Eduard Bomhoff: Ons onderwijs heeft een Elon Musk nodig
Stel je bent bestuurder van een groep scholen. Je verdient drie keer zo veel als een leraar, misschien zelfs meer dan de minister-president (dat is zestig van zulke bestuurders gelukt). Maar het aantal leerlingen dat zich volgend jaar en de jaren daarna gaan aanmelden, is onzeker. Dan doe je twee dingen.
Allereerst ben je heel voorzichtig met het opvullen van vacatures voor docenten, want je eerste prioriteit is een flinke reserve op de bank, zodat je eigen scholen nooit verlies maken. Dan maar een vierdaagse schoolweek en uitvallende lessen.
Ten tweede geef je prioriteit aan extra ‘ondersteuners’, niet voor de kinderen maar voor jouw stafbureau, om alle formulieren van de Inspectie van het Onderwijs correct in te vullen. Toen ik lang geleden leerling was op het Stedelijk Gymnasium in Leiden (opvolger van de Latijnse School waar Rembrandt leerde), had de rectrix, dr. Annemarie Smit, een conciërge, maar ik heb nooit iets gemerkt van een stafbureau. Dat is nu heel anders.
Gigantische overhead
De vereiste overhead is gigantisch toegenomen door de bureaucratische eisen van de inspectie en is te zwaar voor kleine, zelfstandige scholen. Dat het gymnasium in Leiden nog zelfstandig kan overleven, komt omdat de school zes keer zo veel leerlingen heeft als vijftig jaar geleden. Nu staan er 111 docenten plus 27 ‘ondersteunende’ functionarissen op de loonlijst.
Extreem is de zwerm van ‘ondersteunende’ medewerkers bij grote, gemengde scholengemeenschappen. In Utrecht bij voorbeeld heeft Scholengemeenschap Nuovo 302 ‘ondersteunende’ functionarissen op 856 docenten. Het jaarverslag 2023 van Nuovo meldt bovendien dat in dat ene jaar twee miljoen euro is uitgegeven aan externe adviseurs; 560.000 euro meer dan eigenlijk was begroot, maar zonder excuus voor de overschrijding.
We snappen dat scholen software nodig hebben voor hun lesmateriaal, voor toetsen die de leerlingen doen en voor het veilig opbergen van de resultaten van al hun toetsen. Daar zijn experts voor nodig. Maar daarmee komen we lang niet aan 302 ‘ondersteuners’.
Dat absurde aantal lijkt mij de zoveelste aanwijzing dat er in het lager en voortgezet onderwijs geen schaalvoordelen bestaan. Bij ziekenhuizen is er een legitieme afweging tussen de voordelen van grote ziekenhuizen – meer specialisatie, meer volume en dus hogere kwaliteit van de behandelingen – en de nadelen – grotere reistijd voor patiënten en bezoekers. Bij scholen zijn er alleen maar nadelen en daar is met de invoering van een lumpsum budgetsysteem nog het nadeel van overbetaalde en imperiumbouwende bestuurders bijgekomen.
Aan het eind van de coronapandemie beloofde het kabinet 8,5 miljard euro voor een ‘Nationaal Programma Onderwijs’ om de schade op te vangen. Uit de voorgangsrapportages over die 8,5 miljard blijkt dat de scholen veel extra geld hebben uitgegeven aan ‘instroom’, dat is dus aan reclame om meer leerlingen te krijgen. Dat helpt geen enkele vereenzaamde leerling. Als het gaat om grote aantallen leerlingen met psychische problemen dan wordt haast automatisch aangenomen dat de scholen nog meer ‘ondersteunend’ personeel moeten aantrekken.
Het alternatief om eenzame, sociaal bange en achterblijvende leerlingen te helpen, is een rijker schoolleven en meer extra’s. In het basisonderwijs sport, muziek en zwemmen weer alle ruimte geven. Mijn gymnasium organiseerde bijna ieder jaar een Rome-reis. Ik geloof niet dat het mbo veel doet in die richting. Hebben de ouders minder geld, betaal de schoolreis dan uit de 8,5 miljard. Of huur in het laagseizoen jeugdherbergen en goedkopere hotels af en organiseer daar werkweken.
Modieuze cursussen
Veel te veel van de 8,5 miljard is terechtgekomen bij dure adviseurs, onnodige extra ‘ondersteunende’ ambtenaren en bij modieuze cursussen voor de docenten. Neem bij de Universiteit Utrecht. Daar biedt de afdeling pedagogie voor het basis- en voortgezet onderwijs niet minder dan 45 korte cursussen aan, onder meer over ‘Burgerschap en educatie’. Allemaal vreselijk interessant, maar wat hebben de door de coronapandemie beschadigde leerlingen eraan? Wel, die hebben extra vrij, want de leraar is op cursus.
Meer focus op taal en rekenen in het basisonderwijs is cruciaal maar niet genoeg. Het docentencorps moet uitbreiden en verbeteren. Dat vereist hogere salarissen en vooral minder werkdruk door minder verplichte formulieren en verslagen. Het is niet alleen de inspectie die docenten bestookt met verplichte rapportages, er is ook de Stichting voor Leerplanontwikkeling (SLO). Die adviseert over de inhoud van de vakken, en heeft daar niet alleen vakdeskundigen voor in dienst, maar ook nog vijftien ‘communicatieadviseurs’.
Voor wiskunde, het vak waarin ik bevoegd ben, werken acht mensen aan de inhoud. Dat heeft geresulteerd in 98 leerdoelen alleen al voor rekenen in de eerste twee jaren van de basisschool. Om die correct te snappen, moeten leerkrachten ook nog een document van 119 pagina’s doorworstelen: ‘Definitieve conceptkerndoelen rekenen en wiskunde’.
Die 98 leerdoelen voor de zes- en zevenjarigen, en dan de 119 pagina’s voor hun leerkrachten dienen alleen maar om het bestaan van de acht ontwerpers voor ‘rekenen en wiskunde’ en de vijftien ‘communicatieadviseurs’ te rechtvaardigen. Wat een bureaucratische verspilling. We willen toch juist in de klas een ‘ouderwetse’ nadruk op rekenen en modieuze woke-onzin schrappen? Het leidt alleen maar af om in het wiskundeonderwijs ‘kerndoelen’ van burgerschap en democratisch besef in te brengen. Ontsla zeven van de acht wiskunde-ontwerpers en biedt ze een baan aan als leraar, ontsla alle vijftien ‘communicatieadviseurs’ en laat ze nuttig werk doen als leraar Nederlands. En laat de ene overgebleven wiskunde-ontwerper gewoon kort aangeven of het leermateriaal geschikt is om kinderen in de derde en vierde groep op weg te helpen.
De inspectie, de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO), de Voortgezet Onderwijs Raad (ook al weer 14 ‘communicatieadviseurs’), de Primair Onderwijs Raad en de Onderwijsraad vormen samen een bureaucratische verdedigingslinie waar minister en Kamerleden niet doorheen komen. Ex-onderwijsminister Dennis Wiersma weet er alles van.
Ik geef één voorbeeld uit een recent dubbelinterview met de voorzitters van de Voortgezet Onderwijs Raad en de Primair Onderwijs Raad, respectievelijk Henk Hagoort en Freddy Weima, op de site van het Nuffic. Het gaat over leerlingen die thuis geen Nederlands spreken en op school achterstand oplopen en gaan spijbelen. Een ernstig onderwerp, maar wat zeggen de twee voorzitters onder de kop ‘Meertaligheid niet problematiseren’: ‘Als je op een gekleurde school zit, Arabisch en Frans spreekt en je moet nog beter Nederlands leren, dan kijken mensen zorgelijk. We leven in een politiek klimaat [even een sneer naar Geert Wilders – EB] waarin meertaligheid geproblematiseerd wordt. Terwijl het juist een verrijking kan zijn.’
Slappe praat
Een typisch voorbeeld van slappe, gladde praat, waar niemand iets aan heeft. Maar zo praten honderden bestuurders en beleidsmedewerkers, braaf gesteund door hun tientallen ‘communicatieadviseurs’.
Hadden we hier maar een Elon Musk, om het zompige Haagse onderwijsmoeras droog te leggen. Of hebben we die, en zelfs in tweevoud? Als ik een suggestie mag doen: maak na de volgende Tweede Kamerverkiezingen Dennis Wiersma en Harm Beertema, oud-docent en voormalig onderwijswoordvoerder van de PVV, verantwoordelijk voor de gezondmaking van de opgeblazen onderwijsbureaucratie. Die verstikt de leraren die het échte werk moeten doen.
Eduard Bomhoff is oud-hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, Nyenrode en Monash University. In 2002 was hij vicepremier in het eerste kabinet-Balkenende. Op 25 november verscheen zijn nieuwe boek ‘Het Casinopensioen – en andere brandende kwesties.’ Het boek is overal te koop of te bestellen, zoals ook in de winkel van Wynia’s Week
Wynia’s Week verschijnt nu drie keer per week! De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!