Aversie tegen de islam voed je zó
‘Islamofobie’ is een bedrieglijk woord dat bijdraagt aan de weerzin tegen de islam.
Door therapeutisch handelen kun je verlost worden van een fobie, zo wil de overtuiging. In het geval van islamofobie betekent dit dat kafirs – niet-moslims, ongelovigen – praktisch nader kennis zouden dienen te maken met moslims en de concrete invulling die zij geven aan hun religieuze ideologie. Accepteer eens de uitnodiging om tijdens de ramadan na zonsondergang gezamenlijk van de iftar (maaltijd) te genieten. Bezoek – zoals politieagenten wordt (aan)bevolen – eens een moskee, ga op de knieën en luister naar de imam. Neem op de markt de gratis uitgedeelde koran aan, sla die thuis open en laat de geheiligde woorden tot je komen.
Het islamitisch geloof zou als het ware waardering afdwingen. Ongefundeerde angst voor de islam en de praktische uitwerking ervan zouden verdwijnen. Het woord islamofobie bedoelt nadrukkelijk scherpe randjes aan de religieuze ideologie en de praktische uitwerking ervan weg te vijlen én tikt per definitie de persoon met deze stoornis op de vingers. Wat let kafirs nog om de islam te omarmen, dan wel er op z’n minst waardering voor te krijgen?
Maar er is geen sprake van een ‘fobie’ aan de zijde van westerse kafirs. Hoe divers de islam ook mag worden geïnterpreteerd en gepraktiseerd, de wijze waarop deze religieuze ideologie invulling krijgt roept in westerse samenleving juist sterke gevoelens van weerzin op.
Immense bedreiging
Het lijkt mij gerechtvaardigd om van ‘islam-aversie’ te spreken, waarvan islamitische landen en islamitische gemeenschappen in westerse landen zélf de ‘infectiebron’ zijn. Het hameren op een tekortkoming bij kafirs is misplaatst.
Een rol van doorslaggevend belang spelen de – bijna twee dozijn – dictatoriale regimes in islamitische staten, de overrompelende ongelijkheid in welzijn en welvaart in die landen, de antiwesterse houding, de ernstige onderdrukking van meisjes en vrouwen, de verstikkende tradities, de remmende religieuze beperkingen op intellectuele ontplooiing, slecht onderwijs, terroristische aanslagen die door islamitisch gedachtegoed worden geschraagd, aanhoudende slavernij, de bittere noodzaak om te migreren naar westerse landen voor werk, onderwijs en (medische) zorg, het gebrek aan (industriële) innovaties, het ontbreken van vrijheid van meningsuiting, demonstratie en zelfkritiek, enzovoorts.
Van dit alles gaat een immense bedreiging uit, meer in het bijzonder doordat mensen uit de betreffende landen in grote getalen – miljoenen – in westerse landen zijn neergestreken. De immigranten en hun nazaten dragen de beeldvorming die er is ontstaan met zich mee. Dit mag een akelige ‘veralgemenisering’ zijn, maar dit is onvermijdelijk, temeer daar die beeldvorming een fikse feitelijke grondslag kent. Sla de studies van de Nederlandse socioloog Ruud Koopmans – hoogleraar aan de Humboldt Universiteit in Berlijn – er maar na, verzameld in onder meer in Het vervallen huis van de islam (2019).
Kortom, de beeldvorming wordt praktisch dagelijks krachtig bevestigd. Ondanks indrukwekkende prestaties van grote groepen islamitische migranten, maken moslimextremisten in veel Europese landen luidruchtig en te vaak ook op moorddadige wijze hun aanwezigheid kenbaar. Statistieken tonen bovendien aan dat er relatief vaak sprake is van betrokkenheid bij criminaliteit, van uitkeringsafhankelijkheid en van huiselijk geweld.
Waar praktiserende moslims in westerse samenlevingen menen teveel over één kam te worden geschoren – en spreken van ‘discriminatie’ en zelfs van ‘racisme’ – wreekt zich een kenmerk dat in de islamitische gelederen dominant is, namelijk een gebrek aan tegenspraak.
Richting de westerse wereld is die tegenspraak er volop. Geen gelegenheid wordt onbenut gelaten om gebruik te maken van vrijheden die in het land van herkomst onder druk staan of daar voor kafirs en kritische moslims überhaupt niet bestaan, zoals het recht op vrije meningsuiting en demonstratie.
Meer tegenspraak uit eigen gelederen
Wanneer je als moslim tegen polygamie, tegen gescheiden zwemlessen of het dragen van een boerka bent, dan zou dit luid en duidelijk moeten kunnen uitgedragen. Wanneer je meent dat kritiek op westerse aangelegenheden geuit kunnen worden, dan zouden ook kritische geluiden op eigen doen en laten toegestaan moeten zijn. De hand waarvan een vinger op westerse mankementen wordt gericht, kent nog vier vingers die op de eigen gelederen gericht kunnen en moeten worden. Luid en duidelijk.
Ook wanneer je voorstander bent van de mogelijkheid om het islamitische geloof opzij te schuiven, verneemt de kafir dat graag luid en duidelijk. De levensbedreigende kritiek die de schrijfster Lale Gül uit islamitische kring moet verstouwen – beschreven in haar boek Ik ben vrij (2024) – vereist sowieso meer, veel meer felle tegenspraak uit eigen gelederen. Zo niet, dan is het onvermijdelijk dat alom wordt gedacht dat in moslimkringen kennelijk het idee heerst dat Gül met de vele ernstige bedreigingen haar verdiende loon krijgt.
Recent betoogde de Turks-Nederlandse Trouw-columniste Emine Uğur dat de westerse moderniteit verrijkt zou kunnen worden door haar islamitische wereld. ‘Jullie hebben de Verlichting gebracht. Wetenschap. Industrie. Moderniteit’, schreef Uğur. ‘En nu gaan al die mensen die tot gisteren nog ondergeschikte figuranten waren gebruikmaken van diezelfde moderniteit om te zeggen dat jullie meningen achterhaald zijn en dat zij ook iets in te brengen hebben?’
Ondermijnd vertrouwen
Heeft de islamitische ideologie en praktijk de westerse samenlevingen ‘iets’ te bieden? Uğur mag hiervan overtuigd zijn, maar het is voor het overgrote deel van de westerse kafirs niets dan wensdenken van haar en haar geloofsgenoten. Het lijkt mij dat de bevindingen van de Franse politicoloog Dominique Moïsi ruimhartiger onderschreven worden: ‘[Een] systeem dat macht investeert in godsdienst kan geen vooruitgang boeken als heersende interpretatie van dat geloof zelf vijandig staat tegenover moderniteit en verandering’ (uit De geopolitiek van emotie, 2009).
Moslims menen dat zij als erflaters van hun islamitische beschaving waardevolle bijdragen kunnen leveren aan de westerse beschaving. Dit zal zónder gewelddadig handelen, zónder uitsluiting van vrouwen en mét onbelemmerde ruimte voor tegenspraak invoelbaar moeten worden gemaakt. Vooralsnog is dat vertrouwen aanhoudend ondermijnd of onvoldoende gestut door tastbare voorbeelden. Dit voedt islam-aversie.
Dr. Aart G. Broek is (historisch) socioloog en letterkundige.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Hartelijk dank!