Hit piece: niets is ‘kwaliteitskranten’ te gek als iemand aan hun dogma’s komt

WW Van Willigenburg 21 december 2024
Jan van de Beek (Beeld: Uitgeverij Blauwburgwal) en Simon Rozendaal (Beeld: Uitgeverij Atlas Contact)

Het is bijna een ijzeren wet geworden: alles wat in de VS aan nieuwe verschijnselen komt bovendrijven, zul je binnen de kortste keren ook in Nederland terugvinden. Dit lijkt ook te gelden voor een nieuw journalistiek genre dat steeds vaker in onze landelijke kranten opduikt, het zogenaamde hit piece.

De naam zegt het eigenlijk al. Een hit piece heeft als hoofddoel een bepaalde stem in het publieke debat te beschadigen. Of, liever nog, uit te schakelen. Zodat het debat over dat onderwerp, gezien vanuit het perspectief van de hit piece-auteur, voortaan zuiver gevoerd kan worden.

Met andere woorden: als de hit piece-journalist zich op glibberig terrein begeeft, zich verlaagt tot selectieve argumentatie dan wel openlijke verdachtmaking, kan hij of zij ’s avonds altijd nog voor de spiegel gaan staan en zeggen dat hij of zij, ondanks eventueel sluwe praktijken, ‘maatschappelijk verantwoord’ bezig is geweest, want het publieke debat heeft gevrijwaard van valse, kwaadwillende dan wel leugenachtige stemmen. Of dat in ieder geval heeft geprobeerd.

Machtspolitieke bijlslagen

Dat het hit piece in Amerika zijn oorsprong vindt, en niet in Duitsland, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk (ook landen met rijke, journalistieke culturen), is geen toeval. Uitgerekend in de VS is er sprake van een naar het morbide neigende polarisatie. Dat wil zeggen: een min of meer permanente strijd tussen wat daar de narrative en de counter-narrative wordt genoemd. Het hit piece is simpelweg een instrument om de narrative van een medium of bepaalde ideologie overeind te houden en de counter-narrative te verdelgen.

Het zou allemaal niet zo opzienbarend zijn als er sprake was van een vrij debat waarin opiniërende journalisten elkaar, desnoods onder de gordel, alle hoeken van het veld laten zien. (Laat duizend bloemen bloeien!). Maar het hit piece graaft een slag dieper. Het is erop gericht een onwelgevallige denkwijze tot non-valide te verklaren, juist als die denkwijze door iemand met kennis van zaken, indrukwekkende documentatie en overtuigingskracht naar voren wordt gebracht. Een hit piece richt de pijlen dus niet op de kruimelaars in de publieke pennenstrijd, maar op gezaghebbende auteurs, ofwel, de potentiële game changers die een gevaar vormen voor het heersende narrative. Het hit piece is, kortom, een ijskoud gemotiveerd, machtspolitiek fenomeen in het journalistieke landschap. Bedoeld als bijlslag, al komt het in de Nederlandse praktijk vaak niet verder dan het trekken van een klappertjespistool.

Een recent voorbeeld is natuurlijk de aanval in de Volkskrant op wiskundige en antropoloog Jan van de Beek, die met zijn boek Migratiemagneet Nederland degelijk onderbouwd een geheel ander licht werpt op immigratie en multiculturele samenleving. Nota bene de Volkskrant gaf hem in een interview met Remco Meijer de kans om zijn visie op immigratie en de maatschappelijke kosten op een samenhangende manier uiteen te zetten. In een enigszins gezond opinieklimaat zou je dat andere geluid verwelkomen, zoals de Volkskrant dat in eerste instantie ook leek te doen. Maar al snel ontstond in de waarschijnlijk jeugdige, meer activistische kringen van de krant alsnog onrust over dit counter narratieve geluid.

Begeleid en aangemoedigd door de opinieredactie van dezelfde krant poneerden migratie-onderzoeker Hein de Haas en migratie-historicus Leo Lucassen in hun kort daarna gepubliceerde hit piece dat er bij Van de Beek sprake was van ‘politieke stemmingmakerij’ en ‘selectief shoppen in de feiten’. In feite gooiden ze daarmee jarenlang opgebouwd en onomstreden cijfermateriaal in de vuilnisbak en poneerden ze geheel onbewezen – het stuk zat nota bene vol fouten en moest tot twee keer toe worden gerectificeerd – dat Van de Beek een niet-integere charlatan was. Een oordeel dat door hoofdeconoom van het CBS, Piet Hein van Mulligen, gretig op X werd overgenomen (hij maakte er zelfs het later ook door Schimmelpenninck rondgebazuinde ‘cherrypickende charlatan’ van). Waarna het CBS-kopstuk later, eveneens op X en op straffe van een ernstig conflict met zijn meerdere, bedremmeld moest toegeven dat ‘de bewoording ongepast was’ en het oordeel als geheel een misser (‘hoort niet bij mijn functie’).

Blanke schuld

De uitglijder van Van Mulligen, en de mitrailleurachtige bijval van Volkskrant-columnist Sander Schimmelpenninck, toont hoe beneveld mensen van zo’n hit piece kunnen raken. En hoe de belangen van instituties (denk aan universiteiten, onderzoeksinstituten, statistiekbureaus) gelinkt zijn aan het dominante narratief, in dit geval het narratief van een multiculturele samenleving die onderaan de streep hoe dan ook verrijkend is. Zo verrijkend zelfs dat als er problemen zijn met die prachtige samenleving de oplossing daarvan best wat mag kosten, zo schrijft althans het dominante cultuurrelativisme voor.

Want de blanke Nederlander heeft volgens deze denkschool een schuld uitstaan richting de rest van de wereld en is moreel verplicht invloeden van buitenaf als per definitie heilzaam, positief en gewenst te beschouwen. Dat Hein de Haas vrijwel elke culturele frictie onbesproken laat en migratie als een natuurverschijnsel presenteert, en immigratiebeperking vervolgens neerzet als een tegennatuurlijke ingreep op de organische loop der dingen, past bij uitstek in het gewenste narratief. En maakte hem kortstondig tot de lieveling van de talkshows.  

Minstens zo pikant als de aanval op Jan van de Beek was onlangs het stuk van wetenschapsredacteur Marcel aan de Brugh in NRC, gericht tegen nota bene de oprichter van diezelfde wetenschapsbijlage, misschien wel ’s lands bekendste wetenschapsjournalist: Simon Rozendaal. Met zijn bij uitgeverij Atlas Contact verschenen boek Paniek om niets (inmiddels derde druk) schetst de scheikundige Rozendaal de zijns inziens onterecht toenemende paniek over vervuiling in onze leefomgeving. Denk aan de consternatie rond PFAS. Rozendaals belangrijkste argument: metingen zijn de afgelopen decennia zo gigantisch veel gedetailleerder geworden (tot aan triljoensten toe) dat er, zie de boektitel, in vele dossiers ‘paniek om niets’ heerst. ‘In de eerste versie van het NRC-stuk stond niet eens dat ik chemicus ben,’ zegt Rozendaal verontwaardigd. ‘Als zoiets essentieels ontbreekt krijg je geen fijne eerste indruk wat betreft de intenties van zo’n artikel.’

Wat Rozendaal verder bevreemd heeft is dat de NRC-redacteur (‘ik ken hem persoonlijk, aardige vent verder’) nauwelijks op het centrale thema van zijn boek ingaat – namelijk die meetrevolutie – en maar liefst acht alinea’s inruimt voor allerlei sociaalpsychologisch bevindingen over de herkomst en de intensiteit van chemofobie (menselijke angst voor chemische stoffen). ‘Het komt erop neer,’ zegt Rozendaal, ‘dat hij rond een deelaspect van mijn boek een hele show opvoert en allerlei deskundigen aan het woord laat die kritiek op mij hebben. Dat levert een uiterst warrig stuk op. Lees het maar na.’

Het warrige is niet de enige irritatie bij Rozendaal, richting de NRC-redacteur. ‘Dat hij vervolgens ook nog mijn suggestie negeert om ter wille van de helderheid voortaan alles in procenten uit te drukken, is tekenend. Dan wil je dus kennelijk geen transparantie. En vind je het onwenselijk dat het grote publiek deze materie werkelijk kan volgen en kan zien om wat voor minieme hoeveelheden we het in deze discussie hebben. Hoe journalistiek ben je dan bezig?’

‘Klinkklare onzin!’

Als mega-ervaren journalist heeft Rozendaal toch zeker een intuïtie over waarom zijn boek Paniek om niets de toorn bij ex-collega’s heeft gewekt? ‘Ondanks dramatische verbeteringen verspreiden Trouw en NRC nog steeds het narratief dat onze leefomgeving wordt verpest. Dat het daar steeds slechter mee gaat. Klinkklare onzin! Ook in dit boek toon ik dat weer aan. En hekel ik daarom journalisten die aan de leiband lopen van een club als Greenpeace. Het zou me niet verbazen als dat werkt als een trigger voor Marcel aan de Brugh. Dit laatste is speculatie, maar wel een tamelijk veilige speculatie.’ En waarom dan die vrijages met clubs als Greenpeace? En de gevoeligheid als dat aan de kaak wordt gesteld? ‘De journalistiek van nu kiest het liefst voor de underdog, voor het kwetsbare, of wat zich presenteert als kwetsbaar.’ En de Volkskrant? ‘Daar valt het mee. Die hebben tenminste nog een deskundige en kritische wetenschapsjournalist in dienst, Maarten Keulemans.’

Diens aanwezigheid heeft overigens niet kunnen voorkomen dat Jan van de Beek door de Volkskrant op een zijns inziens ‘ongelofelijk trieste manier’ naar de slachtbank is geleid. Net als Rozendaal heeft hij contact gehad met een hit piece-scribent, NRC-redacteur Bart Hinke in zijn geval, die steeds bij hem terugkwam om bepaalde zaken geverifieerd te krijgen. ‘Die Hinke was zo onzeker over zijn eigen berekeningen dat hij mij bleef mailen met de vraag of wat hij beweerde echt wel klopte. Op dat moment lag ik in feite met mijn hoofd op de guillotine en vroeg de beul of ik het touwtje van de bijl even wilde vasthouden. Hoe kun je dat anders noemen dan schoolkrantniveau?’    

Het valt inderdaad op dat de hier besproken hit pieces behoren tot de categorie zigzaggend broddelwerk, ofwel krakkemikkig geschreven en inhoudelijk bij elkaar geshopt. Zichtbaar boven hun macht reikend pogen de hit piece-auteurs een denktrant te smoren omdat die niet zou sporen met het gewenste narratief. ‘Ik zie mogelijk een voordeel aan dit alles,’ zegt Rozendaal. ‘En dat is dat  matige hit pieces de naam “kwaliteitskrant” nog verder in diskrediet brengen. Ik heb na dat stuk van Aan de Brugh ook weinig reacties gekregen. Steeds minder mensen nemen de stukken in zo’n medium blijkbaar serieus, zeker in de veelal wetenschappelijke kringen waarin ik verkeer.’

Net als Rozendaal heeft Van de Beek de ervaring dat hit piece-auteurs contact met hem zochten om dingen te laten controleren (‘je werkt dus mee aan je eigen beschadiging’). Zijn verklaring voor het bedroevende niveau van de aanvallen is de karige betaling van jonge journalisten: ‘Met wat zij  verdienen kun je je oprecht afvragen of het lukt de echte slimmeriken binnen te halen.’ Wat de hit piece-auteurs aan talent ontberen, proberen ze zijns inziens te compenseren met hun morele rechtschapenheid: ‘Na dat interview met mij in De Volkskrant stroomden de lezersbrieven binnen. Met een reinigingsritueel – bestaande uit een pseudowetenschappelijk hit piece, oppervlakkige ad hominem-columns en hoofdredactionele bezweringen – werd er vervolgens alles aan gedaan die smet weer weg te wassen.’

Wetenschap als Heilige Schrift

Rozendaal, ook auteur van de klassieker Warme aarde, koel hoofd, ziet eenzelfde soort moreel fanatisme terrein winnen bij redacties: ‘Men klampt zich steeds meer vast aan wetenschap als zijnde de waarheid, gelijk een soort Heilige Schrift. Daarbij vergeten ze één heel belangrijke essentie: wetenschap is niet de waarheid, maar het zoeken naar de waarheid.’

Hans van Willigenburg (1963) is journalist, schrijver, dichter en podcastmaker. Zijn laatste boek is de interviewbundel ‘Vrijheidsvuur’.  

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!