Harrie Verbon: Voor het vermijden van bevolkingskrimp zijn minder immigranten nodig dan wordt gedacht

verbon
Het gewenste migratiesaldo ligt in Nederland veel lager dan het feitelijke migratiesaldo. Foto: Pexels.

Pieter Omtzigt – naar verluidt wil hij deze week zijn Haagse comeback maken – hield op 2 september de HJ Schoo-lezing. De NSC-aanvoerder waarschuwde dat Nederland ‘aan de vooravond staat van een razendsnelle demografische krimp’. Om die krimp te voorkomen, is immigratie nodig. Omdat ook in andere Europese landen het geboortecijfer is gedaald, moet die immigratie voornamelijk uit Afrika en delen van het Midden-Oosten komen. In Nederland zal het aantal inwoners afkomstig uit die landen daardoor voortdurend toenemen.  

Het leek alsof Omtzigt dat geen prettig vooruitzicht vond. Diverse commentatoren, waaronder in NRC de onvermijdelijke Leo Lucassen, concludeerden dat Omtzigt er racistische opvattingen op nahield. De Leidse hoogleraar beluisterde in diens woorden zelfs de zogeheten omvolkingstheorie. Maar Omtzigt probeerde alleen maar te zeggen dat er een dilemma speelt bij migratiebeleid, namelijk dat als we geen migranten toelaten, Nederland op den duur uitsterft.

Doemscenario

Waarom dat zo is, kunnen we laten zien aan de hand van een voorbeeld dat ook wordt gebruikt door Jan van de Beek, auteur van de bestseller Migratiemagneet Nederland.

Stel in een denkbeeldig land N gaat iedereen op 30-jarige leeftijd werken en met 60 jaar met pensioen. Vervolgens gaat iedereen precies op zijn 90-ste verjaardag dood. Ieder koppel krijgt in dit denkbeeldige land op 30-jarige leeftijd één kind en daar blijft het bij.

Het gevolg is dan dat iedere volgende generatie in omvang de helft is van de vorige generatie. Dat betekent dat er in ieder jaar tegenover één werkende twee ouderen staan. De verhouding van het aantal werkenden ten opzichte van het aantal ouderen noemen we het draagvlak. Die is in dit geval dus gelijk aan 0,5.

Wanneer de bevolkingsomvang iedere 30 jaar nog maar de helft is van de omvang van 30 jaar daarvoor, zal de bevolking van land N op den duur uitsterven. Dat is het doemscenario dat Pieter Omtzigt in de Schoo-lezing voor ogen had.

Demografische krimp betekent ook een relatieve toename van het aantal ouderen. Deze vergrijzing leidt tot hogere kosten voor pensioenen en gezondheidszorg. Kunnen we door middel van immigratie van mensen uit het Midden-Oosten en Afrika de stijgende kosten van de vergrijzing stoppen? Van de Beek schrijft in zijn boek dat er twee redenen zijn waarom dat niet zal lukken. Met de eerste reden ben ik het deels eens, met de tweede reden ben ik het in het geheel niet eens.

Laten we beginnen met de eerste reden. Volgens Van de Beek kosten arbeidsimmigranten uit het Midden-Oosten en Afrika de schatkist per saldo geld. Het is inderdaad een feit dat deze migranten een hoge uitkeringsafhankelijkheid kennen. Maar we kunnen hopen dat dit in de toekomst verbetert. Van de Beek blijkt die hoop niet te hebben. Ik ga er – misschien tegen beter weten in – vanuit dat immigranten zich perfect aanpassen aan de economische en morele sores van het gastland.

De tweede reden waarom immigratie volgens Van de Beek geen oplossing voor vergrijzing kan zijn, is dat ook immigranten oud worden. Zo ontstaat dus weer een nieuw vergrijzingsprobleem. Dat kun je, aldus Van de Beek, ook weer ‘oplossen’ met immigratie, maar je hebt daarvoor wel méér immigranten nodig dan bij de eerste ronde. Van de Beek schrijft dat dit lijkt ‘op een piramidespel, waarbij ook steeds meer nieuwe deelnemers nodig zijn om de piramide overeind te houden’.

Iedere 30 jaar een verdubbeling

We kunnen teruggrijpen naar ons voorbeeld van land N om deze redenering te begrijpen. Stel dat de regering van land N het draagvlak wil verhogen van 0,5 naar 2 en dat zij dit wil bereiken via immigratie van 30-jarigen. Als er oorspronkelijk 1 miljoen autochtone werkenden zijn, zijn er 2 miljoen autochtone ouderen. Er moeten dus 3 miljoen immigranten toegelaten worden om het draagvlak gelijk aan 2 te krijgen. Er zijn dan 4 miljoen werkenden.

Stel nu dat de immigranten ook maar één kind per koppel krijgen. Dan zijn er direct na de eerste immigranteninstroom 2 miljoen jongeren. Dertig jaar later zijn die 2 miljoen jongeren de werkenden, terwijl de 4 miljoen werkenden van dertig jaar daarvoor nu de ouderen zijn. Er moet dus opnieuw immigratie plaats vinden. Maar nu niet van 3 miljoen, maar van 6 miljoen mensen.

Zo verdubbelt iedere dertig jaar het aantal benodigde migranten. Als we aan dat concept vasthouden, is op een gegeven moment de hele wereldbevolking naar land N verhuisd. Je kunt dus de demografie van een land met een afnemende bevolking niet onbeperkt via immigratie naar je hand zetten.

Als je de structurele effecten van vergrijzing wilt tegengaan, moet je als land bereid zijn grote stromen immigranten toe te laten. Dat is niet realistisch, schreef ook migratie-expert Hein de Haas in 2023 in zijn boek Hoe migratie echt werkt. Van de Beek en De Haas – in veel opzichten elkaars tegenpolen – zijn het op dit punt dus eens. Toch denk ik dat ze te pessimistisch zijn. Wat klopt in de redenering van Van de Beek en De Haas is dat we niet door middel van beperkte migratie een soort geboortegolf kunnen opwekken. Die kunstmatige geboortegolf moet dan namelijk steeds groter worden.

Wat we echter wél kunnen bereiken via beperkte migratie is een stabilisatie van het draagvlak op een waarde van 1. Laat in het bovengenoemde voorbeeld in land N geen 3 miljoen, maar 1 miljoen migranten toe. Dan is het draagvlak gelijk aan 1 in plaats van 0,5. Als je iedere periode van 30 jaar 1 miljoen migranten toelaat, stabiliseert vervolgens ook de bevolking.

Autochtonen in de minderheid

De vraag is dan hoe je dit vertaalt naar de Nederlandse situatie. Uit berekeningen die ik in 2022 voor vakgenoten heb gemaakt, blijkt dat het gewenste aantal immigranten per saldo ligt tussen de 35.000 en 100.000, afhankelijk van het aantal kinderen per vrouw. Als men bedenkt dat in Nederland het migratiesaldo de afgelopen drie jaar ver boven de 100.000 heeft gelegen – in 2022 zelfs ruim boven de 200.000 – is in alle gevallen het gewenste migratiesaldo dus lager dan het feitelijke migratiesaldo.

Wat echter hoe dan ook blijft gelden, is dat als het beleidsdoel een stabiele bevolkingsomvang is, bij de huidige geboortecijfers het aandeel van de autochtone bevolking in de loop der tijd zal afnemen. Over honderd jaar zullen Nederlanders met een ‘migratieachtergrond’ dan de meerderheid vormen. De lezer moet zelf maar uitmaken of hij of zij daar blij mee is.

Harrie Verbonwas hoogleraar openbare financiën aan de Universiteit van Tilburg. 

De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. U maakt het als donateur mogelijk dat ons online magazine meer dan 150 keer per jaar verschijnt. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER. Alvast hartelijk dank!