanistan als corridor naar de Indische Oceaan gebruiken. Afghanistan wil hier, vanwege de te verwachte transitfees, maar al te graag aan meewerken. Het tracé van een oliepijplijn, een oud project van het Amerikaanse UNOCAL, is al bijna voltooid.
Het volgende project waarbij mijn vijf gastheren betrokken zal zijn, is de bouw van een grote dam voor energie en landbouw net binnen de landsgrens. Die dam zal het water gebruiken van twee rivieren: de Kaboelrivier en de Kunarrivier.
In de visie van de topmensen van de Taliban in Kandahar is de bergketen van de Hindu Kush, met veel bergtoppen boven de zesduizend meter, de ‘Watertoren’ van Afghanistan. En al het smeltwater en alle gletsjers moeten het land zelf ten dienste staan.
Al dat water is de afgelopen veertig jaar gebruikt door Pakistan met een gigantische dam zonder dat Afghanistan er ook maar een cent aan verdiende. Voor Pakistan is die dam van levensbelang, goed voor de elektriciteit van zo’n vijftien miljoen huishoudens. Als Afghanistan het project doorzet, en dat gaat het zeker doen, is dit een ramp voor de Pakistani’s en zou zelfs tot oorlog kunnen leiden.
De Hawala-markt
De mantra van de internationale pers luidt dat Afghanistan aan de rand van de afgrond staat, maar dat valt reuze mee. De Wereldbank verwacht dit jaar een economische groei van ruim 2 procent. Een ander belangrijk criterium voor de economie zijn de lokale valuta, en die doen het goed. De Afghaanse Afghani is het afgelopen jaar gestegen ten opzichte van de dollar. Na de machtsovername door de Taliban zag je een dip in de waarde van de munt, maar het herstel is inmiddels ruimschoots ingetreden. Het vertrouwen in de eigen munt is niet fantastisch, maar ook niet slecht. Er zijn afgelopen jaar 70 procent meer geldautomaten gekomen in het land.
Verder is het interessant om te kijken naar de Hawala-markt. Dat is een geldsysteem buiten de banken om. Het is een manier om geld te verplaatsen zonder dat het daadwerkelijk wordt verplaatst, via Hawala-dealers. Langs de Kaboel-rivier zaten wel 1000 van deze geldwisselaars. Ze konden me meerdere adressen geven in Den Haag waar een vriend van mij geld kon brengen. Ze communiceren via WhatsApp-groepen. Zodra de euro’s in Den Haag waren afgegeven, kon ik mijn Afghaanse geld krijgen van mijn Hawala-dealer. Het is super efficiënt. De keerzijde is dat het voor illegale handel in bijvoorbeeld wapens kan worden gebruikt en dat zal vast wel eens gebeuren.
De top van de Taliban verdient veel geld door olieconcessies aan China te verkopen. Dit gebeurt ook met verkoop van percelen met rare earth-metalen. Zo kan de kas haast oneindig worden gespekt. De regering verdient ook geld met overvliegrechten. Luchtvaartmaatschappijen betalen geld om over Afghanistan te kunnen vliegen. Dat is de kortste route van Europa naar Azië. Ook KLM-Air France gebruikt die route.
Aaibaar
Het klinkt misschien raar, maar de mannen van de Taliban waren door hun uiterlijk erg aaibaar. Ze verzorgen zichzelf goed, dragen make-up en mooie kleren. De mannen doen kohl om hun ogen, dat hebben ze overgenomen van de profeet Mohammed, die dit deed om zijn ogen te beschermen. Maar de Profeet wist ook dat die kohl zijn blik haast onweerstaanbaar maakte.
Afghaanse mannen hebben een goed gevoel voor kleur. Zelfs de protestleuzen op muren zijn in een mooi kleurenpallet geschilderd. Maar je ziet het vooral in de kleding. Veel wit, met een grijs vest en een tulband met gouddraad. Alleen de voeten zijn altijd stoffig, vanwege de sandalen en het feit dat ze alles te voet doen.
Toch geven mijn gastheren daar hun geld niet aan uit. Hun salaris als technicus ligt op zo’n duizend euro per maand. Dat geld is bedoeld voor nieuwe huwelijken. Ze willen extra vrouwen huwen. Meestal vinden de betreffende families dat niet fijn. De positie van tweede of derde vrouw is niet zo goed. Daarom moeten ze die families zo’n vijftienduizend dollar aan compensatie betalen. Wat het meisje er zelf van vindt, weegt niet of nauwelijks mee. In de stad moet een meisje akkoord gaan, maar op het platteland wordt een lid van de Taliban gezien als goede huwelijkspartner.
De Profeet consumeerde het huwelijk toen Aïsha 9 was
Er moet bij zo’n huwelijk een feestmaal komen voor vierhonderd genodigden, mannen en vrouwen gescheiden. En ze moeten gouden sieraden kopen voor hun nieuwe huwelijkspartner. Meisjes van stammen als de Norzai en de Ishaqzai, uit de provincie Helmand, zijn extra duur. Dat zijn stammen met een lange, eerbiedwaardige geschiedenis. Een vrouw uit Kaboel is goedkoper.
In Afghanistan is een meisje van 16 jaar oud genoeg om te trouwen. De verloving kan al jaren eerder zijn, als een meisje 12 of 13 jaar is. Het huwelijk kan eerder plaatsvinden als het lichaam van een meisje de puberteit heeft bereikt. Dan kan 13 of 14 al oké zijn voor een huwelijk. Zo was het ook bij de Profeet. Die verloofde zich met Aïsha toen ze 6 jaar oud was, maar de eerste tekenen van de puberteit kwamen bij haar op de leeftijd van 9 jaar. Dus dat werd het moment waarop de Profeet het huwelijk consumeerde.
Een aanslag in Kaboel
Mijn reis begon en eindigde in Kaboel. Daar is het leven anders dan in de bergdorpen. Je ziet bijvoorbeeld heel veel vrouwen en meisjes op straat. Sommige in boerka, maar er zijn ook vrouwen die nonchalant hun haar bedekken met een sjaal. Dat zijn de Hazara, oorspronkelijk afstammelingen van Djenghis Khan. Die hebben een heel andere cultuur dan de Pashtoen. Ze zijn heel vrij. Hoewel ze met een mannelijke begeleider op pad gaan, zitten mannen en vrouwen door elkaar als je binnen bent in bijvoorbeeld een restaurant. De Taliban treedt hier niet tegen op. Waarschijnlijk omdat ze het niet zien of omdat ze bezig zijn met andere zaken.
Het is nu in beginsel heel rustig in Afghanistan, maar er kunnen wel rare dingen gebeuren. Je moet wel opletten. Zo schrok ik in het befaamde, zwaarbeveiligde Serena Hotel in hartje Kaboel, op een nacht wakker van een enorme explosie. De volgende ochtend hoorde ik van de receptie dat het hotel beschoten was met een RPG. Het projectiel verpletterde tegen de buitenmuur. Maar als de schutter iets hoger had gemikt, waren mijn kamer op de eerste verdieping en de naastgelegen kamers verpulverd geweest.
De aanslag werd gepleegd door IS, de vijand van de Taliban. Omdat er een aantal ambassades in het hotel is gevestigd en er veel buitenlanders logeren, is het hotel een belangrijk symbool om te raken. Maar over het algemeen is het veilig in Kaboel en heeft IS er nauwelijks aanhang.
Dat de Taliban de touwtjes stevig in handen heeft, blijkt ook uit het feit dat ze hun nationale schatten nauwelijks bewaken. Iedereen blijft er gewoon vanaf. Aan de rand van Kaboel staat een klein paleis, waarin oude handschriften en documenten worden bewaard die teruggaan tot de vroege Middeleeuwen. De waarde van die documenten is naar schatting – kijkend naar Google en andere sites – tussen de 500 miljoen en 1 miljard euro. Toch mochten Zia en ik er gewoon naar binnen en werden we rondgeleid door een aantal bepaald niet krijgshaftige conservatoren. Extra bewaking was niet nodig, zeiden ze: ‘Niemand haalt het in zijn hoofd er iets te stelen.’
Streng maar correct tegen buitenlanders
Na mijn verblijf in Nirkh ben ik via Kaboel weer naar Nederland vertrokken. Het reisadvies voor Afghanistan is rood. Dat betekent dat de Nederlandse regering je absoluut afraadt om erheen te reizen. Ik was niet de enige Nederlander, maar er waren nog steeds heel weinig buitenlanders in Afghanistan. Ik zou ervoor willen pleiten om dat te veranderen. De veiligheid is in orde omdat de Taliban zich opstelt als leger, met een leider die totale zeggenschap heeft.
Die leider, Hibatullah Akhunzada, staat niet alleen aan het hoofd van het land als religieus leider, maar hij is ook de opperste baas van het leger. Als hij zegt ‘we gaan naar links’ dan gaat iedereen naar links en als hij zegt ‘we gaan naar rechts’ dan gaat iedereen gehoorzaam naar rechts. Over de omgang met buitenlanders heeft hij gezegd dat die streng maar correct moet zijn. En daar houden alle Taliban zich aan. Bij de talrijke controleposten word je minutieus gefouilleerd en je bagage wordt helemaal doorsnuffeld, maar daarna word je uitgenodigd in hun wachtpost voor een kopje thee en een schaaltje dadels. Streng maar correct dus, zoals de leider voorschrijft.
Het is natuurlijk niet echt helemaal veilig. Toch schat ik, grosso modo, de kans dat ik in mijn woonplaats Den Haag of in Amsterdam door een fatbike overhoop wordt gereden groter in dan dat me iets akeligs overkomt in Afghanistan.
Nederlandse militairen namen van 2002 tot 2021 deel aan missies in Afghanistan. Vooral in de provincies Uruzgan en (later) Kunduz. Vanaf 2015 deden Nederlandse militairen mee aan de NAVO-Missie Resolute Support, met als doel het opbouwen van het leger en de politie in Afghanistan. Deze NAVO-missie eindigde in 2021. Robbert van Lanschot reisde in 2023 naar Kunduz, op zoek naar relieken. ‘Tijdens een gesprek met de lokale directeur voor informatie en toerisme bleek dat de door de internationale coalitie opgeleide politieagenten allemaal waren ontslagen met de komst van de Taliban. Er is dus niets over van het geld – een kwart miljard euro – en de inspanningen die Nederland hierin heeft geïnvesteerd. Het Nederlandse parlement heeft hier geen weet van. Want de laatste rapportages over dit project zijn van 2019. |
Robbert van Lanschot (1949) werkte 30 jaar als diplomaat over de hele wereld. Hij is nu actief als schrijver en journalist. Hij schreef twee boeken: ‘Café Mogadishu’ en ‘De tand van de Profeet’.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!