Goed of slecht, de appende mens gaat nooit meer weg
In de roman La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer beschrijft een migrant het paradijselijke leven in Europa. Hij vertelt over hoe Europese ingezetenen in en uit kantoorgebouwen lopen, hoe ze in die gebouwen achter computers kruipen, toetsen inslaan op een toetsenbord en dan nog, de roman verscheen in 2012, om de zoveel tijd naar een muur lopen met een gat erin, alwaar ze na alweer het indrukken van enkele toetsen via een la contant geld krijgen toegeschoven.
Het perspectief van de migrant werkt humoristisch: in feite zegt hij – en wie weet de schrijver mét hem – dat een gerieflijk leven in Europa een kwestie is van de juiste toetsen indrukken. Onder zijn Afrikaanse gehoor groeit door dit verhaal de animo om de sprong naar Europa te wagen. Wie wil er niet naar een continent waar je toegang krijgt tot rijkdom, of in ieder geval een fijn salaris, door met de toppen van je vingers bepaalde toetsjes aan te raken?
Verslaggever van je eigen leven
Wat in 2012 gold, geldt in 2025 in verhevigde mate: het leven is een kwestie van toetsjes indrukken. Mensen die nu nog niet op WhatsApp zitten zijn doorgaans of armlastig (want geen telefoon) of extreem rijk dan wel geprivilegieerd (willen niet gestoord worden door app-berichten). De overgrote meerderheid daarentegen is een kluwen van ijverig tekst producerende mensen geworden, die wereldwijd honderden miljoenen WhatsApp-venstertjes per minuut vullen met hun gedachten, opmerkingen, observaties, grappen, ergernissen, waarschuwingen en liefdesbetuigingen.
Hedendaagse filosofen klagen niet voor niets steen en been dat de democratie aan het verzwakken is en er geen ‘gedeelde werkelijkheid’ meer bestaat. Met al dat maniakale intypen van tekst, door zo’n beetje iedereen, wordt de vraag ‘waar is het centrum van de civilisatie?’ ogenschijnlijk steeds lastiger te beantwoorden. Iedereen kan zichzelf, al tikkend, tot een klein centrumpje van een heel groot netwerk promoveren. Anders gezegd: iedereen wordt via WhatsApp verslaggever van zijn of haar eigen leven.
Wie stiekem wel eens meeleest met een app-conversatie, zoals ik in de Rotterdamse metro, komt erachter wat een veelvoud aan onderwerpen erop besproken wordt: van de kleur van gordijnen tot de knappe jongen bij een supermarktkassa tot de reden waarom een trainer van een voetbalclub wel of niet ontslagen moet worden.
Allemaal gesprekken die je vroeger misschien in de kroeg of in de aula van de middelbare school voerde, maar nu via een petieterig toetsenbordje tot stand komen. Hetgeen weer tot boekjes leidt als Filosofie van de kroeg van filosoof Hans Schnitzler, die wat hij ziet als de politieke neergang en toenemende polarisatie probeert terug te redeneren naar het verdwijnen van zoiets als de buurtkroeg.
Nodeloos cultuurpessimisme
Nu kun je eindeloos discussiëren over de indringendheid en effectiviteit van app-gesprekken, maar de gedachte, die bij Schnitzler leidend lijkt, dat appen iets ongezonds is, iets wat discontinuïteit en sociale kilte teweegbrengt, getuigt van nodeloos cultuurpessimisme. De rapporten waarin apps en app-platforms juist worden aanbevolen als een kostenefficiënte en bruikbare vervanging van veel duurdere face-to-face-zorg zijn niet aan te slepen. En grote fracties van politieke partijen krijgen via de app van hun woordvoerder dikwijls een kernzin-annex-boodschap doorgeseind, die ze in interviews dan zo letterlijk mogelijk moeten herhalen: om richting de kiezers eenheid en standvastigheid uit te dragen.
Dus ja, via de app worden werkelijkheden gefragmenteerd, maar vergis je niet: ook weer in elkaar gezet.
Essentiële ervaringen
Bij elke nieuwe technologie duiken er vrij snel vormen van cultuurkritiek op, (moralistische) verhalen over hoe die ons van onszelf en de omringende omgeving vervreemdt. Ook bij de doorbraak van WhatsApp hoor je al snel dat het medium ‘te indringend’ is en dat met de opkomst ervan de laatste beschermingsmuur van onze privacy wordt neergehaald. Vaak gaan die verhalen gepaard met aansprekende voorbeelden van mensen die zich na het weghalen van hun WhatsApp-account ‘herboren’ voelen, de warmte van hun verwaarloosde vrienden ‘herontdekken’ en nu eindelijk wél tijd hebben om hun kinderen bij het naar bed gaan voor te lezen.
Die voorbeelden van heilzaam afkicken zullen zeker bestaan, maar de diepere laag van nieuwe, digitale technologie is niet dat ze ons leven onmiddellijk positief of negatief beïnvloedt, maar dat ze de verantwoordelijkheid voor hoe ons leven in te richten – met hoeveel schermtijd? en hoeveel WhatsApp-contacten en -groepen? – bij de gebruikers neerlegt. En dat een bedrijf, in dit geval Meta van Mark Zuckerberg (die WhatsApp heeft overgenomen), feitelijk niets meer doet dan jou de superverleidelijke mogelijkheid bieden met een onbeperkt aantal mensen rechtstreeks gratis te communiceren, waar we daar in het SMS-tijdperk nog voor moesten betalen.
Maar wat cultuurpessimisten verder ook aan schadelijks zullen ontdekken: WhatsApp, of een nog geavanceerdere opvolger daarvan, zal niet meer weg te denken zijn uit de toekomst. En het hele idee dat je essentiële zaken ‘mist’ als je de godganse dag op je telefoon zit mag in sommige gevallen waar zijn, net zo waar is dat je via WhatsApp ook essentiële ervaringen kunt opdoen.
Zoals enkele van mijn vrienden, die meer dan tien uur vliegen van Nederland vandaan wonen, via de app verslag deden van de geboorte van hun kind, inclusief de spanning en de gevoelens die daarbij horen. Ineens ervoer ik hoe lang een WhatsApp-venstertje leeg kan blijven als de laatste zin ‘Er loopt iets niet goed, ik weet niet wat, vier verpleegsters komen aanrennen…’ is.
Telefoonloos experiment
De worsteling met nieuwe technologie neemt soms groteske vormen aan. De marxistische socioloog Willem Schinkel (Erasmus Universiteit) ziet WhatsApp, en de mobiele telefoon in z’n geheel, als iets satanisch. Het zijn, volgens hem dan, de verkapte instrumenten van grote bedrijven (lees: het grootkapitaal) die maar een doel hebben: greep op ons leven te krijgen, onze ziel te vercommercialiseren.
Als verzetsdaad en wetenschappelijk experiment ineen gooide hij zijn mobiele telefoon in de prullenbak. En schreef vervolgens een boekje over zijn ervaringen als telefoonloze burger annex werknemer, Aphonismen geheten (‘werpt licht op de absurditeit van elektronische communicatiesystemen’ – een good read).
Van verleiding naar verplichting
De verzetsdaad van Schinkel kwam echter in een ander daglicht te staan toen een medewerker van de Erasmus Universiteit, een ex-collega van mij, naar z’n voorhoofd wees bij de naam ‘Schinkel’, wetende wat de instelling allemaal voor extra capriolen moet uithalen om hem te bereiken met, bijvoorbeeld, informatie over roosters, roosterwijzigingen en andere zaken die relevant zijn voor zijn functioneren. ‘Die gast is gek’, zei hij. ‘Op het randje van asociaal.’
En dat terwijl Schinkel zijn verzetsdaad zelf juist voorstelt als een sociaal uiterst noodzakelijke actie tegen de oprukkende macht van big data in de perfide handen van Amerikaanse miljardairs als Zuckerberg en Musk.
Het Erasmus-voorbeeld laat zien dat de verleiding van WhatsApp misschien al stiekem een verplichting is geworden.
De grote vraag van de toekomst – en daar wijst Schinkel ons terecht op – is niet of we ooit nog zullen genezen van het veelvuldig beroeren van toetsenbordjes (nee), maar in welke handen de gegevens komen die we met z’n allen intikken. Zoals het er nu naar uitziet zal de Europese Unie haar uiterste best gaan doen om ‘ongezonde machtsconcentraties’ te voorkomen en haar wereldwijde leiderschap te bewijzen in wat de Unie, vindt zijzelf, het beste doet: reguleren!
Je hoeft geen helderziende te zijn om te voelen aankomen dat big tech in Amerika gaat botsen met de Brusselse bureaucratenklasse, met als consequentie, waarschuwt de kersverse vicepresident Vance, dat wanneer Amerikaanse platforms ‘stuk worden gereguleerd’ vanuit Europa de VS nog eens kritisch zal kijken naar de eigen invulling van het NAVO-bondgenootschap.
Dreigende taal.
Soms ook gewoon handig
Afsluitend valt te constateren dat de migrant uit de roman La Superba van Ilja Leonard Pfeijffer, die de westerse samenleving min of meer portretteert als een verzameling van hun lichaam losgezongen typemaniakken, een pregnant beeld van de onvermijdelijke toekomst geeft. Maar laten we alsjeblieft niet vergeten dat een appje sturen soms ook gewoon erg handig is. Toen ik via de app enkele vragen stelde over dit nog te schrijven verhaal, berichtte mijn hoofdredacteur:
‘Of het links of rechts is kan me niet schelen. (…) Wees historicus van je eigen tijd.’
Bij dezen.
Hans van Willigenburg (1963) is journalist, schrijver, dichter en podcastmaker. Zijn laatste boek is de interviewbundel ‘Vrijheidsvuur’.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!