Blijf integratieproblemen rapporteren opdat duidelijk blijft dat de immigratie beperkt moet worden

HansRoodenburg 25-1-25
Christopher Caldwell. Beeld: YouTube

Can Europe be the same with different people in it?’ Zo luidt de ondertitel van het boek Reflections on the Revolution in Europe uit 2009 van de Amerikaanse journalist Christopher Caldwell (Financial Times, Wall Street Journal, The New York Times). Met de revolutie wordt gedoeld op de massa-immigratie, en die ondertitel kan worden gelezen als de vraag in hoeverre het mogelijk is om de betreffende immigranten in de ontvangende samenleving te integreren.

Culturele afstand

Immigranten uit Afrika en het Midden-Oosten zijn veelal afkomstig uit een tribale samenleving met zeden en gewoonten die niet compatibel zijn met wat hier in het Westen gangbaar is. De World  Values Survey spreekt in dit verband van de African-Islamic cultuurcluster, die relatief hoog scoort op waarden als traditie en overleven, en die verder dan andere cultuurclusters afstaat van de hier dominante Protestant Europe cluster, waar seculier-rationele waarden en zelfexpressie hoog scoren.

Het is daarom aannemelijk dat migranten afkomstig uit landen binnen de African-Islamic cultuurcluster veelal moeite hebben hun weg te vinden in de Nederlandse samenleving. Dit wordt bevestigd door indicatoren als arbeidsmarktprestaties, uitkeringsafhankelijkheid, schoolprestaties en criminaliteit. Deze indicatoren vallen voor betrokkenen in vergelijking met autochtonen, maar ook met andere migranten, ongunstig uit. De integratie van deze groep laat dus, gemiddeld genomen, te wensen over. De tweede generatie doet het doorgaans beter, maar hun inhaalslag is nog niet voltooid. Voor meer bijzonderheden verwijs ik naar de recent verschenen studie Migratiemagneet Nederland van Jan van de Beek.

Tegen deze achtergrond is het opmerkelijk dat we de laatste tijd vanuit het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) signalen krijgen dat daar het monitoren van de integratie van personen met een migratieachtergrond zijn langste tijd heeft gehad. Sterker nog: men wil eigenlijk helemaal af van dat begrip integratie:

‘Onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen hebben wij het onderzoek naar participatie van mensen met een migratieachtergrond sinds 2022 aangepast. De traditionele focus op specifieke migrantengroepen sloot niet meer goed aan op de werkelijkheid van nu. […] Door informatie over specifieke groepen uit te lichten, ontstaat namelijk het risico op stigmatisering. Als onderzoeksinstituut maken wij dan ook steeds de afweging of de kennis die onderzoek oplevert voor beleid en samenleving, opweegt tegen het risico op stigmatisering.’

Aldus Karen van Oudenhoven, directeur van het SCP onlangs in een ingezonden stuk in het FD naar aanleiding van de motie-Becker, die in progressieve kring zoveel commotie teweegbracht.

‘Integratieframe’

Dat jaartal 2022 verwijst naar het integratierapport nieuwe stijl getiteld Gevestigd, maar niet thuis. Om een idee te geven: hierin treffen we hoofdstukken aan met titels als: ‘In- en uitsluiting’ en ‘Diversiteit als samenlevingsvraagstuk’. Ondanks deze woke aandoende titels blijkt de inhoud mee te vallen, in ieder geval wat betreft de tabellen. Die tonen de verschillende indicatoren (betreffende onderwijs, arbeidsmarkt, taalbeheersing, belevingswereld et cetera) zowel voor verschillende herkomstgroepen als voor autochtonen, zodat toch een kwantitatief beeld ontstaat van de integratie van die herkomstgroepen.

Gelijktijdig met het de publicatie van de SCP-directeur in het FD verscheen in Trouw een opiniebijdrage van een ander SCP-kopstuk, migratiespecialist Jaco Dagevos, onder de titel ‘De houdbaarheid van het begrip integratie is verstreken’. De auteur spreekt, overigens zonder dit nader toe te lichten, van een ‘integratieframe’, een term met een negatieve connotatie.

Problemen verdwijnen uit beeld

Het ingezonden stuk in Trouw zit op de lijn van DENK-voorman Stephan van Baarle, wiens lijfspreuk luidt: ‘Geen integratie, maar acceptatie’. De auteur werpt zich op als behartiger van wat hij ziet als de belangen van immigranten en hun kinderen. De onmiskenbare problemen die het gevolg zijn van tekortschietende integratie verdwijnen uit beeld.

Kerncitaat van het stuk in Trouw:

‘De nadruk komt dan al snel eenzijdig te liggen op factoren die worden toegeschreven aan de ‘cultuur’ of religie van mensen met een migratieachtergrond. En wat betekent het integratiebegrip voor Nederlandse burgers die hier geboren en getogen zijn, maar van wie de ouders of grootouders in een ander land zijn geboren? Waarin moeten zij integreren?’

Dat iemand met een migratieachtergrond hier is geboren betekent dat zo iemand Nederlands onderwijs kan volgen. Dat biedt kansen, maar die moeten dan wel worden benut; denk aan fenomenen als voortijdig schoolverlaten en verstoring van lessen over de Holocaust. En hier getogen zijn komt er in veel gevallen op neer dat overdracht heeft plaatsgevonden van zeden en gewoonten die ver afstaan van wat hier gangbaar is, en dat draagt niet bij aan het met succes meedraaien in de Nederlandse samenleving.

Maar die problemen blijven toch

Dat we van het hele begrip integratie af zouden moeten, zoals de auteur betoogt, betekent natuurlijk niet dat problemen als disproportionele uitkeringsafhankelijkheid en oververtegenwoordiging in de criminaliteit zijn opgelost. Die problemen zijn er nog steeds en nemen bovendien in omvang toe zolang de immigratie uit Afrika en het Midden-Oosten voortduurt.

Het is de vraag wat deze aangekondigde ban op het begrip integratie gaat betekenen voor de rapportages van het SCP, in het bijzonder wat betreft de cijfers.

Voorkomen is beter dan genezen

Dat gedegen rapportages in een behoefte voorzien betekent overigens niet dat de culturele kloof, respectievelijk het tekortschieten van de integratie, met gericht overheidsbeleid gemakkelijk valt te verkleinen. We gaan immers niet ingrijpen in de levensbeschouwing van mensen. Veel verder dan een intensiever en minder vrijblijvend inburgeringsbeleid en integratie-bevorderend onderwijs komen we niet. Is het daarom verstandig om de culturele verschillen en de daarmee samenhangende concrete integratieproblemen maar onder het tapijt te vegen? Integendeel: er is werk aan de winkel.

Jan van de Beek stelt in Migratiemagneet Nederland: ‘Het is onzin om mensen achteraf te willen integreren; de overheid kan beter vooraf selecteren op opleidingsniveau en culturele afstand.’ Dit betekent dat we toekomstige arbeidsmigranten bij voorkeur niet moeten werven in het Midden-Oosten, Noord-Afrika of delen van Sub-Sahara Afrika. En het betekent ook dat een drastische beperking van de asielinstroom, waarin juist deze herkomstgebieden dominant zijn, geboden is.

Dit laatste nog afgezien van andere overwegingen, zoals overbevolking en woningnood, die noodzaken tot beperking van de asielinstroom. Van de Beek ziet de tekortschietende integratie dus wel degelijk als een probleem, maar heeft geen fiducie in de mogelijkheden van een integratiebeleid. Voorkomen is beter dan genezen.

De immigratiecijfers rijzen de pan uit en dreigen de samenleving te ontwrichten. Daarom is periodieke rapportage van integratie-indicatoren dringender nodig dan ooit tevoren. Die rapportages zijn nodig om tegenwicht te bieden aan de – op gevestigde belangen en emoties gestoelde – weerstand tegen beperking van de immigratie.

De waarschuwing van Caldwell

Om het voorgaande in breder perspectief te plaatsen, terug naar de vraag waarmee we dit stuk begonnen: ‘Can Europe be the same with different people in it?’. Caldwell laat er in zijn conclusies geen twijfel over bestaan dat het antwoord op deze vraag ontkennend moet luiden. Hij eindigt zijn boek met de volgende passage:

‘Wanneer een onzekere, kneedbare, relativistische cultuur in contact komt met een cultuur die stevig verankerd is en zelfverzekerd en die gesterkt wordt door een gemeenschappelijke doctrine, is het over het algemeen de eerste die verandert om zich aan te passen bij de laatste.’

Als Caldwell hier gelijk heeft dan is dit een reden te meer om de immigratie uit Afrika en het Midden-Oosten aan banden te leggen.

Hans Roodenburg is econoom en gaf bij het Centraal Planbureau leiding aan onderzoek naar de economische gevolgen van immigratie. Hij publiceert sinds 2021 in Wynia’s Week over het Nederlandse immigratiebeleid. 

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!