Met ‘De Agenda voor Werkend Nederland’ bevestigt de VVD vooral haar staatsverslaving

WW Van de Haar 1 februari 2025
De VVD tekent al decennia voor overheidstekorten, accepteert hoge belastingniveaus en faciliteert de enorme toename van regelgeving die de liberale rechtstaat steeds vaker ondermijnt. Beeld: YouTube

Door Edwin van de Haar*

Met veel aplomb presenteerde Dilan Yeşilgöz deze week De Agenda voor Werkend Nederland. De VVD, zo luidde de claim,  wil het voor onze middenklasse allemaal anders gaan doen: minder regels, lagere belastingen, lagere inflatie, enzovoorts. Maar wie de 43 pagina’s – met uitgebreid notenapparaat – leest in de verwachting getrakteerd te worden op drastische ingrepen, komt bedrogen uit.

De analyse van de problemen is niet onaardig voor een ieder die zich zorgen maakt over de groei van de overheidsinvloed, hoewel de VVD ten onrechte doet alsof zij niet zelf bij alle besluitvorming was betrokken, of altijd werd overstemd. De oplossingen zijn echter boterzacht, en vooral minimaal. De VVD ‘schaaft bij’, ‘zet zich in’, ‘wil een plan’, of ‘gaat meedenken’. De concrete voorstellen, met ronkende namen als ‘Inflatiewet’, ‘Ondernemersakkoord’ en ‘Operatie Effectieve Overheid’, zijn doordrenkt van staatsdirigisme en polderinvloed. De voorgestelde lastenverlichting van 1 miljard euro – op rijksuitgaven die dit jaar in totaal 457 miljard euro bedragen – bewijst vooral dat de VVD goedkope en loze praat verkondigt.

Weinig liberale sporen

Het is dan ook ronduit een gotspe dat Yeşilgöz en de haren durven te schrijven: ‘De VVD wil niet vanuit Den Haag de samenleving inrichten, dat zit niet in het DNA van onze liberale partij’. Dat is pertinent onwaar. Sterker, de verslaving aan de staat is vanaf de oprichting van de VVD een constante geweest. Net als bij de meeste andere liberalen in de Nederlandse politiek, overigens.  

Wie in onze politieke geschiedenis veel sporen hoopt te vinden van het rijke liberale denken, komt bedrogen uit. Op een paar uitzonderingen na is liberale politiek in Nederland al sinds de negentiende eeuw een variant op het sociaal-liberalisme, ondanks de brede omarming van klassiek-liberale evergreens als vrijhandel, tolerantie en ruime persoonlijke vrijheden.

Dat komt al naar voren bij Johan Rudolf Thorbecke. Zoals Remieg Aerts duidelijk maakte in zijn biografie Thorbecke wil het (2018), werd de man die vaak is getypeerd als de grootste liberaal uit de vaderlandse geschiedenis vooral beïnvloed door het Duits romantische denken, waarin individu en staat als een organisch geheel werden beschouwd en het natuurrecht wordt verworpen. Duidelijk sociaal-liberaal derhalve, hoewel Thorbecke ook belangrijke klassiek-liberale daden op zijn conto schreef, zoals het inperken van de macht van de Koning, de verbeterde scheiding tussen kerk en staat, en het waarborgen van het recht op vereniging.

Vanaf eind negentiende eeuw ontstonden de eerste politieke partijen en kiesverenigingen en werd tegelijk de liberale roep om staatsvloed steeds sterker – overigens was dat een tendens in heel Europa. Dit proces is uitvoerig beschreven door onder andere Siep Stuurman in Wacht op onze daden (1992) en Patrick van Schie in Vrijheidsstreven in verdrukking (2005). Bekende liberale politici waren mensen als Samuel van Houten, Jan Kappeyne van de Copello en Nicolaas Pierson. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog waren er nog maar een paar klassiek-liberalen over in de Nederlandse politiek, met name verenigd in de Liberale Staatspartij (LSP), waarin in 1921 ook de Bond van Vrije Liberalen was opgegaan. Toch was ook de LSP voorstander van behoorlijk grote staatsinvloed.

In het naoorlogse politieke bestel is de bekendste en grootste liberale partij natuurlijk de VVD, opgericht in 1948, als opvolger van de in 1946 tot stand gekomen Partij van de Vrijheid, waarin de LSP was opgegaan. Maar via haar eerste partijvoorzitter en fractieleider Pieter Oud had de VVD ook wortels in de vooroorlogse Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB). Van oudsher is de liberale theorie bij van de VVD van ondergeschikt belang, ondanks beginselverklaringen en andere teksten die meestal nog wel een mix zijn van klassiek-liberale en vooral sociaal-liberale elementen. Toen er in de jaren zestig een einde kwam aan de verzuiling, begon de VVD te groeien, in de jaren 1971-1982 onder leiding van Hans Wiegel, die echter weinig om het liberale denken gaf.

Het klassiek-liberalisme (het libertarisme heeft sedert 1993 haar eigen sympathieke, maar invloedloze partij) komt er in de VVD dus al sinds haar oprichting bekaaid vanaf, met uitzondering van de periode 1990-1998, toen Frits Bolkestein partijleider was. Zijn opvolgers in de partijleiding, onder wie Hans Dijkstal, Gerrit Zalm, Jozias van Aartsen en Annemarie Jorritsma, gooiden het roer daarna snel weer om. Ook Mark Rutte, partijleider tussen 2006 en 2023, stond vol in de sociaal-liberale lijn. 

Stoer gepruttel

Het is dus niet zo gek dat de VVD grote medeverantwoordelijkheid draagt voor de voortdurend groeiende invloed van de staat op het leven van individuele burgers, in de eerste plaats door de uitbouw van het sociale stelsel. Momenteel zijn de uitgaven aan zorg en sociale zekerheid bij elkaar ongeveer 230 miljard euro, dus ruim de helft van de rijksuitgaven. De VVD tekent al decennia voor overheidstekorten, accepteert hoge belastingniveaus en faciliteert de enorme toename van regelgeving die de liberale rechtstaat steeds vaker ondermijnt. Ondanks stoer gepruttel in de marge zoals met De Agenda voor Werkend Nederland, moet worden vastgesteld dat de individuele vrijheid bij de VVD zo goed als betekenisloos is, óók als we rekening houden met de omstandigheid dat in de sociale variant van het liberalisme meer ruimte is voor de staat.  

De VVD beperkt zich allang niet meer tot het ‘voorwaarden scheppen’ ten behoeve van de individuele vrijheid. Hoogstens kan worden gezegd dat de VVD in vergelijking met andere partijen iets minder staatsbemoeienis wil en de individuele vrijheid in ieder geval wil bevorderen, zoals blijkt uit de voortdurende nadruk op veiligheid, de bescherming van eigendom en het tegengaan van misbruik van de verzorgingsstaat. Maar vaak vertaalt zich dat in het meedoen aan verkeerde polderarrangementen. Zo is subsidieverlening aan ondernemers net zo min liberaal als overheidssteun voor ngo’s en brengt ook de vaste VVD-steun aan werkgeversorganisatie VNO-NCW het (sociaal)liberale avondland zelden dichterbij. De VVD wil al sinds haar oprichting van alle liberale walletjes tegelijk eten en heeft volop bijgedragen aan inkapseling van het individu, ver voorbij de sociaal-liberale grenzen.

Dat is overigens bij andere liberale partijen niet beter. D66 stond zich de eerste 30 jaar van haar bestaan voor op haar pragmatisme, tot de partij zich in 1998 tot het sociaal-liberalisme bekende. Met enige goede wil is dat terug te voeren op een zekere verwantschap met de vrijzinnig-democratische traditie die teruggaat tot begin twintigste eeuw. Maar hoe serieus neemt D66 het sociaal-liberalisme? Zoals Menno van der Land beschreef in zijn partijgeschiedenis Tussen ideaal en Illusie (2003) is D66 opgericht als one issue-beweging voor staatkundige verandering en vormde de partij vooral een tegenwicht voor de rol van ideologie in de Nederlandse politiek. Sociaal-economische thema’s hebben altijd een ondergeschikte rol gespeeld; onderwijs en klimaat werden pas veel later speerpunten.

Sinds 2006 heeft D66 ‘vijf sociaal-liberale richtingwijzers’: vertrouw op de eigen kracht van mensen, beloon prestatie en verdeel de welvaart, denk en handel internationaal, streef naar een duurzame en harmonieuze samenleving en koetser de grondrechten en gedeelde waarden. Door voormalig partijideoloog Coen Brummer zijn deze richtingsaanwijzers verder gepreciseerd als: een positief vrijheidsbegrip; een mensbeeld waarin ontwikkeling de sleutel is tot persoonlijke en maatschappelijke vooruitgang; een opvatting van gelijkheid die uitgaat van de noodzaak het individu te emanciperen in plaats van de groep, en een ideaal van politieke participatie gebaseerd op democratisering van de samenleving.

Maar in de politieke praktijk schroomt D66 niet om staatsmacht te gebruiken om idealen door te drukken die strijdig zijn met individuele vrijheid. Ook opvallend is de omarming van bijna alle facetten van Europese en internationale samenwerking. Een principieel sociaal-liberaal geluid is in de regel moeilijk te ontwaren. 

Ook de PVV heeft niks met liberalisme

Op de van de naoorlogse Partij van de Vrijheid afgekeken naam na, heeft ook de Partij voor de Vrijheid (PVV) weinig tot niets met het liberalisme te maken. Vrijheid wordt door ex-VVD’er Geert Wilders vooral gedefinieerd als een collectivistisch begrip, waarbij het gaat om de vrijmaking van de Nederlandse staat van al dan niet overlastgevende immigranten. Niet de individu, maar het collectief is maatgevend. Persoonlijke vrijheid lijkt ook op andere vlakken niet van belang, ondanks een zekere nadruk op law and order, wat past bij het liberale beginsel van bescherming van het eigendomsrecht. De PVV zet zich af tegen het sociaal-liberalisme van D66, maar het PVV-programma is in sociaal-economisch opzicht onversneden links, met veel overheidsingrijpen, onder meer in de huren en bij het handhaven van een grote verzorgingsstaat. Tegelijk is er kritiek op de stroperige overheid en sommige subsidieverlening. Consequent politiek denken is er niet bij voor de PVV.

Zoals ook weer blijkt uit De Agenda voor Werkend Nederland is zelfs het sociaal-liberale denken zelden richtinggevend in de Nederlandse politiek. Naast individuele politici van onder meer PvdA, GroenLinks, SGP en JA21 winkelen ook liberale partijen naar believen in de rijke liberale traditie, waar altijd wel een leuk ideetje valt te vinden. Maar de liberale politieke theorie wordt net zo makkelijk genegeerd, als dat beter uitkomt. Als we kijken welke omvang staatsingrijpen in Nederland heeft gekregen, dient betwijfeld te worden of we beter zijn geworden van deze inconsequente omgang met het (sociaal-)liberalisme. 

*Dr. Edwin van de Haar is gespecialiseerd in liberale (internationale) politieke theorie en is onder andere auteur van ‘Bemind maar Onbekend, De Politieke Filosofie van het Liberalisme’ (2011) en ‘Degrees of Freedom. Liberal Political Philosophy and Ideology’ (2015). Zie www.edwinvandehaar.com

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIERHartelijk dank!