Eduard Bomhoff: 102 generaals, maar onze militaire paraatheid stelt weinig voor. Wat is er toch aan de hand met onze krijgsmacht?

Nederland heeft maar liefst 102 generaals. Toch hadden die in 1993 een half jaar voorbereidingen nodig voordat vierhonderd manschappen konden vertrekken naar Srebrenica. En opnieuw bleek operationele zwakte toen na de ramp met de MH17 (2014) onze krijgsmacht niet in staat was om direct het veld te beveiligen waar het vliegtuig neerstortte. Vier dagen na de ramp lagen de lichamen van de driehonderd slachtoffers nog in de open lucht en werden beroofd door de ongedisciplineerde en dronken rebellen die daar ongestraft de dienst uitmaakten.
Twee rampen en twee keer veel te weinig materieel om snel paraat te staan. Er is kennelijk voortdurend bezuinigd en wat dan overblijft is een onevenwichtig personeelsbestand waarin oudere beroepsmilitairen in de hogere rangen overheersen. Een kleine body en een groot waterhoofd. Zeker, leger, marine en luchtmacht moeten de beroepsmilitairen een behoorlijk perspectief bieden op een carrière – en dat is kennelijk gelukt, gezien die 102 generaals – maar het leger is een papieren tijger als intussen zo wordt bezuinigd op materieel, onderdelen en oefeningen.
Israël heeft 106 generaals, evenveel dus als Nederland (Generaal is hier vlagofficier, dus ook admiraal, schout bij nacht e.d. bij de marine. Van de 114 vlagofficieren in Israël werken er acht bij militaire rechtbanken of als defensie-attaché in het buitenland. Die trek ik af van het totaal en kom dan uit op de genoemde 106). Maar die geven leiding aan 170.000 beroepsmilitairen – vier keer zo veel als bij ons – en zo nodig nog eens bijna een half miljoen reservisten.
Onvoldoende transport
Te weinig personeel bij de marechaussee – dat zal iedereen die weleens op Schiphol komt direct kunnen beamen. De andere onderdelen hebben in vergelijking met buurlanden niet evident te weinig manschappen, maar kunnen ze niet voldoende trainen.
Onze luchtmacht heeft in totaal vier transportvliegtuigen waarvan er twee vijftig jaar oud zijn en vijf dagen nodig hadden voor een enkele retourvlucht naar Afghanistan. Die twee oudjes zijn zo vaak gerepareerd en voorzien van andere onderdelen dat de vliegers nu vertellen dat het eigenlijk twee onvergelijkbare kisten zijn geworden. Hoe daarmee de 17.000 militairen van de landmacht aan hun vereiste oefeningen kunnen komen, is een raadsel. Nederland is een klein, dichtbevolkt land met een heel mild zeeklimaat. Militairen moeten ook kunnen opereren in de bergen, en in vrieskou. Dat vereist veel oefening in andere landen, maar daarvoor is dus absoluut onvoldoende transport beschikbaar.
Uw columnist kon zijn dienstplicht lang geleden vervangen door drie jaar vrijwilligerswerk in Afrika en heeft geen pretentie om aan te geven wat de prioriteiten moeten zijn bij het upgraden van onze krijgsmacht. Maar wel geef ik een beproefde waarschuwing vanuit de politieke economie: politici werken liever aan nieuwe bestellingen – vooral wanneer ze op de foto kunnen bij de aflevering – dan aan onderhoud en reserve-onderdelen. Politici openen ook liever een nieuw gebouw dan dat ze geld uitgeven aan onderhoud van bestaande gebouwen – dat weten we nog uit de Covid-tijd toen ze ventilatie van scholen bleven verwaarlozen. Die logica zal zeker ook opgaan bij het leger en daar moet voor gewaakt worden. Munitie en onderdelen zijn minder sexy dan een nieuw schip of een nieuwe tank, maar nu even de eerste prioriteit.
De VS berekenen voor al hun NAVO-partners een kengetal dat weergeeft hoeveel elk land besteedt per militair. Dat is een indicator van hun productiviteit. President Donald Trump zal die cijfers gaan gebruiken bij de NAVO-discussies. Ik vergelijk het Nederlandse cijfer met de uitkomst voor Canada, onze bevrijder in 1945, en Australië en Nieuw-Zeeland, twee landen met een geïsoleerde ligging die voor hun eigen verdediging moeten zorgen. Die drie landen besteden gemiddelde 40 procent meer per militair per jaar dan Nederland en hebben dus meer oorlogsmaterieel en vooral ook ruimere budgetten voor training. Wij zouden de ambitie moeten hebben om dat gat van 40 procent op te vullen. Het komt neer op een toename in de totale defensie-uitgaven met negen miljard van 2,1 tot 2,9 procent van onze economie. Die extra negen miljard per jaar zou onze krijgsmacht op een beter niveau van paraatheid brengen.
Geen militaire middelen
Met meer materieel en met brigades paraat in de startblokken waren ook de dagen na het neerhalen van de MH17 waardiger en professioneler verlopen. Twee dagen na het neerschieten van het toestel zei Serhiy Taruta, de gouverneur van Donetsk, dat separatisten het onmogelijk maakten voor de autoriteiten en voor reddingswerkers om de plek van de ramp te betreden: ‘Dit kan ernstige gevolgen hebben voor het verloop van het onderzoek en de verklaring van de ware oorzaken van deze tragedie.’ De Nederlandse elites riepen direct ‘onaanvaardbaar’, maar wisten dat ze de schande wel degelijk moesten aanvaarden – omdat Nederland niet de militaire middelen had.
De autobiografie Bibi (2022) van de Israëlische premier Benjamin Netanyahu vertelt over een andere onaanvaardbare situatie: een gekaapt vliegtuig van El Al dat in 1976 bleef staan in Entebbe (Oegenda). De vliegafstand van Tel Aviv naar Entebbe is nog weer duizend kilometer langer dan van Amsterdam naar Donetsk, maar Israëlische militairen, onder leiding van de moedige oudere broer van Netanyahu, wisten de kapers uit te schakelen en de passagiers te bevrijden. De broer van Netanyahu sneuvelde in Entebbe, Bibi zelf ging daarna ook bij de commando’s en vertelt daarvan in zijn boek. In Israël heeft het woord ‘onaanvaardbaar’ nog de oorspronkelijke betekenis.
Funeste zuinigheid
Het Srebrenica-rapport van het NIOD maakte in 2002 pijnlijk duidelijk hoe ook dertig jaar geleden al veel teveel was bezuinigd op defensie. Dutchbat moest klaar staan voor vertrek naar voormalig Joegoslavië op 1 januari 1994. ‘Commandant Brinkman,’ zo vermeldt het rapport, ‘stelde in de zomer van 1993 vast dat de maanden september en oktober nodig waren voor herscholing van het bataljon. Daarbij manifesteerden zich volgens de brigadecommandant meteen twee hoofdproblemen, namelijk de vooralsnog onvoldoende beschikbaarheid van oefenmaterieel en oefenfaciliteiten, en het ontbreken van duidelijkheid over de toekomstige taak. Het Legerkorps en de Bevelhebber zetten zich aan een uiterste inspanning om de knelpunten op telossen. Maar tijd was wellicht nog het meest schaarse artikel’.
Hier lezen we dus hoe moeilijk het is om in een half jaar één Nederlandse gevechtsgroep van vierhonderd militairen paraat te krijgen. Griezelig ook is de klacht over ‘het ontbreken van duidelijkheid over de toekomstige taak’. De vijand zal ons toch niet van te voren vertellen hoe hij gaat aanvallen, zodat wij ons uitsluitend daarop hoeven voor te bereiden en zo nog wat meer geld kunnen besparen?
Met zoveel zuinigheid bij de voorbereidingen mogen we wel medelijden hebben met overste Thom Karremans die later in Den Haag als kop van Jut de meeste kritiek kreeg. Luitenant-generaal b.d. G.C. Berkhof schreef een jaar na Srebrenica ter verdediging van Karremans: ‘Het mandaat en de uitrusting waarmee Dutchbat op pad werd gestuurd, waren immers volstrekt ontoereikend geweest.’ Dat ‘volstrekt ontoereikend’ geldt dertig jaar later nog steeds.
Eduard Bomhoff is oud-hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, Nyenrode en Monash University. In 2002 was hij vicepremier in het eerste kabinet-Balkenende. In november 2024 verscheen zijn boek ‘Het Casinopensioen – en andere brandende kwesties’. Het boek is overal te koop of te bestellen, zoals ook in de winkel van Wynia’s Week.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!